Het Leuvense manifest
Moeten de Beneluxlanden en Frankrijk vast blijven houden aan het
harde-muntbeleid of is een beter beleid denkbaar om uit de recessie te
geraken?
Het manifest Voor een arbeidsvriendelijker muntbeleid, ondertekend door
veertien hoogleraren economic aan
de Katholieke Universiteit Leuven,
heeft ook in het buitenland ruime
aandacht in de media gekregen. Uiteraard kwam er stevige tegenwind uit
monetaire beleidskringen en van andersdenkende Belgische economen.
Daags na de bekendmaking van het
manifest verscheen een column in
ESB, met als titel “Een zwevende
frank: een mirakeloplossing” opgesteld door collega P. van Rompuy,
een der twee niet-ondertekenaars
van het Leuvense Departement Economic. Deze kritische tegenhanger tegenover ons pleidooi biedt ons de
mogelijkheid om het geopende debat
te verruimen naar onze Nederlandse
collegae toe. Wij zijn de redactie van
ESB erkentelijk dat zij ons de gelegenheid biedt om nog eens precieser uiteen te zetten waar het debat zich op
– toespitst.
De recente beslissing van de EG-instanties om de fiuctuatiemarges van
de munten rond de EMS-spilkoers te
verbreden, was een duidelijk signaal
dat aan de lidstaten vrijgeleide werd
gegeven om het monetaire beleid
naar eigen inzicht en conjuncturele
prioriteiten om te buigen. Het tot dogma uitgegroeide harde-muntbeleid,
ondersteund door deflatoire beteugeling van de geldhoeveelheid en hoge
rentestanden, werd na de speculatiegolf van eind juli door de EG-top zelf
gerelativeerd. De versoepeling van
het EMS-systeem biedt de unieke
kans om het getij van de laagconjunctuur te keren met een gepast stimuleringsbeleid.
Duitsland heeft prioriteit gegeven
aan het bestrijden van de inflatoire
impulsen die voortvloeiden uit de
geopolitieke en economische problemen van de hereniging. De onmiddellijke (voorbarige?) creatie van een
muntunie tussen de twee Duitslanden
met ongelijk produktiviteitspeil en de
enorme krediet- en kapitaalhonger
van de nieuwe deelstaten veroorzaakt vicieuze kringlopen die door
een straf monetair beleid worden
bestreden. Het opdringen van deze
eigengereide beleidskoers aan de rest
van Europa leidde tot onhoudbare
spanningen en dreigde het EMS-systeem zelf op de helling te zetten. Dat
de Bundesbank haar fundamentele
beleidskeus continueert, is haar goed
recht. Maar aan de overige EMS-leden, met een lagere inflatiegraad en
onderbenutte produktiecapaciteit,
werd op 2 augustus jongstleden de
mogelijkheid geboden om in eigen
land het restrictieve monetaire beleid
om te buigen.
Beleidswijziging
Het Leuvense manifest betoogt dat
voor de Beneluxlanden en Frankrijk
het ogenblik is gekomen om de belangrijkste uitdagingen van het ogenblik, met name de groeivertraging en
de stijgende werkloosheid, een halt
toe te roepen. Aangezien de strikte
Maastricht-normen een budgettaire
aanzwengeling van de conjunctuur
uitsluiten, blijven slechts de monetaire instrumenten over. Deze dienen te
worden gecombineerd met structurele maatregelen aan de aanbodzijde
van de economic. Voor Belgie betekent dit in eerste instantie het tijdelijk
opschorten van de automatische prijscompensatie in de lonen, vermindering van de werkgeverslasten op arbeidskosten, flexibilisering van de
arbeidsmarkt en een actiever werkgelegenheidsbeleid. Een evenwichtig
pakket van structurele maatregelen,
gekoppeld aan monetaire bestedingsstimulering, lijkt ons de enige mogelijkheid om uit het conjunctuurdal te
komen.
Het onvoorwaardelijk en krampachtig vasthouden aan de deflatoire
beleidskoers van de Bundesbank, resulteert in prohibitief hoge kosten
van geld en krediet die de economische kringlopen verstikken. De reele
rentestand die gestegen is tot een
veelvoud van de (nu negatieve) groeivoet, remt de consumptieve vraag en
reduceert het volume van de uitbreidingsinvesteringen tot nul. In een dergelijk recessief klimaat vinden alleen
nog arbeidsbesparende rationaliseringsinvesteringen plaats, waardoor
zowel de conjuncturele als de structurele werkloosheid onrustbarend stijgen. Bij de lage inflatiegraden van de
Beneluxlanden en Frankrijk, is de
prijs van het deflatoire beleid met
hoge rentestanden te hoog. De schadelijke neveneffecten op economisch
en sociaal vlak achten wij vanuit
maatschappelijk standpunt ondraaglijk, en vol latente conflictstof.
