Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 3 2015

324Jaargang 100 (4711) 4 juni 2015
Input // output
Klant is koning
Ondernemers bepalen de prijs van hun product
doorgaans zelf. Er bestaan echter creatievere
manieren om prijzen te bepalen, waarbij niet
de ondernemer maar de klant de prijs vaststelt.
Krämer et al. experimenteerden met twee soor –
ten klantgedreven prijsmechanismes. Bij de ene
variant krijgt de klant het product ongeacht de
prijs hij biedt, bij de andere alleen als de gebo –
den prijs boven een drempelwaarde uitkomt.
Uit het experiment blijkt dat de variant zonder
drempel tot een lagere winstmarge leidt dan de
variant met een prijsdrempel, maar ook tot een hoger marktaandeel. De auteurs
beredeneren
dat de prijsdrempel de klanten strategischer
maakt. Ze stappen vaker over op de concurrent
waar de prijs wel zichtbaar is, terwijl zonder
prijsdrempel klanten vaker een ‘eerlijke’ prijs
betalen. De auteurs raden daarom aan om al –
leen bij hoge marginale kosten een prijsdrempel
te gebruiken.
Krämer, F., K.M. Schmidt, M. Spann en L. Stich (2015)
Delegating pricing power to customers: pay what you
want or name your own price. CEPR Discussion Paper,
10605.
Monetaire verruiming
Een manier om de economie weer op gang te helpen
is via een monetaire verruiming. Een centrale bank
koopt schuldpapieren op om zo de reële rente te ver –
lagen waardoor investeren en consumeren, ten op –
zichte van sparen, aantrekkelijk wordt. Wanneer de
verruiming echter niet permanent is – en dus in de
toekomst weer zal verkrappen – kunnen de inflatie-
verwachtingen zich daarop aanpassen. De reële rente
zal dan niet dalen en de economie belandt in een zo –
geheten liquiditeitsval. Van den End en Pattipeilohy
schatten op basis van balansen van centrale banken
uit 2007–2014 het effect van een monetaire ver –
ruiming op de inflatieverwachtingen. Hieruit blijkt
dat in Japan een uitbreiding van de bankreserves op
korte termijn de inflatieverwachtingen positief beïn –
vloedde, terwijl deze in de Verenigde Staten de infla –
tieverwachtingen negatief beïnvloedde. De auteurs
concluderen dat in het laatste geval monetaire verrui-
ming een negatief signaal afgaf, met een averechts ef-
fect als gevolg. In de Europese Unie had het opkopen
van schuldpapieren geen significant effect.
End, J.W. van den, en C. Pattipeilohy (2015) Central bank ba-
lance sheet policies and inflation expectations. DNB Working
Paper, 473 .
Brochures
Altman et al. deden een veldexpe-
riment op de Duitse arbeidsmarkt
om het effect te onderzoeken van
doelgerichte informatievoorzie-
ning op de vooruitzichten van
werkzoekenden. Een interventie-
groep kreeg brochures met uitleg
over het zoeken van werk en de
consequenties van werkloosheid
voorgelegd. De brochures bleken
te leiden tot hogere baankansen
en lonen. Dit gold echter vaker
voor werkzoekenden met een hoog
risico om voor lange tijd werkloos
te zijn. Gezien de relatief lage kos-
ten van brochures, concluderen de
auteurs dat doelgerichte informa-
tievoorziening een kosteneffectief
instrument is tegen werkloosheid.
Altman, S., A. Falk, S. Jäger en F. Zimmer-
man (2015) Learning about job search: a
field experiment with job seekers in Ger-
many. CESifo Working Paper, 5355.
Agentschappen
KNMI, Rijkswaterstaat en de Nederlandse Voed –
sel- en Warenautoriteit: het zijn voorbeelden van
zogeheten agentschappen, ofwel organisaties die
onder een ministerie vallen, maar dan met een ei-
gen budget, een eigen directie en enige vorm van
autonomie. Zoals bij elke organisatie, gelden ook
binnen agentschappen principaal-agentrelaties. In
dit geval beslist het agentschap als principaal op ba –
sis van zijn budget welke opdrachten hij de agenten
laat uitvoeren. Schinkel et al. modelleren hoe de
omvang van het budget het type opdracht – zoals
de complexiteit en de impact op de samenleving
– binnen een agentschap beïnvloedt. Hoewel het
voornaamste doel van een agentschap welvaartsver –
groting is, hecht de principaal ook waarde aan het
imago van het agentschap. De principaal investeert
te veel in complexe opdrachten en te weinig in sim –
pelere taken. Dit kan een reden zijn voor overheden
om autonomie van agentschappen te verkleinen.
