Ga direct naar de content

Hoe Duitsland de AOW hervormde

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 31 1995

Hoe Duitsland de AOW
hervormde
De Duitse bevolking vergrijst sneller dan de Nederlandse. De noodzaak

tot aanpassingen in de ouderdomsverzekeringen heeft enkele jaren geleden geleid tot een breed maatscbappelijk debat. De hieruit voortkomende ‘Rentenreform 1992’ lijkt nu redelijk succesvol te zijn.

Op 9 november 1989 werd, na een uitvoerige en brede maatschappelijke
discussie, de ‘Rentenreform 1992’ aangenomen in de Bondsdag. ‘s Avonds
brak het IJzeren Gordijn en kwam de
wereld er heel anders uit te zien. De
voorstellen voor hervorming van de
oudedagsvoorziening bleken hier echter tegen bestand, en de DDR-pensioenvoorzieningen zijn opgenomen in
die van de Bondsrepubliek. Zowel
vanwege het Duitse maatschappelijke
debat over de ouderdomsvoorziening,
als vanwege het redelijke succes van
de hieruit voortgekomen ‘Rentenreform’, zijn de Duitse ervaringen van
belang voor Nederland. Dat Nederland pas in 2010 net zo vergrijsd zal
zijn als Duitsland in 19901, maakt het
Duitse voorbeeld des te interessanter.
Dit artikel gaat over het Duitse debat, de keuzes en afwegingen die zijn
gemaakt, en over de eerste resultaten
van het nieuwe beleid. Afgesloten
wordt met conclusies over de bruikbaarheid van de Duitse ervaringen in
de Nederlandse situatie. We beginnen
echter met een korte schets van het
systeem van Duitse ouderdomsvoorzieningen.

De Duitse
ouderdomsvoorzieningen
Net als in tal van andere landen bestaat het Duitse systeem van ouderdomsvoorzieningen uit drie delen: de
wettelijke ouderdomsvoorziening, de
arbeidsgebonden pensioenen en de
individuele voorzieningen. Een belangrijk verschil met Nederland is, dat
de Rentenversicherung, in tegenstelling tot de AOW, er niet is voor
iedereen. Ambtenaren, boeren en georganiseerde vrije beroepsgroepen
(advocaten, arisen) hebben aparte oudedagsvoorzieningen. Voorts hebben

518

minder ouderen in Duitsland een aanvullend collectief pensioen. De aanvullende pensioenen beslaan in Duitsland ook een minder groot deel van
de totale uitgaven voor collectieve oudedagsvoorzieningen.
Ook tussen de beide belangrijkste
wettelijke regelingen, de Rentenversicherung en de AOW, zijn voorname
verschillen te constateren (zie schema
1). De Rentenversicherung heeft een
verzekeringskarakter met tri-partite
financiering, maar wordt gefinancierd
volgens een omslagstelsel. De bijdragen worden direct omgezet in uitkeringen. De aanspraken worden
berekend per kalenderjaar en zijn
gerelateerd aan het gemiddelde loon
in het betreffende kalenderjaar. .

Het maatschappelijke debat
Wat voorafging
Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, staan inflatie, conjuncturele ontwikkelingen en werkloosheid centraal
in het debat om de Duitse ouderdomsverzekering. In de bezuinigingsrondes
van 1977/78 (regering-Schmidt) en
1983/84 (regering-Kohl) werden pensioen- en loonontwikkeling losgekoppeld, de premies verhoogd en het aantal meetellende premiejaren verlaagd.
Dit resulteerde in aanzienlijke dalingen van het gemiddelde inkomen van
ouderen (tot 1982 gemiddeld 14%) en
een verbetering van de vermogenspositie van pensioenfondsen. In 1983
werd de Rijksbijdrage echter verlaagd,
waardoor een groot deel van de bezuinigingen uiteindelijk terechtkwam in
de staatskas en niet in de kas van de
pensioenfondsen2.
De bezorgdheid over de betaalbaarheid van de ouderdomsverzekering
was toegenomen nadat demografische modelberekeningen er op wezen

