Ga direct naar de content

Industrieel reveil?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 9 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Industrieel reveil?
Er gaat haast geen dag voorbij of men vindt in kranten
en tijdschriften overvloedig materiaal dat de slechte gang
van zaken in de Nederlandse economie illustreert. De
werkloosheid loopt maar op, de groei is haast verdwenen,
de betalingsbalans baart zorgen, milieubehoud en
energievoorziening zijn niet veilig en zowel bedrijven als
gezinnen als de overheid schijnen er steeds moeilijker in te
slagen de eindjes aan elkaar te knopen; kortom, de
economie zit in het slop.
Ernstiger nog dan deze impasse, die immers van voorbijgaande aard zou kunnen zijn, is het ontbreken
van zicht o p verbetering. Zowel bij regering als politieke
partijen, bij vakbonden, bedrijven en particulieren lijkt de
moed in de schoenen gezakt. In plaats van initiatief o m de
malaise te doorbreken is er een vastklampen aan
ingenomen standpunten en posities. In plaats van aanpassing aanveranderingen zijner weerstand en verstarring. De
arbeidsmarkt werkt steeds stroever, de inkomensverhoudingen zijn gefixeerd, allerlei groeperingen betwisten
elkaar de voorrang voor hun conflicterende claims,
bureaucratiseringen vertraging van besluitvorming nemen
hand over hand toe. Stabiliteit en continuïteit van de
economie staan o p het spel.
De plaats waar de gesignaleerde malaise zich misschien
wel het duidelijkst heeft gemanifesteerd is de sector van de
industrie. De industriële sector als geheel is in d e laatste
vijf à tien jaar steeds minder in staat geweest zich aan de
structurele economische veranderingen aan te passen. Het
marktaandeel van Nederlandse produkten o p buitenlandse
markten is gedaald, terwijl ook in het binnenland terrein
moest worden prijsgegeven. In onvoldoende mate kwamen daar nieuwe produkten en nieuwe markten voor in de
plaats. Bovendien is de industrie in een steeds ongunstiger
daglicht komen te staan. O p het gebied van milieu en
ruimtelijke ordening en wat betreft de kwaliteit en
continuïteit van de werkgelegenheid konden grote delen
van de industrie niet aande hoger wordendeeisen van velen
voldoen. Het imago van de industrie isdaardoor bijna even
snel gekelderd als haar financiële positie.
Mede onder invloed van deze factoren is de werkgelegenheidsontwikkeling in de industrie in belangrijke
mate achtergebleven bij de ontwikkeling van het arbeidsaanbod. De groei van de werkgelegenheid in de tertiaire
en kwartaire sfeer onttrok de ernst van deze tendens lange
tijd aan het oog, maar het begint nu toch steeds duidelijker
te worden dat de hoop o p volledige werkgelegenheid niet
langer uitsluitend daarop kan worden gebaseerd en dat
een bloeiende dienstensector alleen mogelijk is in symbiose met een krachtige industrie. Om de doelstellingen
van economische politiek te realiseren moet dan ook aan
de afbraak van d e industrie zo snel mogelijk een einde
worden gemaakt. Nieuwe impulsen zijn nodig om de verstarring te doorbreken en een aanpassing tot stand te
brengen.
Dat is dan ook precies de bedoeling van rapport nr. 18
van de Wetenschappelijke Raad voor het Regenngsbeleid. Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie is
een poging om in ons land een herindustrialisatie o p gang
te brengen door het aanzwengelen en stimuleren van
kansrijke activiteiten die aan de eisen van de tijd (b.v. o p
het gebied van milieu en energie) zijn aangepast. Additionele, gerichte investeringen zullen moeten leiden tot een
jaarlijkse groei van de toegevoegde waarde van bedrijven
met 3,5 à 4% en een toename van de werkgelegenheid met
1% per jaar. Ook afzetmogelijkheden in aanmerking
genomen moet deze taakstelling door een gericht beleid
te verwezenlijken zijn.
De basis van het rapport is een gedetailleerde analyse