Collega Van Rompuy wijst het tijdelijk loslaten van de harde-muntkoers
af als irrelevant en/of gevaarlijk. Hij,
met sommige andere representanten
van het arbeidskosten-standpunt, reduceert ons manifest tot een devaluatiepleidooi. Alles wel beschouwd ziet
hij alleen heil in “de loonontwikkeling bij te sturen ten einde de concurrentiepositie te vrijwaren en eventuele negatieve verwachtingen omtrent
de Belgische fundamentals uit de
weg te ruimen”.
Met deze stelling, die sinds jaar en
dag rondgalmt in bepaalde kringen,
belanden we in de zuivere neoklassieke optie van de jaren dertig.
Evenwichtig beleidspakket
Het Leuvense manifest, dat ondertekend is door een groep economen
van uiteenlopende politieke en maatschappelijke overtuiging, beoogt een
evenwichtig sociaal en economisch
beleidspakket voor te stellen. Het beveelt een breed pakket van beleidsmaatregelen aan, met structurele en
conjuncturele componenten, op basis
waarvan een nieuwe consensus kan
groeien. Het combineren van conjuncturele impulsen uit hoofde van
monetaire versoepeling met structurele maatregelen gericht op het verminderen van de draaglast en het verhogen van de draagkracht, levert een
evenwichtig pakket op, waarin alle
betrokken partijen – werkgevers,
werknemers en overheid – hun gading kunnen vinden; maar tegelijkertijd wordt van hen verlangd dat zij als
compensatie iets inleveren.
Voor werknemers biedt het pakket
meer kans op werkgelegenheid; de
uitbreidingsinvesteringen worden bevorderd door het soepeler munt- en
taal en eenzijdige stellingnames. De
onwrikbaarheid van de ingenomen
het nationaal produkt negatief is geworden. Dit is zelfs naar zeggen van
rentebeleid; de overheid kan ook pro-
positie bij de voorstanders van het
onze collega (zie zijn opmerkingen
fiteren aangezien bij een verbetering
van de conjunctuur de nu negatieve
groeivoet weer positief wordt en de
belastingopbrengsten stijgen; en
laatst maar niet in het minst, krijgt de
concurrentiekracht van de bedrijven
een niet te versmaden impuls. De
noodzakelijke structurele maatregelen aan de aanbodzijde — de tijdelijke
opschorting van de automatische
prijscompensatie, de versoepeling
van de arbeidsmarktregulering en het
verwijderen van de zwaar drukkende
overdaad in de sociale-zekerheidsregelingen – zijn de noodzakelijke prijs
voor de gunstige perspectieven die
zullen volgen op de ombuiging van
het monetaire beleid.
Wij stellen dat het Leuvense manifest een evenwichtiger en dus politick en sociaal haalbaarder perspectief biedt dan het alleen maar bijsturen van de loonontwikkeling,
waarop onze collega de nadruk legt.
De beteugeling van de loonstijging
vormt in het Leuvense pleidooi een
zeer belangrijk element, maar is
slechts een onderdeel van een com-
harde-muntbeleid gaat voorbij aan
de onvruchtbare discrepantie in het
sinds jaren gevoerde beleid, met enerzijds een te schuchtere en wankelmoedige houding tegenover het
sneeuwbaleffect van het budgettaire
tekort, en anderzijds het vasthouden
aan een overtrokken monetair dogma. De Belgische economic en ook
al degenen die ze in de kou laat
staan, zijn hiermee geenszins gediend.
over de starheid van de reele lonen)
niet haalbaar. Daarom stelden de auteurs van het Leuvense manifest zich
tevreden met een afremming van de
nominale loonstijging, door middel
van een tijdelijke opschorting van het
loon-prijsmechanisme. Dit is alleszins
een gebruiksvriendelijker optie voor
het naderende sociaal overleg.
plexer geheel.
Dekritiek
Het afwijzen van de monetaire versoepeling met argumenten zoals het
verlies van de moeizaam opgebouwde geloofwaardigheid, het gevaar van
inflatoire impulsen en de stelling dat
de vakbeweging haaks zal blijven
staan tegenover elke structurele ingreep, gaat te sterk uit van het zogenaarnde immobilisme bij de sociale
partners en bij de gekozen beleidvoerders. De overheid en zelfs de
vakbonden beseffen inmiddels ook
wel dat de drukkende last van de te
genereuze regelingen in de verzorgingsstaat langzaam maar zeker de
economic ontwricht. Voor hen zowel
als voor de financiele en monetaire
autoriteiten is het uur der waarheid
gekomen. Als de winstzoekende speculanten op de financiele markten
nog eens losslaan, komt de Belgische
frank voor hete vuren te staan. Trouwens, de centrale banken van de
buurlanden voelen zich nu minder
verplicht om de voor hen inflatoire
steunacties ten gunste van een andere lidstaat op te brengen.
