J. E. Andriessen
Het avondblad
De krant op Prinsjesdag bracht een aardig
interview met minister Ruding. Als bijna uitsmijter vroeg de blijkbaar belezen journalist
hem of hij het recente boekje van prof. Kessler 1) al had gelezen, in het bijzonder omdat
deze enige vergroting van het financieringstekort toelaatbaar achtte. Ik citeer het bondige antwoord van de minister: ,,Ik heb belangrijker avondlectuur, het lezen van de NRC
Handelsblad kost mij al genoeg tijd”. Een
openhartige zinsnede, in de eerste plaats al
omdat snibbigheden tussen oud-bankiers
niet zo gebruikelijk zijn. Toch kan men voor
de uitspraak enig begrip hebben. De NRC
Handelsblad is niet het slechtste produkt van
Elsevier-NDU en in Kesslers boekje staan
wel erg veel formules. Dan maar liever de
krant, want in de politiek werkt men toch
vooral op de korte baan. Doch laat ik stoppen
met deze oppervlakkige waarnemingen en
trachten wat dieper te graven.
Kort gesteld komt Kesslers doorwrochte
betoog er op neer dat bezien vanuit de theorie
van de ,,functional finance” enige vergroting
van het financieringstekort van de overheid
onder de huidige omstandigheden verantwoord is om verdere vraaguitval tegen te
gaan. Zijn bewijsvoering is nauwelijks te
weerleggen. Duidelijk toont hij aan dat een
consistent heractiveringsbeleid, mede gericht op een vergroting van de effectieve
vraag, het tekort op korte termijn weliswaar
iets zal doen stijgen, maar daarna zal doen
dalen via een verbetering van de belastingopbrengsten en een verlaging van conj unctureel
bepaalde overheidsuitgaven. Daarentegen
geeft een geforceerde bezuinigingspolitiek
weinig uitzicht op herstel, noch van de economic als totaal noch van de overheidsbegroting op zich 2).
Het is niet moeilijk te raden waarom de
heer Ruding dit soort oude wijsheden schuwt
en maar liever achter zijn avondblad wegduikt. De theorie van de functional finance”
is in de tijd voor zijn optreden te zeer misbruikt om nu al weer naar voren te kunnen
worden gehaald. Vroeger, toen men er beter
af kon blijven, hebben de politici en ,,handlangende” economen het keynesiaanse
speelgoed dolgedraaid. Nu zou het misschien
ESB 19-10-1983
van pas komen, maar laat men het uit angst
toch maar liever in de kast.
De tegenstelling Ruding-Kessler verscheurt niet alleen de Nederlandse economenwereld. In wezen is het een afschaduwing
van het veel grotere debat dat in de Verenigde Staten wordt gevoerd over het Amerikaanse begrotingstekort. Na veel geharrewar
begint daar echter de gedachte veld te winnen dat het in gang gezette conjunctuurherstel kan bijdragen tot vermindering van
het beruchte gat van $ 200 mrd. Men heeft
daar trouwens ook een veel beter inzicht in de
structuur- en conjunctuurcomponenten van
de federate begroting, informatie die men bij
al het nuttige dat de Mtijoenennota 1984
geeft, toch node mist. Ironisch genoeg zijn de
Amerikanen, ondanks alle aanbodfilosofieen, toch nogal met de ,,functional finance”
bezig geweest, getuige de gefaseerde maar bij
elkaar toch respectabele verlaging van de
inkomstenbelasting en de verhoging van de
(militaire) uitgaven.
Doch blijven we dichter bij huis. Stelt u
zich een land voor waar al geruime tijd het
consumptievolume met enkele procenten
per jaar daalt, waar de netto investeringen
van het bedrijfsleven maar 6% van het nationale inkomen (ni) bedragen, waar voorts de
werkloosheid met 17% van deberoepsbevolking hoger is dan waar ook in de industriele
wereld en waar ten slotte een betalingsbalansoverschot op lopende rekening van 5%
van het ni wordt verwacht. Dat is het Nederlandvande Macro Economische Verkenningen 1984 zal de lezer zeggen. Inderdaad,
maar een scherper voorbeeld van binnenlandse onderbesteding laat zich toch moeilijk
schetsen. In geen enkel ontwikkeld land ziet
het komende jaar er zo droevig uit en bijna
nergens voorziet men een nationaal inkomen
dat ree’el genomen niet hoger is dan in 1978,
dus van zes jaar terug. En dat in een wereld
waar het conjunctuurherstel, dat hooguit 3
jaar duurt, dan al een jaar aan de gang is.
Toch heeft dat land blijkbaar maar een
hoofdprobleem, namelijk een tekort op de
overheidsbegroting van meer dan 10% van
het ni. Weliswaar is dit tekort gemakkelijk te
financieren uit het binnenlandse particuliere
spaaroverschot van ruim 15% en treden er
geen ,,crowding out”-effecten op, want de interest is er niet hoger dan elders (integendeel)
en het bedrijfsleven blijkt ondanks alle aanbodstimulansen toch onvoldoende zin in machines te hebben. Ook is de totale staatsschuld niet meer dan een jaar staatsuitgaven
en ook niet meer dan 50% van het ni, voorts
is er geen cent buitenlandse schuld bij en beloopt de rentelast niet meer dan 5% van het
ni. Zou er ondanks dat probleem dan toch
sprake zijn van enige binnenlandse onderbesteding?
,,Fout”, zegt de minister, «geen nonsens”.
Dat is wel te begrijpen, maar niet te rechtvaardigen. Enkele jaren terug ging ons in Nederland geen zee van collectieve uitgaven te
hoog. Dat geeft natuurlijk een bezuinigingstrauma, maar ook daarin kan men overdrijven. En het gaat wel allebei — toen en nu —
recht in tegen de draad van de ..functional finance”, waarin de overheid niet alleen een
plicht heeft ten aanzien van de eigen huishouding, doch ook moet zorgen voor evenwicht op een redelijk niveau binnen de totale
volkshuishouding. Keynes’ theorie is dood,
leest men dan in de avondkrant. Logisch na al
die linkse en rechtse politieke moordaanslagen.
Is het voorgaande een pleidooi tegen de
bezuinigingen van de regering en voor de actiegroepen voor wie geen uitgaven te dol
zijn? Neen, maar het is wel een verzoek om
maat te houden. Legt men de Miljoenennota
1984 naast de tegelijkertijd gepubliceerde
Werkgelegenheidsnota, dan komt dit verschil
in maat duidelijk aan het licht. Het eerste is
een goed beredeneerd en gedocumenteerd
stuk, het tweede te veel gelegenheidswerk.
Meer arbeid komt er echt niet door herverdeling en aanbodstimulansen alleen; een wat
grotere effectieve vraag is daarvoor onontbeerlijk. Als particulier kun je niet tegelijkertijd bezuinigen en uitgeven, maar de overheid kan dat merkwaardigerwijze wel. Dat is
de boodschap van de ,,functional finance”,
waar de professor zo moeilijk over schrijft en
de minister zo weinig over leest.
1) G. A. Kessler, Voorwaarden voor economisch
herstel, Economische monografieen nr. 3, Universiteit van Amsterdam, 1983.
2) Idem, biz. 61 en 94/95.
935