Het Franse ongelijk
Aute ur(s ):
Veen, A.P. van (auteur)
De auteur is verb onden aan de vakgroep Algemene Economie van de economische faculteit van de Rijksuniversiteit Limburg te Maastricht.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4057, pagina 435, 8 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
uit, de, vakliteratuur, drugs, genotmiddelen
De Fransen voeren al enige tijd een ware kruistocht tegen het Nederlandse drugsbeleid. Nederland moet strenger optreden en alle
gebruik verbieden, net als de Fransen. Echter, als we de verdedigers van het Nederlandse drugsbeleid moeten geloven, is dit beleid
beter dan het Franse beleid. Er zijn relatief minder harddrug verslaafden in Nederland en de uitwassen van de drugsverslaving zijn in
Nederland geringer dan in Frankrijk, luidt het verweer. In dit kader is het interessant om eens nader naar de kosten en baten van
verschillende typen drugsbeleid te kijken. Onlangs verscheen hierover een artikel van de Amerikaanse economen Miron en Zwiebel
in the Journal of Economic Perspectives 1.
Miron en Zwiebel gaan na wat de effecten zijn van het verbieden van drugs ten opzichte van een situatie van vrije verhandelbaarheid
van drugs. Het directe effect van een verbod is een forse prijsverhoging, vanwege een opwaartse verschuiving van de aanbodcurve en
een slechts geringe neerwaartse verschuiving van de vraagcurve. De neiging tot kartelvorming bij illegale activiteiten versterkt de
prijsopdrijving. Deze prijsverhoging zal slechts in geringe mate gepaard gaan met een daling in het verbruik en leidt tot allerlei
ongewenste effecten. Een hoge prijs verhoogt bijvoorbeeld de marginale opbrengsten van het gebruik van geweld. Omdat voorts de
marginale kosten van het gebruik van geweld op een illegale markt kleiner zijn dan op een legale markt, kan een uitbreiding van de
hoeveelheid geweld worden verwacht.
De illegaliteit maakt het ook onmogelijk de kwaliteit van de verhandelde goederen te controleren, waardoor het aantal sterftegevallen
vanwege het gebruik van drugs onnodig hoog is. Voorts blijkt uit onderzoek dat de criminaliteit waarmee het drugsgebruik omgeven is,
voornamelijk het gevolg is van financiële problemen en niet inherent is aan het gebruik van drugs. Een lagere prijs voor drugs zou de
‘property crimes’ dus terugdringen.
Daarnaast wijzen de auteurs op de stijgende handhavingskosten van de huidige verbodswetgeving. In de periode 1981-1994 zijn deze
kosten voor de VS meer dan verzevenvoudigd!
Na deze positieve analyse van het probleem volgt een normatieve analyse. Twee vragen komen hierbij aan de orde. Ten eerste, is het
gebruik van drugs per definitie welvaartsverlagend? Nee, aldus Miron en Zwiebel. Verwijzend naar een model van Becker en Murphy uit
1988, wordt betoogd dat rationeel handelende individuen vrijwillig tot het gebruik van drugs kunnen overgaan. Voor hen is het gebruik
dus welvaartsverhogend.
Ten tweede, zorgen de externe effecten van het drugsgebruik niet voor een forse welvaartsverlaging voor de niet-gebruikers? Ja, aldus
de auteurs, maar de vraag is of de externe effecten door een verbodsbeleid worden verlaagd. Hier is reden voor twijfel. Uit veel onderzoek
blijkt dat er in de wereld van verslavende producten nogal eens substitutie plaats vindt. Hoge prijzen voor verboden drugs leiden tot een
stijging in het gebruik van andere verslavende middelen. Tevens blijkt dat de externe effecten van deze substituten (alcohol, tabak) op
zijn minst even groot zijn als van de verboden drugs. Met andere woorden, het vrijelijk verhandelbaar maken van drugs zal leiden tot een
daling in het gebruik van andere verslavende producten en nauwelijks van invloed zijn op de omvang van de externe effecten.
Tenslotte wordt de vraag gesteld wat eigenlijk het optimale drugsbeleid is. Drie modellen worden besproken. Eerst het Nederlandse
model. In dit model wordt niet de consumptie, maar de productie/handel aangepakt. Twee punten van kritiek worden hierop gegeven.
Ten eerste, vanwege het sterk gerestricteerde aanbod, blijven problemen als criminaliteit en toenemend geweld bestaan. Verder leiden de
omvangrijke hulpprogrammas voor de gebruikers tot een subsidie op het gebruik van drugs. Hoewel de auteurs concluderen dat deze
benadering zeker beter is dan een algemeen verbod op productie en verbruik, vragen ze zich af of deze asymmetrische benadering de
juiste is.
Daarna bespreken Miron en Zwiebel het Britse model, waarin zwaar verslaafden drugs op recept van de arts kunnen krijgen. Dit heeft
ertoe geleid dat er jarenlang geen illegaal drugcircuit in Engeland bestond. De laatste jaren, waarin stijgende terughoudendheid wordt
betracht in het voorschrijven, ziet men echter een groeiend illegaal circuit ontstaan. Het derde model is het alcohol/tabak model, waarbij
drugs net zo worden behandeld als legale verslavende middelen. De auteurs zien twee gevolgen: de zwarte markt zal verdwijnen en het
gebruik zal toenemen. Een forse toename valt echter niet te verwachten, aldus de auteurs.
Miron en Zwiebel leveren een interessante bijdrage aan de discussie over het drugsbeleid. Het artikel is gebaseerd op de resultaten van
veel onderzoek, bijvoorbeeld naar de effecten van de beruchte drooglegging in het begin van deze eeuw in de VS. Maar ook de
resultaten van recent onderzoek naar het gebruik van drugs laten zien dat de effectiviteit van verbodswetgeving twijfelachtig is. Het
artikel biedt geen pasklare oplossing voor de discussie tussen de Fransen en de Nederlanders, maar het biedt veel stof tot nadenken en
nadere vraagstellingen over drugsbeleid. Misschien moeten de Franse beleidsmakers zich bij het beoordelen van het drugsbeleid een
recente uitspraak van Rick van der Ploeg ter harte nemen dat een joint af en toe zeer verfrissend kan werken. Een joint hoeft niet per se
vind ik, maar de Fransen zouden er goed aan doen het artikel van Miron en Zwiebel eens te lezen
1 J.A. Miron en J. Zwiebel, The economic case against drug prohibition, The Journal of Economic Perspectives, herfst 1995, blz. 175-192.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)