De Belgische munt kan niet blijvend worden opgepept met stoere
ESB 8-9-1993
Het argument dat landen die het
voortouw nemen voor een meer duurzame stimulering, hierdoor afbreuk
plegen aan het EMS-systeem of aan
de Europese solidariteit, snijdt geen
hout. Immers, het zijn de hoogste EGinstanties zelf die de tijdelijke monetaire versoepeling hebben uitgewerkt. Dit om aan de lidstaten de
nodige vrijheidsmarges te verlenen
voor een structuur- en conjunctuurbeleid naar eigen inzicht en prioriteit.
Rekening houdend met de povere
resultaten van het gevoerde beleid,
liggen de economische en maatschap-
pelijke prioriteiten in Belgie anders
Crises zijn onthullers van problemen.
Ons manifest opende een fundamenteel debat en stelt een brede, coherente probleemoplossing voor; dit binnen het kader geschapen door de
recente versoepeling van het EMS-systeem. Maar de tijd dringt. De financiele markten zouden de onwrikbare
burcht wel eens kunnen belegeren.
Het is verkieslijker om tijdig tot een
nieuwe consensus te komen, en in
koelen bloede de bocht te nemen.
Louis Baeck
De auteur is hoogleraar economic aan de
Katholieke Universiteit Leuven.
dan in Duitsland. Het komende soci-
aal overleg van begin oktober zal
hiermee rekening moeten houden.
Het wordt een gemiste kans voor ons
land indien de Nationale Bank haar
eenzijdige stellingname doordrukt
naar dit bredere veld van maatschappelijk en economisch overleg. Geef
aan Caesar wat aan Caesar toekomt,
jawel, maar de Belgische volkshuishouding is vooralsnog een overlegeconomie. De monetaire autoriteiten
moeten tot het inzicht worden gebracht dat zij wel een belangrijk onderdeel, maar niet een allesoverheersend kroonstuk vormen van de totale
beleidsvoering. Dit is uiteraard een
politick probleem.
Starre lonen
Tot slot nog een opmerking over de
paradox die verscholen ligt in het betoog van collega Van Rompuy. Hij onderstreept terecht het starre karakter
van de reele lonen. Maar enkele regels verder wordt zijn reeds geciteerde mirakeloplossing van bijsturing
der lonen ten tonele gevoerd. Bij een
loonbeleid gebaseerd op de produktiviteitsontwikkeling, zo begrijp ik zijn
argumentatie, zou bij de komende
cao-onderhandelingen een dalende
reele loonvoet verkregen moeten
worden, aangezien de groeivoet van
Het controversiele Leuvense manifest
heeft ongetwijfeld de verdienste het
debat te openen over het Belgische
harde-muntbeleid.
Voor- en tegenstanders van het Belgische monetaire beleid vertonen in
hun argumentatie een aantal opmerkelijke gelijkenissen: een diepe bezorgdheid over de oplopende werkloosheid en een erkenning van de
noodzaak tot structurele ingrepen die
de arbeidskosten verlagen en de starheid van de arbeidsmarkt doorbreken. Overigens raakt men hier aan
een oud zeer dat typisch is voor de
EG-lidstaten en dat onlangs nog door
Commissievoorzitter Delors is aangewezen als de belangrijkste oorzaak
van de Europese arbeidsonvriendelijke groei.
Het verschil tussen de Leuvense
economen en hun opponenten heeft
te maken met de aanpak van het
werkloosheidsprobleem. Terwijl de
Leuvense economen alle heil verwachten van een schoktherapie waarin een zachte-muntpolitiek centraal
staat, geven de tegenstanders priori-
staan. Evenmin is de invloed van de
lange-termijnrente op de investeringen in de geschatte investeringsfuncties doorslaggevend: het zijn vooral
om conjuncturele redenen slechts efficient is indien de negatieve schok
landspecifiek of met andere woorden
asymmetrisch is. Er zijn weinig aan-
risico’s. Mislukt de structurele aanpak
de vraagelementen en de winstge-
wijzingen voorhanden die het speci-
dan is het harde-muntbeleid op den
vendheid die de dynamiek van de be-
duur onhoudbaar. Evenzeer houdt de
drijfsinvesteringen. voeden, althans
loskoppeling van de frank ten opzichte van de mark niet te onderschatten
risico’s in op het vlak van de inflatie
en van de lange-termijnrente.
bij een ruim onderbezette produktiecapaciteit.