dat met het stijgen van de grijze druk
(de verhouding tussen de 20-60-jarigen en de 60-plussers), in het jaar
2030 de werkgevers- en werknemerspremies zouden moeten verdubbelen
om te kunnen blijven voldoen aan de
aanspraken . Deze uitkomst stond
aan de basis van het debat. Het, ook
in Nederland niet onbekende, credo
luidde: ‘Verdubbeling van de premies
of halvering van de uitkeringen’.
In 1982/1983 roept de (CDU/FDP)regering op tot een publiek debat
over de toekomst van de wettelijke
ouderdomsverzekering. De Rentenversicherung moest worden aangepast
aan de veranderende economische
randvoorwaarden en de demografische veranderingen op de lange termijn. De wijziging zou het vertrouwen van gepensioneerden en
verzekerden in de ouderdomsverzekering moeten versterken. Hoewel in
het parlementair debat de politieke
partijen elkaar verschillende malen in
de haren vliegen en elkaar beschuldigen van financieel wanbeleid in het
verleden, wordt ook voortdurend een
beroep gedaan op de betrokkenen
om partijpolitieke vetes bij te leggen
in deze belangrijke. kwestie. Er moet
rust komen aan het pensioenfront en
het moet duidelijk worden gemaakt
dat niemand bang hoeft te zijn om
aanspraken te verliezen.
De probleemanalyse
Het dramatische keuze-palet uit de demografische prognoses – pensioenen
halveren of premies verdubbelen wordt in het debat niet klakkeloos
overgenomen. Er wordt kritiek geleverd op de demografische modelrekeningen, onder meer op het ontbreken
van allochtonen en het hanteren van
een leeftijdsgrens van 60 jaar, in plaats
van 65 jaar, om ouderen van de beroepsbevolking te scheiden . Ook is
gewezen op het veronachtzamen van
1. Zie WRR, Ouderen voor ouderen, SOU,
Den Haag, 1993, tabel 2.3, biz. 52.
2. Zie M. Westerveld, Keuzes van gisteren… een blauwdruk voor morgen? Honderd jaar sociale-verzekeringspensioenen
in de Bondsrepubliek Duitsland, GrootBrittannie en Nederland, SOU, Den Haag,
1994.
3. Modellberechnungen Statistisches Bun-

desamt, in: Bundestagdrucksachen
8/4437, 08.08.80.
4. Transfer-Enquete-Kommission, Bericht

der Sachverstandigenkommission zur
Ermittlung des Einflusses staatlicher

Transfereinkommen auf das verfugbare
Einkommen der privaten Haushalte, 1981.

ontwikkelingen in de arbeidsparticipatie van vrouwen^. In invloedrijke rap-

Schema 1. Kenmerken Rentenversicberung en AOW, 1991

porten van de Sozialbeirat en de pen-

sioenfondsen wordt geconstateerd dat
er meer nadruk moet worden gelegd
op toekomstige economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt .

Duitsland
Rentenversicherung

Aard voorziening

sociale verzekering
gebaseerd op premie-verleden

Nederland
AOW

volksverzekering
gebaseerd op ingezetenschap

Bescherming
• risico

invaliditeit en ouderdom

ouderdom

• streefniveau

65% laatstverdiende loon

minimum

• gem. bruto uitkering

alleenstaande:/ 1347

oplossingen aan. Voor grootscheepse

‘handarbeiders’: DM 994
‘hoofdarbeiders’: DM 1403
65 jaar
63 jaar (35 dienstjaren)

hervormingen blijkt niet voldoende

60 jaar (vrouwen, arbeids-

draagvlak: het inruilen van het verzekeringsmodel voor een basis-ouderdomsvoorziening voor alle burgers

ongeschikten, gehandicapten,

Aanpassing in plaats van
hervorming
De diverse maatschappelijke en
politieke groeperingen dragen vele

vindt geen steun. Verschillende varian-

• leeftijdsgrens

gehuwde: / 938
65 jaar

langdurig werklozen)