ESB 25-6- 1980

van de sectorstructuur van de Nederlandse economie.
Onderzocht is de wisselwerking tussen het bedrijfstakpatroon en de economische groei. De bijzondere specialisatie van de Nederlandse industrie die in het industrialisatieproces na de tweede wereldoorlog is ontstaan en toen
heel goed aansloot bij de groeimogelijkheden van de
wereldeconomie, begint ons thans o p te breken nu aanpassingen niet tijdig hebben plaatsgevonden. In sectoren
die wel kapitaal- en scholingsintensief zijn maar toch niet
zeer geavanceerd, beginnen de ,,newly industrialising
countries” zich steeds nadrukkelijker o p de markt te
manifesteren, terwijl in gevoelige sectoren als kleding,
textiel, lederwaren en meubels, veel terreinverlies is
geleden, niet alleen aan ontwikkelings- maar vooral ook
aan andere industrielanden. In de sectoren kapitaal- en
uitrustingsgoederen, waar van een groeiende markt
sprake is, heeft Nederland zich onvoldoende kunnen aanpassen aan veranderende marktomstandigheden. En ook
op het gebied van produkten die zich nog in de innovatiefase bevinden is de Nederlandse positie niet sterk.
O p basis van deze weinig rooskleurige analyse komt de
W R R tot de conclusie dat een gerichte versterking van de
industrie thans dringend noodzakelijk is. Een versterking
die moet leiden tot een grotere veelzijdigheid, vernieuwing
van het produktenpakket en grotere nadruk o p produktdifferentiatie. In concreto betekent dat opwaardering van
de intermediaire industrie zoals (aardolie, chemie en
staal), revitalisering van gevoelige sectoren en versterking
van de uitrustingsgoederensector (machine- en apparatenbouw, elektrotechniek, transportmiddelen en instrumenten).
Het ziet er niet naar uit dat deze herstructurering tijdig
vanzelf tot stand zou kunnen komen. Een combinatie van
generiek en specifiek beleid is noodzakelijk. Naast loonkostenmatiging in het algemeen kan dit beleid zich per
sector gedifferentieerd uitstrekken van oprichting van
sleutelbedrijven tot veel minder ingrijpende ondersteunings- en stimuleringsmaatregelen. Voor de uitvoering
van dit beleid zou een zware, boven de departementen
staande regeringscommissie in het leven moeten worden
geroepen waarvan de leden slechts op basis van deskundigheid worden gerecruteerd. De W R R gaat ervan uit dat
met behulp van een goed gerichte impuls van f. 2 mrd. een
additionele investeringsactitiveit van f 7 mrd. kan worden
uitgelokt, die voldoende moet zijn o m de taakstelling te
verwezenlijken. Binnen vijf jaar moet het karwei zijn
geklaard.
Men kan niet anders dan concluderen dat de W R R een
gedurfd plan heeft gelanceerd. Een plan dat de jarenlange
ineffectiviteit van het industriebeleid in Nederland probeert tedoorbreken. Een plan ook dat logisch voort bouwt
op de analyse van de ongunstige industriële ontwikkeling.
O p overtuigende wijze wordt aangetoond dat voor
werkgelegenheid en economische groei modernisering van
de industrie een conditio sine qua non is en dat die
modernisering er niet vanzelf zal komen. De verstarring
moet worden doorbroken.
Maar kan die zelfde verstarring niet leiden tot grote
weerstanden tegen het plan? Die kans is levensgroot
aanwezig. Zowel bij werkgevers- en werknemersorganisaties als bij de betrokken departementen (met name het
Ministerie van Economische Zaken) zullen aanzienlijke
weerstanden moeten worden overwonnen. Het is de grote
vraag voor de komende tijd of de voorstellen van de
W R R die barrières zullen kunnen nemen. De tijd is rijp
voor een krachtig offensief, maar nog niet alle geesten zijn
ZO ver.
L. van der Geest

Auteur