Ga direct naar de content

Afnemende grensmoraal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 8 1996

Afnemende grensmoraal
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4057, pagina 417, 8 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
normen, w aarden

Thijs Wöltgens meent dat de economie een wet rijker is. Naast die van dalend grensnut en dalende grensopbrengst zou er sprake zijn
van een wet van de dalende grensmoraal 1. Hoe groter het domein van de markt is, des te kleiner dat van de moraal. Het marktdenken
kweekt calculerende, amorele burgers. Een naargeestige samenleving is hun voorland.
Een goed functionerende markt kan niet zonder moraal. Zonder maatschappelijke normen en waarden is de homo economicus een
rationele zot en zijn markten, bijvoorbeeld door gebrekkig vertrouwen, gedoemd tot falen. Volgens de eerste wet van Wöltgens zal verval
van normen en waarden de welvaartswinst van economische liberalisering ongedaan maken. Het is te gemakkelijk om het probleem om te
draaien, door met een snelle verwijzing naar de tijd van Brezjnev te betogen dat minder markt meer mogelijkheden voor corrumperend
gedrag biedt. Uitdagender is een terugblik op het werk van de grondlegger van het economisch liberalisme, Adam Smith. En dan niet
alleen de Wealth of nations, maar ook zijn Theory of moral sentiments, dat zwaar leunt op de moraal van het stoïcisme en christendom.
Hoewel Smith minachtend over de rijke grondbezitters spreekt, meent hij dat het najagen van eigenbelang niet verwerpelijk is (de fameuze
onzichtbare hand zorgt er zelfs voor dat ze, onbedoeld, ook voor het brood op tafel van hun dienaren zorgen). Geen ode dus aan de
zelfzucht, maar zelfzucht is volgens Smith niet immoreel. Om Smith te parafraseren: ESB valt niet in de brievenbus vanwege de
goedwillendheid van de postbode, maar omdat zijn broodwinning ermee gemoeid is.
De eigenliefde van de postbode is dus in het belang van de lezer, maar het is mogelijk dat de postbode geen zelfbeheersing kent en ESB
voor zichzelf houdt. Zelfbeheersing is een belangrijker deugd dan eigenliefde. Ze wordt bevorderd door de drang naar respectabiliteit.
Een postbode, die betrapt is op het achterhouden van post, verliest baan en aanzien en zal het daarom wel laten. Maar soms wordt de
eigenliefde niet in toom gehouden door zulk verlangen naar respect. Zoals bij de baas van de postbode, die zijn monopoliemacht
misbruikt voor een bovenmatige beloning 2. Eén van de opmerkelijke inzichten van Smith is nu dat, waar zelfzucht dreigt te ontaarden
door gebrekkige zelfbeheersing, de markt een moreel aanvaardbaar resultaat tot stand kan brengen. De markt is een countervailing
power die overmatig egoïsme beheerst. Een (‘complete’) markt met volledige mededinging sluit willekeur en machtsmisbruik uit. Het
najagen van eigenbelang leidt zelfs tot een doelmatige uitkomst. Lang na Smith zijn daarover twee welvaart-stellingen geformuleerd. De
eerste is dat zo’n markt ‘Pareto-efficiënt’ is, de tweede dat ook andere (rechtvaardiger) Pareto-efficiënte marktevenwichten tot stand
kunnen komen bij bepaalde vormen van herverdeling van inkomen of vermogen. Want de markt mag doelmatig of zelfs procedureel
rechtvaardig zijn, de uitgangssituatie is vaak oneerlijk. Met andere woorden: het is niet de markt die immoreel is, maar mogelijk wel de
ongelijke begiftiging, en de gevolgen van de bekende vormen van marktfalen.
Naarmate het domein van de markt groter wordt komt het welvaart-optimum dichterbij. Neem huishoudelijke arbeid en opvoedkundige
diensten. Is de moraal met de opkomst van crèche, werkster en het culinaire magnetronmenu afgenomen? Aannemelijker is dat
bijvoorbeeld vrouwen door hun toenemende economische zelfstandigheid beter in staat zijn zich maatschappelijk te doen gelden. De
emancipatie dankzij de ontplooiing van de markt is dan zelfs een voorbeeld van morele meeropbrengsten.
Een ander voorbeeld is het introduceren van marktwerking in de sociale zekerheid. De sociale zekerheid was een antwoord op marktfalen.
Asymmetrische informatie en moreel risico (roekeloosheid) belemmeren het functioneren van vele verzekeringsmarkten. In dit geval
belemmert de moraal de markt, in plaats van andersom. De overheid heeft het gat in de markt gedicht door verzekeringen tegen ziekte,
gebrek en werkloosheid bindend voor te schrijven. De introductie van marktwerking heeft niet ten doel het gat weer open te breken. Het
gaat vooral om het aanbrengen van ‘checks and balances’ in een situatie die nog altijd regulering vereist, maar door verminderde
zelfbeheersing ten onder gaat. Collectief opgelegde regelingen maken afwenteling en ontduiking aantrekkelijk. Calculerend gedrag leidt
door de anonimiteit van het collectieve stelsel onvoldoende tot verlies aan respect. Zelfbeheersing moet dan op een andere manier
worden afgedwongen. Marktprikkels (waaronder premiedifferentiatie, eigen risico en concurrentie tussen uitvoerders) zijn daarvoor een
geeigend instrument. Veel meer dan calculerend gedrag zijn verkeerde prikkels immoreel. Marktconform reguleren is hierop een antwoord.
Wel kan extreem marktisme tot grote ongelijkheid leiden. Inkomensherverdeling staat door de opkomst van het liberale marktdenken
onder druk. Dat is echter niet noodzakelijk. De Wet op de Economische Mededinging zal onbillijke ongelijkheden door kartelpraktijken
wegnemen. En progressieve belastingen bestaan niet bij de gratie van staatsposterijen. De afnemende grensmoraal is minder een
wetmatig effect van marktwerking dan een (vermeend?) maatschappelijk proces dat vooral moreel ondernemerschap vereist. Ook
daarvoor bestaat een markt: de democratie

1 Thijs Wöltgens, De neezeggers, of de politieke gevolgen van het economisch liberalisme , Prometheus, 1996, blz. 31.
2 Zie ook A. Heertje, Efficiënte wanprestaties , ESB, 1 mei 1996, blz. 399.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur