Ga direct naar de content

Het spook van de neerwaartse spiraal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 28 1998

Het spook van de neerwaartse spiraal
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4176, pagina 849, 13 november 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
emu, lonen

Met de komst van de euro dreigen werknemers in Europa het slachtoffer te worden van toenemende concurrentie. Zonder weerwerk
zullen de vrije marktkrachten leiden tot loononderbieding of zelfs sociale dumping. Dit vreest althans de Europese Metaalwerkers
Federatie, EMF. Deze federatie overkoepelt de Europese vakbonden voor de metaalsector, en komt op negen en tien december in
Frankfurt bijeen. Doel van de conferentie is het bewerkstelligen van een ‘krachtige’ coördinatie van de collectieve onderhandelingen
over arbeidsvoorwaarden in de EMU-lidstaten 1. Want, zegt de EMF in haar conceptresolutie, collectieve onderhandelingen zijn en
blijven de belangrijkste taak van de vakbeweging 2.
De vrees voor een neerwaartse spiraal is zo oud als de vakbeweging. Van oudsher wil de vakbeweging voorkomen dat werknemers tegen
elkaar uitgespeeld worden op de arbeidsmarkt. Vooral als werkgevers samenspannen is deze angst reëel. Objectief gezien is de komst van
de euro echter nauwelijks een reden om deze vrees weer te doen oplaaien. Er is in de afgelopen honderd jaar vaker van vaste dan van
flexibele wisselkoersen sprake geweest, en weinig EMU-deelnemers hebben ooit een echt zelfstandige monetaire politiek kunnen voeren.
Natuurlijk is het desondanks mogelijk dat het regime voor loononderhandelingen binnen EMU-lidstaten gaat veranderen, als de
onafhankelijke centrale bank op grotere afstand van de onderhandelingstafel komt te staan. Hierdoor wordt het spel tussen
loononderhandelaars en centrale bank iets gecompliceerder. Vroeger konden te hoge loonafspraken door de monetaire autoriteiten
‘afgestraft’ worden door het monetaire beleid ongewijzigd te laten (in plaats van hogere lonen met geldgroei te accommoderen). Nu wordt
dat wat lastiger, omdat de centrale bank geen ‘straf’ per lidstaat kan uitdelen als dat nodig mocht zijn. Het spel tussen een ‘leider’ (de
centrale bank die de geldpolitiek bepaalt zonder verder nog op loonuitkomsten te reageren) en een ‘volger’ (de loonvormer) wordt
gecompliceerder, omdat er een groep van volgers ontstaat, met mogelijk binnen die groep een hiërarchie: ‘volgers’ en ‘navolgers’. Daarbij
kan dan gedacht worden aan loononderhandelaars in de EMU-lidstaten, die de Duitse loonvorming na-volgen. In Duitsland zelf wordt
vaak de metaalsector weer als trendsetter gezien.
Stel dat de Nederlandse vakbeweging inderdaad de loononderhandelingen met een scheef oog naar Duitsland voert (dat deze stelling
empirisch aanvechtbaar is doet er hier niet toe). Als het Duitse loon gegeven is en bovendien spoort met de inflatiedoelstelling van de
centrale bank, dan staan de navolger in het spel van de loononderhandelingen twee mogelijkheden open. De eerste is om een iets hoger
loon af te dwingen, met het idee dat de daaruit voortvloeiende verkrapping van de reële geldhoeveelheid (doordat de centrale bank de
extra loongroei niet zal accommoderen) gering is. Immers, de monetaire straf zal grotendeels op de rest van de EMU-landen worden
afgewenteld. De tweede mogelijkheid is om juist een wat lager loon te vragen, om op die manier door loononderbieding een groter
aandeel van de markt te verwerven en de werkgelegenheid voor de eigen achterban te maximaliseren.
De Europese Metaalwerkers Federatie is voor de laatste mogelijkheid beducht. Of de euro daarvoor nu de goede aanleiding is, blijft
discutabel. De theorie van loononderbieding kan waarschijnlijk beter beargumenteerd worden op grond van andere ontwikkelingen, met
name het liberaliseren van goederen- en kapitaalmarkten. Markten worden ontegenzeggelijk transparanter, marktmacht neemt af, de factor
arbeid wordt een kleinere pion in het speelveld van de wereldmarkt.
Maar zal bij ontstentenis van coördinatie dat inderdaad in een neerwaartse spiraal ontaarden? Dat is twijfelachtig. Naarmate markten
‘perfecter’ worden, zullen prijzen en beloningsvoeten meer in overeenstemming raken met marginale kosten en productiviteit. Zolang
beloningsvoeten uitstijgen boven productiviteit, zullen werknemers worden afgestoten. In het omgekeerde geval zal de werkgelegenheid
juist groeien. Een politiek van loononderbieding is in een goed werkende markt dus onhoudbaar. Europese coördinatie van
loononderhandelingen zal wat dit betreft niet zoveel opleveren 3.
Dat wil niet zeggen dat zulke coördinatie nutteloos is, met name omdat de federatie van metaalwerkers een sterk accent legt op onderlinge
uitwisseling van informatie. Als leider, volger en navolgers elkaars strategie kennen en begrijpen waarom de loonruimte in het ene land
groter is dan in het andere, dan kan dit tot welvaartswinst leiden. ‘Loonmatiging’ wordt dan niet foutief als ‘onderbieding’ geïnterpreteerd.
De aandacht kan zich richten op de echte bron van welvaart: een verdere verbetering van de productiviteit

1 European Metalworkers’ Federation, Collective bargaining with the euro, draft resolution of the Collective bargaining committtee,
Brussel, 25 september 1998.

2 Het lijkt me een terechte aanname. Zie Voor een andere opvatting, uit Nederlandse vakbondskringen, H. van den Hurk en L. Brug, Van
regelaar tot dienstverlener , ESB, 6 november 1998, blz. 843-845.
3 Tenzij de coördinatie uitmondt in monopoliemacht, waarbij de vakbeweging de lonen boven het marktruimende niveau weet te brengen.
Het lijkt er echter niet op dat de EMF hier op uit is. Wel pleit de EMF in paragraaf 7 van de resolutie voor Europese minimum standaards
op het gebied van flexibiliteit, loongroei en minimumloon, hetgeen nadelig uitpakt indien die standaards te hoog liggen.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur