Mannen verdienen in Nederland gemiddeld meer dan vrouwen en vaak wordt dat toegewezen aan de geboorte van kinderen. Welke invloed heeft het krijgen van kinderen op het inkomen?
In het kort
– Het inkomen van Nederlandse moeders daalt gemiddeld 46 procent na de geboorte van een kind, dat van vaders daalt niet.
– De daling is minder sterk bij hoogopgeleide moeders, vrouw-vrouwkoppels en werknemers in de (semi)publieke sector.
– De grootste bijdrage aan de daling komt doordat het aantal gewerkte uren van moeders afneemt.
Ondanks dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland hoog is, is het verschil in inkomen tussen mannen en vrouwen een van de grootste in de OESO-landen (OESO, 2019). Een mogelijke verklaring voor deze paradox is dat veel vrouwen in deeltijd werken, vooral na de geboorte van het eerste kind. In dit artikel onderzoeken we het effect van de geboorte van een kind op het inkomen van vrouwen en mannen, de zogenaamde child penalty.
De child penalty is het effect van de komst van kinderen op het inkomen van moeders en vaders, ten opzichte van het inkomen dat ze naar verwachting zouden hebben gehad als ze geen kinderen hadden gekregen. Het hebben van een lager inkomen na het krijgen van kinderen hoeft uiteraard geen penalty (straf) te zijn. Child penalty is echter een gebruikelijke term binnen de economische wetenschappelijke literatuur. De term omschrijft de effecten van de komst van kinderen op het inkomen, onafhankelijk van wat de onderliggende reden is van de daling in inkomen.
Dit artikel bouwt voort op Adema et al. (2019) en Rellstab (2020). Ten opzichte van deze studies bepalen we in dit artikel ook de child penalty voor verschillende subgroepen van de bevolking.
Methode
We volgen de aanpak van Kleven et al. (2019a) en gebruiken een event-study-methode om de child penalty in te schatten. Mensen die kinderen krijgen, verschillen van hen die geen kinderen krijgen. Dit betekent dat we niet zomaar het inkomen van mensen met kinderen kunnen vergelijken met het inkomen van mensen zonder kinderen om het effect van het krijgen van kinderen te analyseren. Bij de event-study-methode kijken we daarom naar het moment waarop ouders een kind krijgen. De gedachte is dat als het krijgen van kinderen tot een aanzienlijke inkomensverlaging leidt, en als er op dat moment geen veranderingen in andere inkomensdeterminanten zijn, dat we dan de discontinuïteit in het inkomen kunnen toeschrijven aan de komst van het kind.
Deze schatting voeren we voor beide ouders afzonderlijk uit, en daarbij kijken we naar de ontwikkeling qua inkomen en andere arbeidsmarktuitkomsten na het krijgen van een kind. We nemen drie jaar voor de geboorte van het kind als referentiepunt, omdat de data anticipatie-effecten laten zien vóór de geboorte van het kind, en corrigeren voor tijd en leeftijd met dummy’s.
Met de resultaten van de schatting berekenen we vervolgens de child penalty van moeders en vaders, en het verschil tussen die twee child penalty’s. Dat laatste geeft inzicht in hoe verschillend de inkomens van mannen en vrouwen zich ontwikkelen na het krijgen van een kind.
Data
Omdat we observaties van zowel de jaren voor als na de geboorte nodig hebben, stelt het schatten van de child penalty behoorlijk wat eisen aan de data. We richten ons op ouders die we gedurende twaalf jaar continu observeren. Omdat onze belangrijkste variabelen beschikbaar zijn van 2001 tot 2016, selecteren we ouders die een eerste kind hebben gekregen tussen 2005 en 2009, en die toen tussen de 25 en de 45 jaar oud waren. Onze populatie omvat 1.125.750 ouders.
De child penalty in Nederland
Figuur 1 presenteert de resultaten voor vier verschillende arbeidsmarktuitkomsten: het inkomen (linksboven) en de onderdelen participatie, gewerkte uren en het uurloon.
Het gemiddelde inkomen van vrouwen daalt sterk in de eerste twee jaar na de geboorte van het eerste kind, en wordt in de eerste zeven jaar na de geboorte niet kleiner. De geschatte child penalty op het inkomen is na zeven jaar gelijk aan 46 procent voor moeders en 0 procent voor vaders. Dit betekent dat het inkomen van moeders gemiddeld met 46 procent daalt na de komst van een kind, ten opzichte van het inkomen dat ze naar verwachting zouden hebben gehad als ze geen kinderen hadden gekregen. Het inkomen van vaders wordt niet beïnvloed door de geboorte van een kind. De 46 procent is een wat groter effect dan de 39 procent van Adema et al. (2019), die net andere gegevens gebruikt, en vergelijkbaar met dat van Rellstab (2020).
Ten opzichte van andere landen is de child penalty in Nederland relatief hoog. Kleven et al. (2019b) berekenen de relatieve child penalty voor verschillende landen (Denemarken, Zweden, Duitsland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) en vinden dat de relatieve child penalty varieert tussen 21 procent voor Denemarken en 61 procent voor Duitsland. Met de geschatte 46 procent staat Nederland op plek vijf, boven Oostenrijk en Duitsland waar de child penalty hoger is, maar onder Denemarken, Zweden, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waar deze lager is.
De inkomensdaling kan komen doordat vrouwen die een eerste kind krijgen minder gaan werken, minder uren gaan werken of minder gaan verdienen (figuur 1). In Nederland blijkt vooral de daling van het aantal gewerkte uren belangrijk (de getoonde afname omvat ook vrouwen die hun gewerkte uren naar nul terugbrengen). De daling van de arbeidsparticipatie en het uurloon zijn relatief beperkt ten opzichte van de daling in uren. Interessant is dat Kleven et al. (2019a) concluderen dat in Denemarken alle drie de marges ongeveer een gelijke rol spelen. Een eventuele verklaring voor deze bevindingen aangaande Nederland zijn de mogelijkheden tot deeltijdwerk, en het feit dat deeltijdwerk hier veel voorkomt (IBO deeltijdwerk, 2019).
Heterogeniteit in child penalty
De child penalty verschilt tussen de groepen als gevolg van meerdere factoren, zoals de verschillen in sociaal-economische achtergrond of gendernormen. We behandelen enkele verschillen tussen subgroepen die kunnen wijzen op de rol van sociaal-economische achtergrond en gendernormen. Deze verschillen zijn vooral beschrijvend en kunnen niet als causaal worden geïnterpreteerd. Dit omdat de diverse dimensies waar we afzonderlijk naar kijken met elkaar gecorreleerd zijn (bijvoorbeeld migratieachtergrond en onderwijsniveau), en omdat er sprake kan zijn van omgekeerde causaliteit – sommige van de onderzochte dimensies kunnen een gevolg zijn van de geboorte van een kind (bijvoorbeeld de keuze voor de sector waarin iemand werkt).
Figuur 2 toont de child penalty voor moeders wat betreft verschillende subgroepen van de bevolking. Ten eerste verschilt de child penalty naar migratieachtergrond. Vrouwen zonder migratieachtergrond en vrouwen met een Marokkaanse of Turkse migratieachtergrond hebben een veel hogere child penalty dan de andere groepen.
Ten tweede is de child penalty voor hoogopgeleide moeders veel lager. Ook vrouw-vrouwkoppels hebben een lagere child penalty. Mogelijk is dit het gevolg van een databeperking; ons is namelijk niet bekend welke vrouw de biologische moeder is, al laten Stückradt et al. (2020) zien dat de daling van het inkomen na de geboorte van een kind ook voor de biologische moeders in vrouw-vrouwkoppels minder sterk is dan voor de moeders in vrouw-mankoppels.
Ten derde zien we dat de child penalty kleiner is voor werknemers in de (semi)publieke sector. Dit kan komen door de kenmerken van mensen die in die sectoren werken, maar ook door gezinsvriendelijkere werkomgevingen, zowel wat betreft gendernormen als regelingen (zoals de vergoeding bij ouderschapsverlof).
Ten slotte toont figuur 3 de geografische variatie van de child penalty. De linkerfiguur laat de child penalty van moeders per gemeente zien, en de rechterfiguur toont het aandeel mensen die minstens één keer per maand een religieuze dienst bezoeken als indicator van religieuze betrokkenheid (Schmeets, 2016). Er is een duidelijke positieve correlatie te zien tussen de hoogte van de child penalty en religieuze betrokkenheid. Dit kan door meerdere factoren veroorzaakt worden. Een mogelijke interpretatie is dat religieuze betrokkenheid vaak samengaat met traditionelere gendernormen en dat dat effect heeft op de child penalty.
Conclusie
De child penalty voor Nederlandse moeders is aanzienlijk. Dat werpt de vraag op of de mogelijkheid van deeltijdwerk en gendernormen een opstuwend effect hebben op de hoogte van de child penalty. Daarnaast kan ook overheidsbeleid effect hebben op de child penalty. Andresen en Nix (2020) laten bijvoorbeeld zien dat de uitbreiding van het kinderopvangbeleid in Noorwegen samenging met een lagere child penalty. Kleven et al. (2020) vinden echter geen effect van een grote uitbreiding van de kinderopvang in Oostenrijk op de child penalty. Het is daarom belangrijk hier in de Nederlandse context naar te kijken.
Literatuur
Adema, Y., K. Folmer, S. Rabaté et al. (2019) Arbeidsparticipatie, gewerkte uren en economische zelfstandigheid van vrouwen. CPB Notitie, september.
Andresen, M.E. en E. Nix (2020) What causes the child penalty? Evidence from same sex couples and policy reforms. Statistics Norway Discussion Paper, 902. Te vinden op www.econstor.eu.
IBO Deeltijdwerk (2019) De(el)tijd zal het leren: van analyse naar beleid over deeltijd. Ministerie van Financiën, Rapport, september. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Kleven, H., C. Landais en J.E. Søgaard (2019a) Children and gender inequality: evidence from Denmark. American Economic Journal: Applied Economics, 11(4), 181–209.
Kleven, H., C. Landais, J. Posch, et al. (2020) Do family policies reduce gender inequality? Evidence from 60 years of policy experimentation. NBER working paper 28082.
Kleven, H., C. Landais, J. Posch et al. (2019b) Child penalties across countries: evidence and explanations. AEA Papers and Proceedings, 109, 122–126.
OESO (2019) Part-time and partly equal: gender and work in the Netherlands. Parijs: OECD Publishing.
Rellstab, S. (2020) Can gender norms explain the child penalty. In: Balancing paid work and unpaid care over the lifecycle. Proefschrift. Erasmus School of Economics, Erasmus Universiteit, hoofdstuk 3.
Schmeets, H. (2016) De religieuze kaart van Nederland, 2010–2015. CBS Paper, december.
Stückradt, K., R. van Gaalen en E. Jaspers (2020) Lesbische ouders maken vaker beide carrière. ESB Kort, 13 augustus.