Ga direct naar de content

De neoklassieke benadering als exportartikel

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 8 1996

De neoklassieke benadering als exportartikel
Aute ur(s ):
Bergeijk, P.A.G. van (auteur)
De auteur is werkzaam b ij het Ministerie van Economische Zaken. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4057, pagina 431, 8 mei 1996 (datum)
Rubrie k :
Boekbespreking
Tre fw oord(e n):
chili, economische, orde, boekbesprekingen

Wat hebben de Chileense en de Nederlandse ‘marktmafia’ met elkaar gemeen?
In 1973 maakte een militaire junta onder leiding van Generaal Pinochet een bloedig einde aan het socialistische experiment van de
Chileense president Allende. In de nasleep van de staatsgreep nam een kleine elite van in Chicago opgeleide Chileense economen het
roer van de economische politiek over. Het beleid werd gericht op het rigoureus terugdringen van de rol van de overheid in de
Chileense economie, en wordt wel gezien als een voorloper van de politiek van Thatcher.
De goed gedocumenteerde, uiterst leesbare dissertatie waarop Valdés aan de universiteit van Princeton promoveerde, handelt over de
wetenschappelijke vorming die uiteindelijk bepalend was voor de rol die deze elite van ‘Chicago boys’ kon en wilde spelen ten tijde van
het militaire regime.1 Valdés onderzoekt de overdacht van de ‘neoklassieke ideologie’ en bestudeert de rol die technocratische elites
spelen in maatschappelijke moderniseringsprocessen zonder evenwel te vervallen in voor de hand liggende samenzweringstheorieën.
De Chicago boys in Chili
Het uitzonderlijke verhaal van de Chileense Chicago-revolutie begint in het midden van de jaren vijftig toen het Amerikaanse ministerie
voor ontwikkelingshulp een samenwerkingsovereenkomst financierde tussen de University of Chicago en de Universidad Católica de
Chile. Kernpunten van de overeenkomst waren een professionalisering van de economische faculteit van de Universidad Católica en een
reorganisatie van zijn curriculum, een trainingsprogramma voor Chileense studenten in Chicago en een onderzoeksinstituut dat zich
richtte op de neoklassieke analyse van Latijnsamerikaanse problemen.
Valdés maakt helder dat het project vanaf het eerste moment vooral bedoeld was om een tegenkracht te scheppen tegen de marxistische
en structuralistisch-institutionele invalshoeken die de Latijnsamerikaanse economiebeoefening domineerden. Het paradigma dat door de
Chicago School wordt uitgedragen, is zeer geschikt voor een dergelijke vorm van economisch imperialisme. De èchte Chicago-econoom
denkt en werkt immers louter op basis van neoklassieke uitgangspunten, stelt de feitelijke en de ideale markt aan elkaar gelijk, verdedigt
de individualistische markteconomie op morele en pragmatische gronden en past de economische analyse op alle aspecten van het leven
toe. In feite is er slechts plaats voor één theorie: de juiste, en die is in Chicago ontwikkeld.
Het uitwisselingsprogramma van Chileense studenten was de spil waarom de overdracht van het neoklassieke gedachtengoed draaide.
Door uitzending naar Chicago traden de studenten toe tot de elite van kundige professionals. In Chicago was er een speciaal programma
voor deze studenten waardoor een meer dan gemiddelde binding met hoogleraren en de alma mater ontstond. Teruggekeerd in Chili
versterkten de studenten de wetenschappelijke staf van de economische faculteit waar de invloed van Chicago snel groeide en de groep
in het midden van de jaren zestig het faculteitsbestuur kon overnemen. De transmissie van Chicago naar de Universidad Católica de
Chile leek aldus bestendig en succesvol.
Isolement
Het dogmatische Chicago-denken werd op deze manier echter in een maatschappelijke context geïntroduceerd die traditioneel gericht
was op consensus en een meer institutionele economiebeoefening voorstond. De recipiënt bleek in staat noch bereid de analytische
bijdrage op haar waarde te schatten of de merites van deze benadering voor de economische politiek te begrijpen. Aldus verkeerden de
deelnemers aan het Chicago-project eigenlijk vanaf het eerste moment in een maatschappelijk isolement: overtuigd van het eigen gelijk,
maar door hun doelgroep (nieuw-liberale politici en Chileense ondernemers) gezien als een sekte op een ivoren toren. De zelfverkozen
positie van verdediger van de academische zuiverheid werd zo nog eens extra versterkt: de uit Chicago terugkerende studenten konden
eigenlijk alleen nog maar een academische carrière volgen en daarvoor was zuiverheid in de leer een vereiste.
Er was een enorme schok nodig om dit isolement te doorbreken. De schok werd gevormd door de verkiezing van Allende die een proces
van nationalisering, naasting en onteigening in gang zette. De uiterst conservatieve opvattingen van de Chicago boys leverde de
groeiende oppositie de gevraagde munitie en de groep werd op deze manier betrokken bij het formuleren van een ‘realistisch alternatief’
voor de economische politiek van Allende. Toen de militairen de macht overnamen, lag er dus een blauwdruk voor een nieuwe
economische orde klaar die, aldus Valdés, uiteindelijk als de belangrijkste ideologische basis van het regime van Pinochet functioneerde.
Het autocratische bewind voerde beleid zonder interesse in de mogelijk negatieve consequenties van de economische maatregelen en

bleef aldus zuiver in de neoklassieke leer.
Economie en politiek
In economische termen was de toepassing van het Chicago-model op de Chileense economie tamelijk succesvol en Chili wordt vaak
gepresenteerd als het prototype van een geslaagd beleid van structurele hervorming. Dikwijls wordt Chili genoemd als een voorbeeld om
de stelling te illustreren dat ingrijpende economische beleidswendingen slechts mogelijk zijn onder een rechts bewind en onder druk van
ernstige crisis 2. Chili wordt ook gezien als een model waarmee op zeer effectieve wijze met behulp van structurele hervormingen
socialistische kenmerken worden geëlimineerd en door vèrstrekkende privatisering de keuze voor een markt-georiënteerde economie
onomkeerbaar wordt gemaakt. In dit verband wordt ook wel een parallel getrokken met de privatisering in de voormalige centraal geleide
economieën in Midden- en Oost-Europa.
In politieke termen kan het regime van Pinochet gezien de enorme schendingen van de mensenrechten evenwel louter als een verlies
worden beschouwd. Ook de parallel met Oost-Europa gaat niet op. In Chili gebruikte een militaire dictator denationalisering om de
maatregelen van de democratisch gekozen regering Allende terug te draaien; in Oost-Europa nemen democratisch gekozen overheden
onomkeerbare stappen om af te rekenen met de erfenis van de communistische dictatuur 3.
Valdés beargumenteert dat de uiteindelijke legitimering van het Chileense marktgeoriënteerde beleid eerst kon plaatsvinden na het herstel
van de democratie toen de regering van president Aylwin de uitgangspunten van een gezond en stabiel economisch beleid handhaafde,
maar hierbij wel de kosten van economische maatregelen in het bijzonder voor de zwakkere groepen in de Chileense maatschappij betrok.
Overeenkomsten met Nederland?
Ook in Nederland is enige jaren een proces in gang waarbij steeds meer waarde wordt gehecht aan het inschakelen van de markt en het
terugdringen van de rol van de overheid. Net als in Chili wordt dit proces – wellicht nog het meest prominent door Van Waarden – in
verband gebracht met een kleine elite van Haagsche beleidmakers die een ‘ideologische bevlieging’ nastreeft. De Volkskrant heeft deze
groep ‘de marktmafia’ genoemd; een aansprekende geuzennaam, die geen recht doet aan het feit dat het hierbij om een nogal heterogeen
gezelschap gaat dat er niet voor terugschrikt om verschillen van inzicht in de populaire vakpers uit te vechten 4. Het gaat naar mijn
waarneming in tegenstelling tot de Chileense kongsi van gelijkgestemden in Nederland meer om een cluster van geïnteresseerden 5. Ook
om andere redenen is er mijns inziens geen sprake van een door een kleine groep van technocraten aangestuurd ideologisch proces. De
belangrijkste elementen van de nieuwe beleidsstrategie beschikken over een breed politiek draagvlak en zijn ook duidelijk herkenbaar in
de verkiezingsprogramma’s van de grote politieke partijen uit 1994 6. Ten slotte gaat het bij de marktmafiosi niet om een groep met een
gemeenschappelijke achtergrond of training: er is geen sprake van een school of van een universitaire uitvalsbasis.
De discussie over deze aangelegenheden wordt overigens ernstig gehandicapt door een voor het Nederlandse discours ongebruikelijk
gebrek aan kwantificering (en hier dringt zich een vergelijking met de ervaringen in Chili wel op). Wanneer men de feitelijke markt gelijk
wil stellen aan de ideale markt dan moet de werkelijkheid worden aangepast aan de theorie. De economen van Pinochet volgden die
route; de prijs in termen van maatschappelijke kosten kan dan erg hoog zijn.
Aanvankelijk is de nieuwe weg door Nederlandse beleidsmakers op ‘eigen merites’ ingeslagen, dat wil zeggen op basis van kwalitatieve
analyses waarbij de mogelijke negatieve korte-termijnconsequenties van structurele hervorming grotendeels buiten beeld bleven. De
keuze voor een beleidswende zonder ‘fine tuning’ was een opgelegde: het Centraal Planbureau noch de Nederlandse universiteiten
beschikten over instrumenten om deze vraagstukken te analyseren. Sinds 1993 neemt evenwel de (mede door het beleid geïnduceerde)
wetenschappelijke belangstelling sterk toe en is er sprake van een analytische inhaalslag 7. Naar verwachting zal het hierdoor ook beter
mogelijk worden voor- en nadelen evenwichtig af te wegen. Deze aanzet tot kwantificering contrasteert overigens weer met de antimarktretoriek die met lege handen (althans zonder empirisch bewijs) poneert dat het Nederlandse systeem doelmatig is en niet zou
moeten worden aangepast of bijgestuurd.
Slot
De ontwikkelingen in de Nederlandse economische politiek weerspiegelen de mondiale herwaardering voor de markt als coördinatie- en
allocatiemechanisme. Ook op andere terreinen is Chicago er in geslaagd een stempel te drukken op de economiebeoefening. Sinds 1990
illustreren de Nobelprijzen voor Miller, Coase, Becker, Fogel en Lucas dat de theorieën uit Chicago gewilde exportproducten zijn in
economenland. Dit succes rechtvaardigt ten minste één vraagteken bij een centraal punt in de dissertatie van Valdés, die de opkomst van
de Chicago boys in Chili als een gevolg van intentioneel handelen beschouwt. Het is immers niet ondenkbaar dat de economische
analyse die door Chicago werd uitgedragen het beste product is dat op de markt van ideeën verkrijgbaar is

