100Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
Input // output
Renderend onder wijs
Om het financiële rendement van onderwijs te
schatten, maakt men vaak gebruik van de Min –
cer-vergelijking , die de relatie tussen loon, scho –
ling en ervaring beschrijft. Gebruikmakend van
voorgaande studies en nieuwe recente gegevens
van het CBS, schatten Hartog en Gerritsen het
rendement van onderwijs in de periode 1962–
2012. Hierin vertoonde het rendement een
U-vormig verloop met omstreeks 1980 als mini-
mum. Hartog en Gerritsen baseren hun interpre –
tatie op de ontwikkeling van het rendement op
de door Tinbergen geponeerde theorie van race
tussen scholing en technologie. Tinbergen bear –
gumenteerde in 1975 dat hoogopgeleiden meer winst halen uit nieuwe technologieën, waardoor
een technologische ontwikkeling de vraag naar
hoogopgeleiden vergroot en daarmee ook hun
loon. Als het aanbod van hoogopgeleiden ech
–
ter harder stijgt, dalen de lonen. De daling van
rendement tot de jaren tachtig schrijven de au –
teurs daarom toe aan een relatief sterke stijging
van scholing en daarmee het aanbod, terwijl ze
de stijging vanaf de jaren tachtig toeschrijven aan
relatieve stijging van technologische ontwikke –
lingen en daarmee de vraag.
Hartog, J. en S. Gerritsen (2016) Mincer earnings func-
tions for the Netherlands 1962–2012. CESifo Working
Paper, 5719.
Baankans en opleiding
In de arbeidseconomie neemt men vaak aan dat
een bepaalde baan eerder aan een hoger- dan een
lageropgeleide vergeven wordt. Verhaest et al. on –
derzochten deze aanname op basis van een veldex –
periment in Vlaanderen. Hierin stuurden ze telkens
twee sollicitanten voor dezelfde vacature waarbij
slechts een bachelordiploma vereist was. Het enige
verschil tussen de sollicitanten was dat de ene een
bachelordiploma had en de andere een masterdi-
ploma. Sollicitanten met een masterdiploma bleken
inderdaad ongeveer twintig procent meer kans te
maken op een baan. De auteurs zetten echter vraag –
tekens of masters inderdaad bachelors verdringen
op de arbeidsmarkt. Het positieve effect van een
masterdiploma bleek namelijk alleen wanneer de
vacature makkelijk te vullen was.
Verhaest, D., E. Bogaert, J. Dereymaeker et al. (2016) Crow-
ding out in the labour market. IZA Discussion Paper, 9654.
Top 1 procent
De toenemende sociale en econo-
mische ongelijkheid heeft de laat-
ste jaren steeds meer aandacht
gekregen in de media. Burkhau-
ser et al. brengen voor het eerst in
kaart hoe een hoger percentage
topinkomens het welzijn aantast.
Gebaseerd op vragenlijsten in 150
landen met elk 1.000 respondenten
en data over de inkomensverde-
ling, blijkt dat een hoger percenta-
ge topinkomens een negatief effect
heeft op het emotionele welzijn.
Respondenten in landen met ho-
gere topinkomens evalueren hun
leven negatiever en hebben vaak
te maken met slechtere emotionele
ervaringen.
Burkhauser, R.V., J.-E. De Neve en N.
Powdthavee (2016) Top incomes and hu-
man well-being around the world. CEP
Discussion Paper, 1400.
Minimumjeugdloon
Sinds afgelopen najaar staat een verhoging van het
minimumjeugdloon op de agenda. Van Vuuren en
Van Kampen onderzochten de effecten van minim –
umjeugdlonen op de jeugdwerkloosheid, gebruik –
makend van gegevens over werknemers en uurlonen
in 2013. Hierbij simuleerden de auteurs de effecten
van acht verschillende varianten van een verhoging
van het minimumjeugdloon. Uit de bestudeer –
de empirische studies blijkt dat werkgelegenheid
tussen 0 en 0,4 procent daalt wanneer het minim –
umjeugdloon stijgt met 1 procent. In het meeste
extreme geval verliezen daarmee 120.000 jongeren
hun baan, wat neer komt op 20 procent van de be –
roepsbevolking. Terwijl dat in het minst extreme
geval slechts 5.000 jongeren waren. Hierbij treft de
maatregel vooral de sector horeca, detailhandel en
grootwinkelbedrijven waar het loon vaak rond het
minimum zit.
Vuuren, D. van, en M. van Kempen (2015) Werkgelegen-
heidseffecten aanpassing wettelijk minimumjeugdloon.
CPB Notitie, 17 december.
Langdurige zorg
Steeds meer mannen komen terecht in de langdurige zorg.
In de periode 2010-2014 is het aantal mannen tussen 18 en
65 jaar gestegen van 36.700 naar 55.200. De sterke toena-
me omvat met name meer verstandelijke gehandicapten.
Het aantal vrouwen vanaf de 65 jaar is met 13.200 gedaald, maar is met 110.000 met uitstek de grootste groep in de
langdurige zorg. Dit laatste komt omdat vrouwen gemid-
deld ouder worden dan mannen. Het zijn daarom vooral
vrouwen met dementie die in de zorg terechtkomen.
CBS (2016) Steeds meer mannen in een zorginstelling. CBS Pers-
bericht, 18 januari.
55.200
werkzame mannen in de
langdurige zorg
ESB Input / output
101Jaargang 101 (4727) 4 februari 2016
Impliciete kennis
Kennis kan expliciet en impliciet zijn. Expliciete
kennis is makkelijk overdraagbaar en te verbaliseren,
zoals dat Amsterdam de hoofdstad is van Neder-
land of zoals de feiten die in deze ESB staan. Impli-
ciete kennis is in dit opzicht lastiger overdraagbaar
en verwerft men door ervaring op te doen, zoals het
berijden van een fiets of het leren van een taal. Chan
onderzocht hoe impliciete kennis de handelingen
van artsen in opleiding beïnvloedt, met gebruik van
een dataset over vijf jaar met ruim 200.000 observa –
ties. Hij bekeek teams van artsen die verschilden in
jaren ervaring , en dus in impliciete kennis. Hieruit
blijkt dat de handelswijze van artsen met meer er –
varing significant verschilt van die van artsen met
minder ervaring. Dit impliceert dat het aannemen
van hoger opgeleide artsen niet per se leidt tot bete –
re medische beslissingen.
Chan, D.C. (2016) Uncertainty, tacit knowledge, and practice
variation. NBER Working Paper, 21855.
Electorale prikkel
Een belangrijke taak van de overheid is om zo effi-
ciënt mogelijk publieke middelen te besteden.(al –
locate public resources) Een probleem hierbij is dat
politici vaak opnieuw gekozen worden, en daarom
geprikkeld kunnen worden om inefficiënte keuzes te
maken. Gebruikmakend van gegevens voor Brazilië
vinden Finan en Mazzocco dat gemiddeld 26 pro –
cent afwijkt van het budget van de optimale alloca –
tie. Hierna simuleerden de auteurs hoe een beperkte
zittingstermijn en een aangepast stemsysteem de
electorale prikkel tot inefficiëntie kan verminde –
ren. In het stemsysteem waarin publieke uitgaves
goedgekeurd moeten worden, verminderden de eco –
nomische verstoringen met 7,5 procent. Ook een
beperkte termijn verminderde de electorale prikkel,
maar verhoogde de corruptie waardoor de termijns-
verkorting uiteindelijk leidt tot een welvaartsverlies.
Finan, F. en M. Mazzocco (2016) Electoral incentives and the
allocation of public funds. NBER Working Paper, 21859.
Topvrouwen
Meer vrouwen in het bestuur zou
positief doorwerken op een ver-
beterde positie van vrouwen op
de werkvloer en een verhoging in
lonen en promotiekansen. Uit een
Zweeds onderzoek door Halldén
et al. blijkt dat deze redenering
niet opgaat. Een analyse van 822
observaties over vrouwelijke werk-
gever-werknemer-relaties uit 2010
toont aan dat vrouwen juist minder
verdienen wanneer ze werken voor
een vrouwelijke baas. Dit resultaat
gaat echter alleen op als de vrou-
welijke manager laag in de hiërar-
chie staat. Dit suggereert dat de
macht om beslissingen te nemen
een rol speelt.