Schinkel, M.J., L. Tóth en J. Tuinstra (2015) Discretionary au-
thority and prioritizing in government agencies. ACLE Wor-
king paper, 2014(06).
Vrachttreinen
Om de prestaties van het goederenvervoer te meten,
hanteert men vaak de meeteenheid ‘ladingtonkilome-
ter’. Dit staat gelijk aan een ton kilogram vervoerd per
kilometer. In 2014 vervoerden de Nederlandse vracht-
treinen in totaal 5420 miljoen ladingtonkilometer. Dit betrof voor een kwart goederen met Nederland als be-
stemming; de rest van de goederen ging naar het bui-
tenland, met Duitsland als belangrijkst bestemming
CBS (2015) Spoorvervoer; goederenvervoer over Nederlands spoor,
aan- en afvoer, landen. CBS Statline, 27 mei.
5420
miljoen ladingtonkilometer
ESB Input / output

325Jaargang 100 (4711) 4 juni 2015
Voor wat hoort wat
Corruptie wordt vaak gedefinieerd als misbruik van
een machtspositie voor eigen gewin. Het is echter
niet altijd even duidelijk wat het gewin precies is.
Murray et al. wijzen op het fenomeen van ‘voor wat
hoort wat’: je verleent een gunst zonder daarvoor
direct iets terug te krijgen. Om dit fenomeen te
onderzoeken zetten Murray et al. een laboratorium –
experiment op met verschillende rondes waarin
steeds iemand (de gever) een geldsom geeft aan een
van drie andere deelnemers (een ontvanger), die
verschillen in mate van productiviteit. Hoe pro –
ductiever de ontvanger, hoe meer de diverse deel –
nemers van de groep krijgen. In de volgende ronde
is de ontvanger de gever, waarna de andere drie
deelnemers een productiviteit krijgen toegewezen.
Vaak blijken twee deelnemers elkaar rondenlang
het geld toe te spelen, ten koste van de andere twee
deelnemers. Dit impliceert volgens de auteurs dat
preventie van inefficiënte groepsvorming corruptie
kan helpen voorkomen.
Murray, C.K., P. Frijters en M. Vorster (2015) Give and you
shall receive: the emergence of welfare-reducing reciprocity.
IZA Discussion Paper, 9010.
Prijsvorming
Hoe beïnvloedt de manier van
prijszetting de mate van collusie
binnen een duopolie? Ter beant-
woording van deze vraag ontwik-
kelde Dijkstra een model met of-
wel een prijsleider die de prijs als
eerste vaststelt, ofwel gelijktijdige
bepaling van de prijzen. Op basis
hiervan voerde Dijkstra een labo-
ratoriumexperiment uit waarin
steeds twee proefpersonen tege-
lijk of na elkaar de prijs kiezen. Bij
een gelijktijdige bepaling van de
prijzen kwam collusie het vaakst
voor wanneer de marktaandelen
gelijk zijn. Wanneer de proefperso –
nen na elkaar kozen kwam collusie
het vaakst voor wanneer degene
die als tweede de prijs bepaalt het
hoogste marktaandeel heeft.
Dijkstra, P.T. (2015) Price leadership and
unequal market sharing: collusion in
experimental markets. SOM Research
Report, 15(005-EEF).
Durfkapitaal
Da Rin en Penas onderzochten de
verschillen tussen bedrijven gefi-
nancierd met en zonder durfkapi-
taal. Ze analyseerden ruim 10.000
innovatieve bedrijven uit Neder-
land waarvan een deel gefinan-
cierd werd door durfkapitaal. Hier-
uit blijkt dat zulke bedrijven meer
nadruk leggen op innovatie, ze
investeren zelf meer in onderzoek
en kopen eerder patenten op. De
auteurs suggereren dat de strenge
voorwaarden van durfkapitalisten
de bedrijven onder druk zetten om
snel te innoveren en daarmee re-
sultaat te halen.
Da Rin, M. en M.F. Penas (2015) Venture
capital and innovation strategies. Cen-
tEr Discussion Paper , 2015(028).
Investeringen
De kredietcrisis van 2008 bracht het gemiddelde
percentage van de investeringen in de OESO-lan –
den, ofwel de verhouding van investeringen ten op –
zichte van het bbp, terug tot het laagste niveau sinds
de Tweede Wereldoorlog. Het Centraal Planbureau
bestudeerde de ontwikkelingen van de investerin –
gen in de periode 1995–2013.Hieruit blijkt dat de
terug val vooral toe te schrijven is aan de investerin –
gen gerelateerd aan bedrijven en woningen, samen
goed voor tachtig procent van het bbp. Hoewel de
investeringen weer zullen groeien met de economie,
zal het optimale niveau lager zijn dan voor de kre –
dietcrisis. Verder blijkt dat investeringen in onder –
wijs en onderzoek goed waren voor een kwart van
de groei van de arbeidsproductiviteit. Deze investe –
ringen zouden daarom op lange termijn de econo –
mische groei significant kunnen verhogen.
CPB (2015) Investment in the OECD: Pre- and post-crisis de-
velopments. CPB Communication, 19 mei.
Onder druk
Mannen zijn competitiever dan vrouwen. Omdat
competities vaak stressvolle activiteiten zijn, zou
stressgevoeligheid van een persoon dit verschil
wellicht helpen verklaren. Buser et al. bestuderen
deze relatie aan de hand van twee laboratoriumex –
perimenten. In het eerste losten deelnemers in drie
rondes rekensommen op bij vrije dan wel verplichte
competitie. Uit het speeksel van deelnemers bleek
dat er geen verschil is in stressgevoeligheid tussen
mannen en vrouwen. Om stress van buitenaf na te
bootsen moesten de deelnemers in het tweede expe –
riment na de eerste ronde hun hand in een bak met
ijswater onderdompelen. Wederom bleek dat vrou –
wen niet stressgevoeliger waren dan mannen. De
auteurs concluderen daarom dat stressgevoeligheid
niet de oorzaak is van het verschil in competitiviteit
tussen mannen en vrouwen.
Buser, T., A. Dreber en J. Mollerstrom (2015) Stress reactions
cannot explain the gender gap in willingsness to compete.
Tinbergen Discussion Paper , 2015(059).
Werkloosheid
In het eerste kwartaal van 2015 bedroeg het aantal werklo –
zen 664.000. 78.000 hiervan hadden een hbo- danwel wo-
bachelordiploma. Er waren 69.000 werklozen met havo of
vwo als hoogst genoten opleiding en 44.000 met een af-
geronde master of promotietraject. De verschillen tussen enerzijds bachelors en en anderzijds masters en doctors
zijn relatief echter nagenoeg hetzelfde, met een werkloos-
heid rond de vier procent. Van degenen met maximaal een
havo- of vwo-diploma was acht procent werkloos.
CBS(2015)
Arbeidsdeelname; onderwijsniveau. CBS Statline, 22
mei.
78.000
werkloze bachelors
Circulaire economie
Wanneer af val na een productieproces opnieuw
gebruikt wordt, ontstaat er een zogeheten circu –
laire economie. Binnen een circulaire economie
zijn voor productie minder grondstoffen nodig.
Plantaardig af val, het bijproduct van landbouw,
kan bijvoorbeeld een nieuw leven leiden als com –
post. Smits en Linderhof beschrijven op basis van
verschillende casussen meerdere innovatieve voor –
beelden in de landbouw om af val te hergebruiken.
Zo bestaan er bedrijven – vaak aangespoord door
wetgeving en subsidie – die koffiedik, eendenkroos
of de warmte van de mestvergister gebruiken of ver –
kopen aan een ander bedrijf. Hoewel deze activitei-
ten inderdaad een positief ecologisch effect hebben,
waarschuwen de auteurs voor een perverse prikkel,
namelijk tot meer af valproductie.
Smits, M. en V. Linderhof (2015) Circulaire economie in de
landbouw. Lei Research Report, 14(119).
Input / output ESB

Auteur