Het televisiebestel
De discussie in Hilversum is weer hoog opgelaaid.
De publieke omroep is op zoek naar een antwoord
op de onstuimige opmars van de commerciele televisie. Ditmaal zorgde McKinsey voor de aanleiding
van het debat. In wat naar buiten kwam, wisselden
verschillende plaatjes voor zenderindeling elkaar af.
Het heeft er daarbij alle schijn van dat het belangrijkste aandachtspunt de creatie van drie gelijkwaardige
publieke zenders is. Maar de kracht van de tegenaanval schuilt in de vorming van drie ongelijkwaardige netten, elk met een eigen opdracht.
Dank zij de STER en de komst van de commerciele
omroep zijn de media een commerciele macht in
onze samenleving geworden. Ook in andere landen
heeft commerciele televisie in veel gevallen in korte
tijd bij een deel van het publiek een sterke positie verworven1. Zozeer zelfs dat in veel gevallen de rentabiliteit van de nieuwkomers een aantrekkelijk niveau
heeft bereikt. Terecht zijn weinigen tegen concurrentie in de ether en juichen velen de commerciele strijd
om de gunst van de kijker/consument toe.
Tegelijkertijd is de omroep een politieke factor van
betekenis. De vaak gememoreerde innige relaties
tussen Hilversum en Den Haag zijn dan ook niet toevallig. Den Haag voert op zijn beurt een discussie
over het interne functioneren (commissie-Deetman). Ook hier worden organisatieplaatjes en regels
besproken en is er relatief weinig aandacht voor de
achterliggende vraag: wat is de aard van de veranderingsprocessen die in ons land aan de orde zijn?
Naar mijn indruk is er de laatste tijd meer aandacht
gekomen voor het verschijnsel ‘elite’, in de betekenis van maatschappelijke bovenlaag die voor veranderingen in de samenleving het pad effent. In deze
tijd die niet voor niets het informatietijdperk wordt
genoemd, is het onvermijdelijk dat deze elite zich
via de media ontwikkelt en manifesteert. Sterker,
het zijn de media die de nieuwe elite vormen. Zij is
nog niet duidelijk zichtbaar, al neemt de belangstelling onder hoger opgeleiden voor maatschappelijke
onderwerpen toe en ruimt de omroep meer tijd in
voor het politieke debat. Ook in Den Haag kan een
strijd om de gunst van dezelfde elite worden waargenomen. In ieder geval kan geen enkele partij het
zich veroorloven deze groep te negeren. Ondertussen is de ideologic in de politieke partijvorming op
de achtergrond geraakt zonder dat het bestaansrecht van politieke partijen is aangetast. De identiteitsvraag van de publieke omroepen wordt navenant minder belangrijk. Hiervoor in de plaats komt
de mate van effectiviteit waarmee op maatschappelijke behoeften wordt ingespeeld. Daarbij gaat het
bij politieke partijen om bestuurskracht, bij de omroep om verbeeldingskracht. Was het altijd al mogelijk om de omroep te interesseren voor acties als nationale geldinzamelingen, in toenemende mate
wordt aandacht gegeven aan activiteiten die in het
nationaal belang zijn: gezondheidszorg, milieu en
technologic mogen voortdurend op aandacht rekenen. Zo heeft de politieke agenda een plaats in het
omroepbestel gekregen.
ESB 23-1-1991
Ook in het bedrijfsleven is sprake
van een steeds actievere opstelling
bij maatschappelijke onderwerpen.
Dit is onder meer in de reclame
zichtbaar. Zo is er vorig jaar zelfs
een milieucode opgesteld om de zogenaamde ‘groene marketing’ in
goede banen te leiden. De consument is immers mondiger en politick bewuster geworden. In een
land waarin de macht van de kiezer/consument wordt erkend, zoeken politick en bedrijfsleven voortdurend ‘win-win’-situaties die deze
macht accommoderen. Het bedrijfsleven heeft er dan ook veel belang
bij met alle doelgroepen te commuWJ. de Ridder
niceren, zij het op verschillende manieren.
Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de publieke
omroep zich zodanig organiseert dat de identiteitsomroepen zich concentreren op het gedachtengoed
van hun aanhang en de commerciele omroep het
pure amusement voor zijn rekening neemt als ‘carrier’ voor pretentieloze bedrijfsreclame. Het ligt
meer voor de hand dat de omroep zich organiseert
volgens de lijnen die bij de geschreven pers zichtbaar zijn. Wie ‘kwaliteit’ in zijn vaandel schrijft,
neemt met een relatief klein publiek genoegen,
maar moet om te overleven de spreekbuis zijn van
de maatschappelijke bovenlaag. Wie voor een breder publiek kiest, geeft eveneens aandacht aan belangrijke politieke onderwerpen, zij het op een andere manier. Deze aandacht blijkt vaak
doorslaggevend te zijn voor de kracht van de ‘draaggolf van de thema’s van de politieke agenda. Aan
de onderkant van de markt, waar zich doorgaans de
niet-stemmers bevinden, is er ruimte voor onafgebroken pulp. Maar ook daar zullen maatschappelijke thema’s belangrijker worden.
De eerste resultaten van het McKinsey-debat in de
media laten zien dat deze weg is ingeslagen. Nederland 3 wordt de zender voor de elitaire bovenlaag,
Nederland 1 neemt het maatschappelijke middenveld voor zijn rekening. Nederland 2 kiest op zijn
beurt voor een brede publieksaanpak en neemt de
verplichting op zich RTL-4 in niveau nog net voor te
blijven. Dat kijkcijfers aan betekenis zullen verliezen, volgt hieruit als vanzelf. Ook dit signaal wordt
krachtiger. Hilversum heeft naar het zich laat aanzien voor een duidelijke koers gekozen, alleen de /
nummering van de zenders klopt niet.
./
1. R.H.H. van den Hende (red.), Een nieuw televisiebestel,
Informatief 90-6, Stichting Maatschappij en Onderneming,
Den Haag.
91