1 J.G. Valdés, Pinochet’s Economists: The Chicago School in Chile, Cambrigde University Press, 1995, 334 blz. + xiii, index ISBN 0 521
45146 9, Æ’ 105.
2 Zie bijvoorbeeld J. Williamson (red.) The political economy of policy reform, Institute for International economics, Washington D.C.
1994.
3 P.A.G. van Bergeijk en R.C.G. Haffner, Privatization, deregulation and the macroeconomy, Edward Elgar, 1996, blz. 36-37.
4 M. Ackermans en H. van den Hende, Marktmafia, de Volkskrant, 23 januari 1995.
5 Een goede illustratie vormt de traagheidsratio die aan de basis staat van pogingen het functioneren van markten te meten. Deze
methode die ironisch genoeg in 1991 door Kuipers als eerste op Nederland is toegepast, heeft vooral een rol gespeeld in enige pittige

discussies tussen beleidmakers op het Ministerie van Economische Zaken en op het Ministerie van Financi ën.
6 R.C.G. Haffner en P.A.G. van Bergeijk, The economic consequences of Dutch politics, De Economist, 1994, blz. 497-505.
7 M.A. van Dijk en P.A.G. van Bergeijk (Marktwerking, markup ratio’s en marktmacht, 1996) inventariseren recente empirische studies
die betrekking hebben op de werking van Nederlandse markten voor goederen en diensten. Van de 32 studies zijn er 25 (78%) na 1993
gepubliceerd.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur