Het superkapitalisme
,,We zouden de moed moeten hebben om ruimte te scheppen
voor een vorm van superkapitalisme. Geen kapitalisme in de zin
van uitbuiting en superwinsten. Wel in de zin van vrijheid, ruimte
en vooral ondernemerschap” 1). Volgens prof. dr. W. Albeda is
dit noodzakelijk om ten voile te kunnen profiteren van de mogelijkheden van de nieuwe technologic. Hij vindt dat we te weinig
oog hebben voor de effecten van nieuwe technologieen op het
marktmechanisme. De huidige technologische ontwikkeling
keert zich af van massafabricage, grote bedrijven en omvangrijke bureaucratieen. De groeimogelijkheden zitten juist in het ontstaan van talrijke nieuwe, kleine bedrijven. De produktiestructuur wordt veel flexibeler en de traditioneel-hierarchische verhoudingen worden doorbroken. ,,Door die veranderende verhoudingen tekent zich voor onze ogen een revolutie af”.
Albeda is niet de enige die grote mogelijkheden voor nieuw
kleinschalig ondernemerschap ziet als wordt ingespeeld op de
kansen die de informatietechnologie biedt. John Naisbitt beschrijft de overgang van een industriele naar een informatiemaatschappij als een periode waarin het ondernemerschap
bloeit. In 1950 ontstonden er in de VS 93.000 nieuwe bedrijfjes
per jaar, momenteel zijn dat er 600.000. De miljoenen nieuwe banen die in de afgelopen jaren in de VS zijn gecreeerd zijn vrijwel
allemaal bij kleine bedrijfjes gelokaliseerd; bij de 1.000 grootste
concerns kwam er geen arbeidsplaats bij. In de industriele samenleving was kapitaal in de handen van weinigen de sleutelfactor in het produktieproces, nu is het informatie in de handen van
velen 2). In de informatiemaatschappij kan iedereen eenvoudig
de markt betreden. Tjerk Huppes spreekt van een ,,nieuw ambachtelijk elan”: de grootschalige, kapitaalintensieve serieproduktie van industriele goederen wordt als belangrijkste bron van
welvaart vervangen door kleinschalige, arbeidsintensieve produktie van diensten, geheel afgestemd op de wensen van de klant.
Dit verandert de aard van het produktieproces en de produktieorganisatie 3). Het is een transformatie die een grote opleving
van het ondernemerschap vereist. Niet alleen in de vorm van
nieuwe bedrijven, maar ook binnen reeds bestaande ondernemingen (,,intrapreneurship”). Norman Macrae ziet de onderneming in de informatiemaatschappij niet meer als een hierarchisch
geleide organisatie, maar als een ,,confederate van entrepreneurs”: wie een goed idee heeft meet de kans krijgen dit binnen
of buiten het bedrijf aan anderen te verkopen en daar ook zelf de
vruchten van te plukken. Het eigen initiatief van de medewerkers
moet worden aangemoedigd. Dit activeert capaciteiten die nu
vaak onderbenut blijven 4).
De ontwikkelingen in de informatietechnologie worden versterkt door een krachtige sociaal-culturele tendens in de richting
van zelfontplooiing, afnemende groepsbinding en individualisering. Deze tendens manifesteert zich op allerlei terreinen, ook
buiten de economie. Niet voor niets spreken we van het ,,iktijdperk”. De consumptie, de arbeidstijd, maatschappelijke rolpatronen, sociale relaties e.d. zijn steeds gevarieerder geworden
onder invloed van uiteenlopende individuele wensen en behoeften. Aan de collectiviteit hebben we niet zoveel boodschap meer,
behalve wanneer we verwachten dat collectief handelen ons helpt
om individuele belangen beter te behartigen. In het economische
vlak is het meest voor de hand liggende resultaat van deze ontwikkeling dat er een soort superkapitalisme ontstaat. Geen overheersing van een kleine, kapitaalkrachtige klasse, maar een situatie waarin iedereen die iets te bieden heeft zich op een permanent
veranderende markt beweegt. Wat hiervan precies de consequenties zijn voor de economische en sociale organisatie is nog op
geen stukken na te zeggen, maar het is wel interessant er enkele
gedachten over te formuleren.
In de eerste plaats wat de organisatie van deproduktie betreft.
Het industriele tijdperk werd gekenmerkt door massaproduktie.
Aan de basis hiervan stonden de schaalvoordelen die konden
worden bereikt zolang de gemiddelde kostencurve dalend verliep. Gegeven de kostbare investeringen die nodig waren gold dat
hoe meer eenheden er van hetzelfde produkt werden geproduceerd, hoe lager de prijs per stuk kon zijn. De produktie en distributie van informatie zijn veel minder kapitaalintensief en de entreebarrieres tot de markt zijn veel lager. Het gaat er vooral om
dat de juiste informatie op de juiste tijd en de juiste plaats wordt
aangeboden. Reactiesnelheid en flexibiliteit zijn doorslaggevend
ESB 4-9-1985
voor succes op de markt. Behalve de hierboven reeds gesignaleerde tendens in de richting van ,,intrapreneurship” ligt het voor de
hand dat er allerlei losse samenwerkingsverbanden ontstaan:
projectorganisaties, werk op free-lance-basis, tijdelijke contracten, varierende arbeidsduur naar gelang van de fluctuaties op de
afzetmarkt, snel opkomende en verdwijnende bedrijven; kortom, een veel flexibelere produktiestructuur. Het spreekt vanzelf
dat dit aanpassingen in b.v. de sociale en de vestigingswetgeving
vereist.
In deze superkapitalistische wereld zijn de traditionele arbeidsverhoudingen achterhaald. Er is eerder sprake van telkens wisselende contracten dan van een gei’nstitutionaliseerde hierarchic.
Momenteel worden de arbeidsverhoudingen nog in hoge mate
bepaald door de georganiseerde belangen van werkgevers en
werknemers die als partijen tegenover elkaar staan. Maar de traditionele tegenstelling tussen arbeid en kapitaal is in de informatiemaatschappij niet erg relevant meer Voor zover er nog sprake
is van werkgevers en werknemers zijn er geen duidelijke uniforme belangen die via centrale belangenbehartiging op een efficiente manier kunnen worden gecoordineerd. Het ligt voor de hand
dat werkgevers- en werknemersorganisaties de dominante positie
die zij in het huidige sociaal-economische bestel innemen, dan
snel verliezen.
Ook het stelsel van sociale zekerheid zal grote veranderingen
ondergaan. Het is nu nog in hoge mate afgestemd op het traditionele beeld van een werknemer die in dienst is van een werkgever.
In de informatiemaatschappij is een dergelijke opzet niet langer
toereikend. Daar is een flexibeler en meer gei’ndividualiseerd stelsel nodig. De huidige herziening van het sociale-zekerheidsstelsel
bevat wel enkele bescheiden stappen in deze richting, maar terecht wijst Albeda er in het al eerder genoemde interview op dat
een nieuw stelsel van sociale zekerheid ook meer afgestemd zou
moeten zijn op het veelvuldige vallen en opstaan van kleine bedrijven. Het huidige stelsel werpt op dit punt te veel belemmeringen op en remt daardoor de economische dynamiek. Overigens
blijft een sociaal vangnet dat door de overheid wordt gespannen
ook in een superkapitalistische wereld onmisbaar.
Een belangrijke vraag is wat het superkapitalisme voor de
werkgelegenheidbetekent. Ongetwijfeld zal de voortgaande automatisering nog tot een geweldige uitstoot van banen uit sommige traditionele sectoren leiden. De produktie van allerlei goederen kan in hoge mate worden gerobotiseerd. Maar elders ontstaat
er nieuwe werkgelegenheid. Daarbij hoeven we niet uitsluitend
aan ,,high-tech”-sectoren te denken, want de toegevoegde waarde die bij geautomatiseerde produktie ontstaat, kan in beginsel in
koopkrachtige vraag naar allerlei vormen van arbeidsintensieve
dienstverlening worden omgezet. Wanneer er naast elkaar maatschappelijke behoeften en koopkrachtige vraag bestaan, moet
het mogelijk zijn beide op elkaar af te stemmen en aldus werkgelegenheid te scheppen. Dit is slechts een kwestie van maatschappelijke organisatie. Dat maakt het nog niet gemakkelijk, maar er
is geen reden om op voorhand aan te nemen dat volledige werkgelegenheid in de informatiemaatschappij vanwege de technische
ontwikkeling onbereikbaar zou zijn.
Als de informatietechnologie inderdaad een geweldige verandering van markten teweegbrengt en een wijziging van maatschappelijke instituties vergt, is misschien een vorm van superkapitalisme noodzakelijk om de aanpassing snel en doeltreffend te
laten verlopen. Daarmee zullen zeker niet alle bestaande problemen worden opgelost en er zullen waarschijnlijk nieuwe door
worden opgeroepen. Maar als er grote economische en maatschappelijke veranderingen op til zijn mag het niet aan moed ontbreken om ruimte te creeren voor initiatief om daarop in te spelen. Voor superkapitalisme dus.
L. van der Geest
1) Prof. dr. W. Albeda in een interview met Toegepaste Wetenschap, TNO, augustus 1985, biz. 26-28.
2) John Naisbitt, Megatrends, Futura Books, Londen, 1984.
3) Dr. drs. Tjerk Huppes, Een nieuw ambachtelijk elan, H.E. Stenfert Kroese B.V., Leiden/Antwerpen, 1985.
4) Norman Macrae, Into intrapreneurial Britain, The Economist, 16
februari 1985, biz. 19-26.
865