Halldén, K., J. Säve-Söderbergh en A.
Rosen (2016) Immediate manager gen-
der and female wages. CESifo Working
Paper, 5700.
Rentestanden
Bikker et al. bekeken de Nederland-
se gegevens over spaarrekeningen
en deposito’s in de periode 2003–
2014 om de determinanten van
rentes vast te stellen. De rentes
bleken significant te correleren met
marktfactoren als inflatie, markt-
rente en volatiliteit. Spaarrentes
reageren hierbij minder sterk. De
verschillen in rentes tussen banken
blijken vooral te maken te hebben
met de grootte van een bank. Een
grotere bank heeft meer opties om
geld uit te lenen en kan too-big-to-
fail-staatssteun verwachten, waar-
door ze zich een lagere rente kan
veroorloven. Tot slot blijkt er een
negatief verband tussen krediet-
waardigheid en de rentestanden,
wat de auteurs voornamelijk toe-
schrijven aan de financiële crisis.
Bikker, J., D. Gerritsen en S. Schwillens
(2016) Competing for savings. DNB Wor-
king Paper, 493.
Vroeg informeren
Werkloosheid is een kostbaar probleem dat het be –
leid constant bezighoudt. Inzichten uit de gedrag –
seconomie bieden hiervoor goedkope oplossingen
om bijvoorbeeld iemand sneller aan het werk te
krijgen. Zo onderzochten Van Landeghem et al.
hoe een verplichte informatiesessie aan het begin
van de werkloosheid de baankans verhoogt. Met
een Vlaams veldexperiment met ruim 1.500 indivi-
duen kreeg de helft binnen een maand de verplichte
informatiesessie en de andere helft pas na vijf maan –
den. Uit het onderzoek blijkt dat deelnemers die de
informatiesessie na een maand kregen eerder een
baan vonden dan de andere groep. Dit effect was
vooral voor lageropgeleiden het sterkst. Van Lande –
ghem et al. concluderen dat het een kosteneffectief
beleidsinstrument is om snel contact met de werk –
lozen op te nemen en hen te informeren.
Van Landeghem, B., F. Cörvers en A. de Grip (2016) Is there
a rationale to contact the unemployed right from the start?
IZA Discussion Paper, 9627.
Peergroup-effect
In het onderwijs beschrijft het zogeheten peer –
group-effect hoe individuele prestaties door klas-
genoten worden bepaald. Voor een beleidsmaker
biedt dit inzicht de mogelijkheid om de totale
prestaties te verhogen door de samenstelling van
de klas te veranderen. Feld en Zölitz onderzochten
het peergroup-effect voor ruim 7.000 studenten
Economie aan de Universiteit Maastricht. Hieruit
komt naar voren dat goed presterende studenten
gemiddeld profiteren van betere klasgenoten, maar
laag presterende studenten zijn juist slechter af. Uit
studentenevaluaties blijkt dat het peergroup-effect
voortkomt uit een verbeterde groepsinteractie in
plaats van een verhoogde inspanning van docenten
of studenten. Dit bevestigt volgens de auteurs dat
prestaties kunnen worden verbeterd door de samen –
stelling van de klas te veranderen.
Feld, J. en U. Zölitz (2016) Understanding peer effects. ROA
Research Memorandum , 1.
Doorstroom
Acht op de tien vwo’ers die hun diploma behaalden in de
zomer van 2014, stroomden daarna direct door naar de uni-
versiteit. Twee jaar eerder was dit nog zeven op de tien. De
studenten gingen er minder vaak tussenuit om te werken
of te reizen. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan de vervanging van de basisbeurs door het leenstelsel. Scho-
lieren die in 2014 aan hun studie begonnen, waren immers
de laatste lichting die recht hadden op een basisbeurs. Met
een tussenjaar zouden ze die verliezen.
CBS (2016) Meer vwo’ers direct naar de universiteit.
CBS Persbe-
richt, 12 januari.
8
op de 10 vwo’ers
Input / output ESB