Financiering
• wijze
• wie dragen bij

omslagstelsel
werknemers (40%)

omslagstelsel
gezinnen

ten van een basispensioen worden gepresenteerd door delen van alle politieke partijen: een voorziening zonder
inkomenstoets, met inkomenstoets en
de invoering van een algemene verzekeringsplicht op basisniveau. De meer-

Bronnen: Statistisch Bundesamt, Statistisch Jahrbuch, 1993; K. Kuhlmann e.a., DieLebens-

derheid binnen grote politieke partijen (CDU/CSU, SPD) en sociale

versicherung zur Altersvorsorge, Beck, Munchen, 1992; CBS, Statistisch Jaarboek, 1993;
De kleine gids voor de sociale zekerheid, Kluwer, 1991.

partners spreekt zich echter uit voor
behoud van het bestaande systeem.
Men hecht sterk aan het verzekeringsprincipe en aan het loongerelateerde
ouderdomspensioen, en is voor herstel en behoud van het vertrouwen in

Ook voor een echte wijziging in de
financieringswijze is geen draagvlak.
Twee stokpaardjes vinden geen
aansluiting bij andere partijen. De

nemers. Wetenschappers wijzen op
de nadelen van een kapitaalfonds: het
lost de langdurige structurele tekorten
ontstaan door de vergrijzing niet op,

werkgevers (40%)

hoogte premies

overheid (17%)
17,7% over max. DM 6500

14,05% over max. / 42.966

voorstellen van SPD en Grunen om

heeft negatieve effecten op de kapi-

de oudedagsverzekering en voor solidariteit tussen de generaties. Voor een

premies te heffen over winst of pro-

taalmarkt en leidt tot onttrekking van

duktiviteit, de “Wertschopfungsbezoge-

evenwichtiger verdeling van de lasten

ne Beitrag’, ook wel ‘Maschinensteu-

kapitaal aan de consumptieve bestedingen .

en een strakkere organisatie van de

er’ genoemd, vinden geen bijval.

financiering blijkt, na jarenlange discussie, een breed draagvlak. Bijna alle
partijen steunen de koppeling van

Vooral werkgevers verzetten zich
sterk tegen de negatieve gevolgen
voor technologische vernieuwing en

lonen en pensioenen, het delen van

de internationale concurrentiepositie.

de lasten van de vergrijzing door alle
betrokkenen (verzekerden, ouderen,
werkgevers en de overheid) en het or-

craten om huishoudens met kinderen

ter en het pensioen blijft gekoppeld

te ontzien en huishoudens zonder kinderen extra te laten betalen voor de
kosten van de vergrijzing vinden ook
geen draagvlak. De redenering is dat
kinderloze huishoudens wel profiteren van de oudedagsvoorziening,

aan het individuele premieverleden.

ganiseren van een overheidsbijdrage

op dusdanige wijze, dat deze minder
gevoelig is voor plotseling ingrijpen.
Andere maatregelen liggen moeilijker. Er is onenigheid over het verhogen van de leeftijdsgrenzen. In het
Duitse debat wordt een mogelijke verhoging van de leeftijdsgrenzen besproken onder de noemer arbeidsduur en
gerelateerd aan wekelijkse en jaarlijk-

se arbeidsduurverkorting en -verlenging. Inzet in verband met de Rentenversicherung is een verlenging van de
levensarbeidsduur. Met name de vakbonden en de SPD zijn hierop tegen.
Een verlaging van de pensioenen is
nauwelijks bespreekbaar. Deze optie
wordt na de bezuinigingsrondes uit
de jaren zeventig en tachtig door geen
enkele partij hardop verdedigd.