Verder gaan de Leuvense economen voorbij aan de empirische vaststelling dat het renteverschil met de
DM op lange termijn sinds de koppe-
fiek Belgische karakter van de huidige recessie pndersteunen.
Bovendien is-het grootste deel van
de hoge Belgische werkloosheid
structureel van aard en dient het beleid bijgevolg een structureel karakter
te hebben. Vermindering van het gemiddelde niveau van de loenkosten
staat in deze aanpak centraal. Daarnaast is het zaak de relatieve loonkosten van de laaggeschoolden te
verlagen vanwege de toenemende
teit aan het verlagen van de arbeidskosten en het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt. Elk van
deze beleidssporen gaat gepaard met
Het Manifest
ling midden 1990 aanzienlijk geslon-
Het ontbreekt in het manifest van
Leuven aan een concretisering’op het
operationele vlak en een empirische
onderbouwing van de argumentatie.
ken is en dat de Belgische lange-termijn reele rente sindsdien gedaald is
van ruim 6% tot nagenoeg 4%. De betekenis van een stabiel en geloofwaardig beleid in de verklaring van deze
Operationalisatie
door de Leuvense economen nauwe-
opmerkelijke ontwikkeling wordt
Het is operationeel zwak omdat nergens wordt aangegeven hoe groot de
vereiste depreciatie van de frank tegenover het DM-blok zou moeten
zijn. Met een dergelijke vaagheid kan
men bezwaarlijk het opschorten van
de loonindexering verkopen en belast men de commerciele en financiele transacties met het buitenland
van de bij uitstek open Belgische economic. Evenmin wordt gepreciseerd
wat de nieuwe ankermunt zal zijn
voor de frank. Sterker nog, de Leuvense economen suggereren dat Belgie “het voortouw moet nemen” bij
lijks onder ogen gezien. Evenmin
wordt aandacht besteed aan de fundamentele omslag in positieve zin van
de lange-termijnkapitaalbalans sinds
de koppeling.
Schuldquote en harde-muntbeleid
Impliciet stellen de Leuvense economen dat de hoge schuldquote de geloofwaardigheid van het harde-muntbeleid ondermijnt. Het valt echter
moeilijk empirisch uit te maken in
welke mate de verhouding van de
overheidsschuld tot het bnp bijdraagt
in de verklaring van het renteverschil
het loskoppelen van de Duitse mark.
op lange termijn tussen de frank en
Indien Frankrijk noch Nederland vol-
de mark. Belangrijker dan deze voorraadgrootheid is de stroomvariabele,
met name het overheidstekort. Met of
zonder Maastricht-normen dient het
overheidstekort teruggedrongen te
worden tot de kritische 3-procentgrens en zelfs lager. De geloofwaardigheid van het budgettaire beleid
moet dan ook worden getoetst op
basis van het succes waarmee de Belgische overheid het budgettaire convergentieplan realiseert. Hiertoe is
het duurzaam terugdringen van het
tekort in de sociale zekerheid een
gen, dan zweeft de frank eenzaam
ten opzichte van het DM-blok, met
alle negatieve gevolgen van dien.
Empiric
Het gebrek aan een degelijke empirische onderbouwing van de argumentatie van de Leuvense economen is
verwonderlijk, omdat men mag aannemen dat zij vertrouwd zouden moeten zijn met gevestigde econometrische resultaten omtrent de invloed
van de rentevoeten op de economische activiteit. Bovendien wordt lichtvoetig over het onderscheid heen
noodzakelijke voorwaarde.
gestapt tussen de structurele en conjuncturele componenten van de op-
De kernvraag
lopende werkloosheid.
De bewering dat een hoge kortetermijnrente rampzalig zou zijn voor
de binnenlandse bestedingen wordt
geenszins door econometrische schattingen van consumptie- en investeringsfuncties bevestigd. Het deflatoire
effect van het harde-muntbeleid
komt hiermee op losse schroeven te
De kernvraag die uit het actuele debat naar voren komt is of een negatieve conjunctuurschok al dan niet bijgestuurd dient te worden door een
depreciatie van de frank ten opzichte
van het DM-blok. De theorie van de
optimale muntzone stelt dat het gebruik van het wisselkoersinstrument
‘mismatch’ tussen vraag en aanbod
op de arbeidsmarkt. Reele looninlevering is slechts een van de scenario’s:
het herschikken van de sociale-zekerheidsbijdragen op een budgettair
neutrale manier is een ander beleidsspoor dat in de loop van het najaar
wellicht op de agenda van het sociale
overleg zal voorkomen.
Paul Van Rompuy
De auteur is hoogleraar economic aan de
Katholieke Universiteit Leuven.