Ga direct naar de content

In de tunnel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 4 1983

ECOIMOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN

In de tunnel
,,Een tunnel met enig licht”, zo karakteriseerde de directeur van het Centraal Planbureau, prof. dr. C. A. van den
Beld, de toestand van de Nederlandse economic tijdens de
presentatie van het Centraal Economisch Plan 1983. De tunnel is de nog steeds voortdurende laagconjunctuur met stagnerende groei en steeds hoger oplopende werkloosheid; de
lichtpuntjes worden gevormd door de lage inflatie, de lage
rente en het internationale conjunctuurherstel dat zich —
nog zeer aarzelend — begint af te tekenen. Als alles meezit,
kan in 1984 de economische groei in de wereld weer wat aantrekken (de OECD verwacht voor volgend jaar een groei van
3%), waarmee ook voor ons land de kansen toenemen om
wat dichter bij de uitgang van de tunnel te komen. Voor die
tijd hoeven we daar niet op te rekenen en is het enige verstandige dat we kunnen doen, proberen een zo gunstig mogelijke uitgangspositie te creeren voor economisch herstel.
Voor het internationale economische herstel wordt nu
volledig op de werking van marktkrachten vertrouwd. Zelfs
de OECD, vanouds een keynesiaans georienteerde organisatie, durft geen internationaal gecoordineerd stimuleringsbeleid meerte bepleiten. Gevreesd wordt dat een economische
injectie de inflatieverwachtingen weer zou aanwakkeren
waardoor de duurzaamheid van het herstel zou worden ondergraven. Bovendien vormen de begrotingstekorten in de
meeste landen een belemmering voor expansief beleid. Japan
en West-Duitsland, die na de eerste oliecrisis met succes de
rol van ,,locomotief’ in de wereldeconomie vervulden, hebben te kennen gegeven onder de huidige omstandigheden in
het geheel geen voortrekkersrol voor hun economieen te zien
weggelegd, en ook in de Verenigde Staten blijft het beleid gericht op het verminderen van de inflatie en het beperken van
de begrotingstekorten. In het internationale economische
klimaat van dit moment is de teneur dat de overheid zich
maar beter zo weinig mogelijk met de vraagkant van de economic kan bemoeien omdat van het overheidsoptreden valse
signalen uitgaan en er verkeerde verwachtingen worden gewekt die de werking van de markt verstoren en aldus duurzaam economisch herstel belemmeren.
In een situatie waarin de landen die in de wereldeconomie
de toon aangeven, internationale stimulering afwijzen, valt
er voor de kleinere economieen op dit gebied ook niet veel te
doen. Frankrijk heeft het op zijn eentje geprobeerd. maar
moest daar al heel snel van terugkomen en zag zich uiteindelijk zelfs genoodzaakt te vluchten in maatregelen als beperking van het reisverkeer om de deviezenexport te beteugelen. Een dergelijke zigzagbeweging is uiteraard ook niet bevorderlijk voor het vertrouwen in de economic. In ons land
heeft de president van De Nederlandsche Bank onlangs in
het Jaarverslag 1982 nog eens nadrukkelijk gesteld dat voor
de discussie over een stimulerend beleid ten koste van een
groter overheidstekort ,,geen begrip (kan) worden opgebracht”. En CPB-directeur Van den Beld heeft vanwege de
..geringe bereidheid van landen om wat te doen” ook maar
afgezien van zijn voornemen om in het Centraal Economisch Plan 1983 een passage over de gunstige invloed van
een internationale aanpak op te nemen 1).
Blijkbaar zit er dus niet veel anders op dan in lijdzaamheid
toe te zien hoe de inkomens blijven dalen, de bestedingen
blijven inzakken en de werkloosheid blijft oplopen. Zelfs arbeidstijdverkorting als middel om de last van de werkloosheid te verdelen wordt in het Verslag van de president van

ESB 11-5-1983

De Nederlandsche Bank afgewezen omdat het inleveren van
loon ten behoeve van arbeidstijdverkorting ten koste zou
kunnen gaan van het inleveren ten behoeve van rendementsherstel. Maar ook wie een minder afwijzend standpunt inneemt, moet erkennen dat arbeidstijdverkorting een volstrekt ontoereikend middel is om de explosieve groei van de
werkloosheid te keren. In het Centraal Economisch Plan
1983 wordt — met de natte vinger — geschat dat de arbeidstijdverkorting dit jaar ca. 25.000 extra banen zal kunnen opleveren, maar dat zinkt in het niet tegenover het verlies aan
werkgelegenheid in de industrie en de dienstensector, dat op
80.000 arbeidsjaren wordt geraamd, en de toename van het
arbeidsaanbod met ca. 75.000 baanzoekers.
Het enige dat dan overblijft is hoop. Hoop omdat er enig
licht gloort aan het eind van de tunnel. Het vertrouwen dat
de economic kan verbeteren, is gebaseerd op de lage inflatie
en de lage rente en — daarmee samenhangend — een gunstige internationale concurrentiepositie. De recente stijging
van de rente in ons land hoeft in dat beeld geen verandering
te brengen, want moet als een tijdelijk verschijnsel worden
gezien dat wordt veroorzaakt door de koersaanpassingen
binnen het EMS. Het is duidelijk dat de lage rente voor het
bedrijfsleven van groot belang is. Een structurele daling van
de kapitaalmarktrente met 1% betekent voor het bedrijfsleven op termijn een lastenverlichting van f. 1,4 mrd., zo
wordt door De Nederlandsche Bank becijferd. Een hoopgevend teken is ook de snel groeiende belangstelling van Japanse bedrijven voor investeringen in Nederland — een internationaal blijk van erkenning van het gunstige investeringsklimaat in ons land.
Toch loopt het met die investeringen nog niet hard. Het is
natuurlijk positief dat het investeringsvolume van bedrijven
in 1983 voor het eerst sinds drie jaar weer stijgt, maar een
toename van 3% is zeker niet overweldigend. Er moet rekening mee worden gehouden dat herstel van de rendementen
in veel sectoren pas na verbetering van de balansverhoudingen kan leiden tot investeren en arbeidsplaatsen scheppen;
een proces dat jaren vergt. De uitgangspositie is in veel bedrijven zeer slecht. De helft van het aantal arbeidsplaatsen
in de industrie is gelokaliseerd bij verliesgevende bedrijven.
De benauwende vraag is hoeveel er daarvan nog zullen afvallen voordat het getij keert. In 1983 wordt in elk geval nog
geen verbetering van de rendementen verwacht. Vooral de
sectoren die afhankelijk zijn van de binnenlandse vraag, zoals de dienstensector en de bouwnijverheid, zullen vanwege
de negatieve invloed van de voortgaande inkomensmatiging
en de ombuigingen in de collectieve sector nog verder onder
druk komen te staan.
Dat is het beeld voor de korte termijn dat uit het Jaarverslag 1982 van De Nederlandsche Bank en het Centraal Economisch Plan 1983 naar voren komt: bezuinigen en matigen
zonder een stap vooruit te komen, in afwachting van een internationaal economisch herstel dat vooral in de VS en
West-Duitsland van de grond moet komen. Om ons uit de
tunnel te bevrijden.
L. van der Geest

1) Blijkens een interview in Het Financicclc Daghlad van 5 mei
1983.

405

Auteur