ESB 31-5-1995

De voorstellen van christen-demo-

maar niet bijdragen aan het in stand
houden ervan op lange termijn. De

sociaal-democraten vinden dit geen
essentieel punt en liberalen zijn tegen
verdere inmenging van de overheid
op het gezinsvlak.
Ook het plan van christen-democra-

Maatregelen voor de 21e eeuw
Per 1 januari 1992 is de ‘Rentenreform
1992′ van kracht. De Rentenversicherung behoudt haar verzekeringskarak-

5. Bundestag, 220. Sitzung, 6.6.1986; VDR
(Verband Deutscher Rentenversicherungs-

trager), Gutachten der Kommission des
VDR zur langfristigen Entwicklung der ge-

setzlichen Rentenversicherung, Wurzburg,
1987.
6. Gutachten des Sozialbeirats uber eine
Strukturreform zur langerfristigen finanziellen Konsolidierung und systemati-

schen Fortenwicklung der gesetzlichen
Rentenversicherung im Rahmen der gesamten Alterssicherung, Bundestag Druck-

ten om solidariteit tussen drie in

sache 10/5332, 16.04.86. De Sozialbeirat is

plaats van twee generaties te bewerkstelligen door nu een kapitaalfonds in

het onafhankelijke adviesorgaan voor de

het leven te roepen, vindt geen steun.
De vorming van een kapitaalfonds
zou een nog verdere verhoging van
de bijdragen betekenen en wordt afgekeurd door werkgevers en werk-

Rentenversicherung en bestaat uit verzekerden, werkgevers, wetenschappers en
de Bundesbank. Ook: VDR, 1987, op.cit.

7. Gutachten des Sozialbeirats uber langfristige Probleme der Alterssicherung in

der Bundesrepublik Deutschland, Bundestag-Drucksache 9/632, 03.07.81.

519

Het omslagstelsel blijft behouden.
Vastgehouden wordt aan een uniform

mie voor werkgevers en werknemers,

premiepercentage voor werkgevers

verder zal stijgen tot 21%-22% in 2010

en werknemers. Er vinden geen wijzi-

en 27% in 2030. Zonder de ingrepen
per 1992, zouden de premies in deze
tijdspanne respectievelijk tot 24,5%26% en 36,5% oplopen.

gingen plaats in de kring van verze-

kerden en de uitvoering . De aanpassingen betreffen de koppeling tussen

afhankelijk van de werkgelegenheid,

lonen en pensioenen, de bijdragen en
de levensarbeidsduur.

Levensarbeidsduur

Koppeling

Ter verlenging van de levensarbeidsduur zijn drie maatregelen genomen.

De berekeningswijze van de aanpassing van de pensioenen is gewijzigd.
Niet meer de bruto-lonen staan centraal in de nieuwe Rentenformule,
maar de pensioenen worden aangepast door middel van een netto-netto-

Ten eerste worden de bijzondere leeftijdsgrenzen voor vervroegde uittreding vanaf 2001 geleidelijk opgetrokken van 60 en 63 jaar naar 65 jaar.
Tussen 2001 en 2004 worden deze
leeftijdsgrenzen elk jaar met drie

koppeling. De algemene wettelijke

maanden opgehoogd, en tussen 2005

grondslag wordt aan de netto lonen

en 2012 elk jaar met zes maanden. De

gerelateerd en jaarlijks aangepast. De

generaties geboren na november 1952

aanpassingsfactor is het produkt van

(voor de huidige 60 jaar-grens) en de
generaties geboren na november 1943
(de huidige 63 jaar-grens) zullen daardoor te maken krijgen met de hernieuwde standaard leeftijdsgrens van

de verandering in de brutolonen en

de veranderingen in de nettolonen
van actieven en gepensioneerden. Dit
houdt in dat stijgende premies leiden
tot lagere netto-lonen en een kleinere
aanpassingsfactor. Zo kunnen de

werknemers met minstens 35 dienst-

pensioenen niet sterker stijgen dan de

jaren hebben dan niet meer de moge-

netto-lonen, maar zal ook omgekeerd,
een netto-loonstijging samengaan met

lijkheid vervroegd pensioen te ontvangen, tenzij zij daarvoor betalen.

een idem stijging van de pensioen-

hoogte. De ouderdomspensioenen
zijn op deze wijze beveiligd tegen
grotere kortingen dan strikt noodzakelijk. Deze aanpassingsformule
werkt tevens remmend op onevenredig hoge bijdragen van actieven voor
de ouderdomspensioenen.

65. Vrouwen, langdurig werklozen en

ciele positie van de Rentenversicherung heeft zich gestabiliseerd . De
kosten van de hereniging zijn relatief
goed opgevangen door de pensioenfondsen. Zoals de bedoeling was, zijn
de overheidsbijdrage en de premies
verhoogd. De overheidsbijdrage is
van 14,6% van de totale uitgaven
(1990) naar 17,9% (1994) gestegen en
bedroeg in 1994 58,45 miljard DM. De
premies zijn gestegen van 18,7%
(1990) naar 19,2% (1994), de premieinkomsten zijn in deze periode met
47% gestegen. Per 1995 is de premie
iets verlaagd, naar 18,6%, omdat de
wijziging in de premie-heffing over
uitkeringen in 1995 5 miljard DM
oplevert.
Voor de komende jaren hoeven de
verwachtingen van de ‘Rentenreform
1992′ nog niet te worden bijgesteld.
Verdere verhoging van de premies
blijft noodzakelijk, er wordt een verhoging van de premies tot 19,2% in
1998 verwacht. Uit de jongste modelberekeningen, waarin verschillende
varianten in de loon- en werkgelegenheidsontwikkeling zijn meegenomen,
verwacht men een verdere premiestijging tot 20,4%-21,5% in 2008.

Daarmee komen we bij de tweede

wijziging in de levensarbeidsduur: de
flexibilisering van de leeftijdsgrens
voor iedereen. Het pensioen kan in-

Langer werken?

gaan tussen 63 en 67 jaar. Hike maand

levensarbeidsduur werden met de

dat men voor het 65e jaar pensioen
ontvangt kost 0,3% per maand, elke
maand uitstel na het 65e jaar levert

nodige voorzichtigheid ge’introduceerd. Pas vanaf 2002 worden de leeftijdsgrenzen ook werkelijk verhoogd.

0,5% extra pensioen per maand op.

Mocht de arbeidsmarktsituatie dat ver-

Het uitgangspunt van de Rentenreform is dat de groeiende kosten door

Het pensioen uitstellen tot op 67-jarige leeftijd betekent derhalve 12%
meer pensioeninkomen. In de wet-

iedereen gedragen moeten worden en

geving wordt eveneens opgenomen

dat plotselinge ingrepen van overheidswege zoveel mogelijk vermeden
moeten worden. Daartoe worden
pensioenaanpassing, premiepercentage en overheidsbijdrage rechtstreeks
gekoppeld.

dat een arbeidsovereenkomst alleen
automatisch mag eindigen met 65 jaar
wanneer de werknemer daarin in de
drie jaar voorafgaande aan het bereiken van die leeftijd, heeft toegestemd.
Een derde maatregel om de levensarbeidsduur te verlengen is de invoering van geleidelijke pensionering.

eisen, dan kan op deze verhogingen
nog teruggekomen worden. De eerste
tekenen wijzen er niet op dat de arbeidsmarktsituatie zich heeft verbeterd, noch dat ouderen langer blijven
doorwerken. In Oost-Duitsland zijn
veel oudere werknemers vervroegd
gepensioneerd. Zo is de arbeidsdeelname van 60- tot 65-jarige mannen tussen 1990 en 1993 van 70% tot 9% ge-

Bijdragen

De overheidsbijdrage wordt verder

verhoogd met 8 miljard DM tot 46,45
miljard DM in 1992. Het premiepercentage wordt meer rechtstreeks ge-

koppeld aan de hoogte van de te
verwachten uitgaven. Per 1995 wordt
de premie die wordt betaald over de
uitkeringen ook anders vastgesteld. In
plaats van premie over de netto-uitkering, zal de overheid premie gaan
betalen over 80% van de bruto-uitkering. Dit moet een forse verhoging
van de inkomsten opleveren.
Met het ingezette beleid in de Rentenreform verwacht men dat de pre-

520

Het is vanaf drie jaar voor het 65e jaar
deelte van het pensioen te ontvangen.

mogelijk deeltijd te werken en een ge-

Het financiele vervolg:
1990-1994
Hoewel het nog te vroeg is om de
Rentenreform ten voile te kunnen evalueren, zijn de eerste financiele gevolgen van de maatregelen bekend. In figuur 1 wordt de ontwikkeling tussen

1990 en 1994 weergegeven. De finan-

De maatregelen ter verlenging van de

daald en werkt van de mannelijke

65-plussers niemand meer, tegen in
1989 nog 17,6%10.
8. R. Kolb, Rentenreform 1992: Konzeptio-

nen und Probleme, in: Deutsche Rentenversicherung, 1989, Heft 6-7, biz. 344- 352.
9. Deutsche Bundesbank, Zur Finanzentwicklung der gesetzlichen Rentenversicherung seit Beginn der neunziger Jahre,
Bundesbank Monatsbericht, Ma’rz 1995.
10. Berekend op basis van het Duitse Sociaal-Economisch Panel 1990-1993 in J. Rosenow, Die soziale Organisation van Alter(n) im TranformationsprozeJS der neuen Bundesldnder, Vortrag Habilitationsverfahren, 17.11.94.

Tevens blijkt langer doorwerken
lastig tot niet implementeerbaar. Met
de ‘Rentenreform 1992’ kreeg de werk-

derlandse situatie. Toch is het Duitse

nemer meer zeggenschap over het
over het moment van uittreden. De

van de AOW. Met de ‘Rentenreform
1992′ heeft de Duitse ouderdomsverzekering zich na de losse ingrepen

consequenties van deze maatregel

van eind jaren zeventig en begin jaren

zijn niet goed doorzien. In .de praktijk

tachtig gestabiliseerd. Hoewel verdere

werden leeftijdsbepalingen in cao’s

premie- en bijdrageverhoging nodig

met succes aangevochten en werd

zal blijven, heeft de Rentenversicherung het vertrouwen herwonnen.

moment van pensioen ontvangen en

doorwerken erg lucratief, omdat het

tevens mogelijk bleek om pensioen te
ontvangen en door te werken.

Vakbonden en politieke partijen
wilden de ontstane meerkosten beperken door het gelijktijdig doorwerken
en pensioen ontvangen aan voorwaarden te binden. De werkgeverscentrale
heeft zich sterk gemaakt voor inperking van de keuzevrijheid van werknemers. In de praktijk bleek namelijk
een aantal werknemers niet meer vrij-

willig met pensioen te gaan. Dit doorkruiste het streven van werkgevers

om ouderen te laten opvolgen door
jongeren. Er bestaat ook angst voor
de groeiende praktijken van met
name werknemers in hogere posities,
die alleen nog na een flinke financiele

handdruk bijtijds het bedrijf willen verlaten11.
In juli 1994 moest de Rentenreform

beleid interessante kost voor iedereen
die zich bezighoudt met de toekomst

1994 (bedragen in miljard DM)

p’remiS werkg” werkn.
totaai inkomsten
totaat uitgaven

Alle suggesties die tot nu toe in Ne-

derland zijn gedaan om de AOW betaalbaar te houden, hebben ook in
Duitsland de revue gepasseerd.
• Ontkoppeling of verlaging van de

uitkeringen. Deze suggestie heeft
het CDA deels ten val gebracht. Zij
is ook gedaan door Nelissen en
12

Bron: Deutsche Bundesbank, 1995, op.cit.

Verbon . In Duitsland zijn lagere

overheidsbijdrage aan de pensioen-

uitkeringen echter geen onderwerp
van serieus gesprek geweest en zijn
uitkeringen en lonen juist sterk ge-

fondsen is gestegen.

koppeld.

• Het invoeren van gedeeltelijke kapitaaldekking (schommelfonds). In
Nederland is D66 hier voorstander

van. Dit is in het Duitse debat eveneens te licht bevonden als lange-termijnoplossing.

daarom haar eerste wijziging onder-

• Verhoging van de pensioenleeftijd.
In Nederland gepropageerd door
de WD. Is in Duitsland ingevoerd,

gaan: leeftijdsgrenzen in collectieve,

maar inmiddels weer ingetrokken.

bedrijfs- en individuele arbeidsover-

Figuur 1. Inkomsten en uitgaven Rentenversicherung en de verdeling daarvan tussen
werkgevers/werknemers en overbeid, 199O-

• Verhoging van de bijdragen. Wordt

eenkomsten gelden weer boven het
sociale-zekerheidsrecht. Langer doorwerken en later pensioen ontvangen

door velen in Nederland als onver-

gaven te compenseren.

scheidenheid in zou zien dat de AOW-

leeftijdsgrens in dienst staat van de
arbeidsmarkt en haar niet be’invloedt,

ste instrument om de groeiende uit-

heid gebleken.

effectievc maatiegel. De verlenging
van de levensarbeidsduur blijkt in
Duitsland, maar overigens ook in de
Verenigde Staten , bij een ruime arbeidsmarkt niet te werken. Het zou
het Nederlandse sociale-zekerheidsbeleid sieren wanneer men in alle be-

mijdelijk gezien en is in Duitsland

is vooral een theoretische mogelijk-

Draagvlakverbreding kan ook in
Nederland een belangrijke rol gaan
spelen. Verhoging van de leeftijdsgrens lijkt daarentegen een weinig

inmiddels een feit en het voornaam-

• Draagvlakverbreding. In Nederland

Lessen voor de AOW

gepropageerd door de PvdA in de
vorm van belastingheffing over in-

Alvorens een vergelijking met de Nederlandse situatie te maken, moeten
we beseffen dat Rentenversicherung
en AOW van elkaar verschillen en dat
bovendien in de Nederlandse ouder-

domsvoorzieningen de aanvullende
pensioenen een belangrijke plaats innemen. Met de Rentenreform is met
name ingegrepen in de werkgeversen werknemerspremie en in de overhe idsbijdragen. Deze premies zijn niet
rechtstreeks te vergelijken met de Nederlandse heffing voor de volksverzekering. Belangrijk is ook te beseffen

ook al zou men dat graag willen.
E. Smolenaars
De auteur is werkzaam bij de vakgroep Sociale Zekerheidswetenschap en bij de Wetenschapswinkel van de Katholieke Univer-

siteit Brabant. Zij dankt C. Boos en L.
Geleijnse voor hun commentaar.

komen boven de eerste belastingschijf en inkomens van 65-plussers.
In Duitsland is een dergelijke verbreding vanuit het verzekerings-

karakter van de Rentenversicherung niet verdedigbaar. De stijging
van de Rijksbijdrage, gefinancierd
uit algemene belastingen, houdt
echter wel een draagvlakverbreding in.
Zoals de WRR stelde, is de afweging
tussen de maatregelen uiteindelijk een

politieke afweging. De Rentenreform

11. Was tun, wenn keiner mehr in Rente

dat de Duitse verzekering met haar eigendomsbescherming van aanspra-

in Duitsland heeft laten zien dat burgers, maatschappelijke en politieke

geht, Impulse, 1994, Heft 2, biz. 62-63-

ken, een zware juridische druk legt
op behoud van bestaande aanspraken.
Het is daarom beslist niet gezegd
dat we de Duitse ervaringen rechtstreeks moeten toepassen op de Ne-

organisaties een goede toekomstvoorziening belangrijk vinden en dat men
bereid is daarvoor te betalen. Niet

ESB 31-5-1995

12. J.H.M. Nelissen en H.A.A. Verbon, Ouderen voor jongeren, ESB, 8 September

1993, biz. 817-821.
13. R.F. Boaz, The 1983 amendments of

alleen is de premie verhoogd, ook is

the social security act: Will they delay retirement? A summary of the evidence, The

het draagvlak verbreed doordat de

Gerontologist, nr. 17, 1987, biz. 151-155.

521

Auteur