Heeft ontwikkelingseconomie
toekomst?
In bepaalde kringen is een eigenaardige discussie
op gang gebracht over ontwikkelingsstudies in het
algemeen en de ontwikkelingseconomie in het bijzonder. De stelling is, dat er geen plaats en dus
geen toekomst meer is voor deze thema’s als gespecialiseerde onderdelen van de economic, de sociologie enz. Vooral sinds het einde van de koude oorlog
hoort men steeds meer het reeds oude argument
(Lord Peter Bauer), dat men moet ophouden ontwikkelingseconomie te bedrijven en dat de ‘normale’
economic meer dan genoeg is.
Het komt mij voor dat deze discussie een aantal zaken lelijk door elkaar haalt. Ten eerste is het waar,
dat ontwikkelingssamenwerking tot op grote hoogte
een produkt is van de koude oorlog (Marshallplan,
punt 4) en dat de druk om deze inspanning voort
te zetten is afgenomen sinds deze factor van het
wereldtoneel is verdwenen. Het is eveneens waar,
dat de oude slogan “Trade, not aid” weer helemaal
van deze tijd is. Hier worden dus ontwikkelingsbeleid en -samenwerking door elkaar gehaald met
ontwikkelingseconomie.
Ten tweede is het ook waar, dat er een sterke convergentie is opgetreden in het financieel-economische beleid van landen in Zuid, Oost en West. Het is
allemaal liberalisering, privatisering, deregulering
en de-markt-boven-alles wat de klok slaat. Steeds
meer landen zijn dezelfde ideologic toegedaan: die
van het kapitalisme. Hier worden dus ideologic en
wetenschap door elkaar gehaald. Volgens deze invalshoek zouden wij, bij voorbeeld, geen fiscale economic nodig hebben omdat we het eens zijn over
het ideologische kader waarbinnen deze specialiteit
wordt uitgeoefend!
Ten derde, en dat ligt in het directe verlengde van
het vorige punt, is het alweer juist dat concepten als
centrum-periferie, dependencia-theorie, om over
het marxisme maar te zwijgen, nu wel zeer ouderwets en gedateerd overkomen. Maar wil dat zeggen,
dat elke relevantie hiervan is verdwenen? In een
wereldeconomie die wordt gedomineerd door de
trend naar mondialisering en regionalisering lijkt
mij dat een boude bewering. In ieder geval is het
de taak van de wetenschap dit te onderzoeken. We
moeten de verleiding weerstaan om de waan van de
dag te laten beslissen over zulke fundamentele problemen. Dit geldt eveneens voor de huidige financieel-economische orthodoxie in Zuid en Oost die
aan onevenwichtigheid lijdt door de gehele sociale
sector te verdonkeremanen (zie hierover mijn column in dit blad van 24 juni 1992).
Ten vierde zijn er die beweren, dat de economieen
van landen eender worden. Het aandeel van industrie-exporten in ontwikkelingslanden is sterk gestegen; steeds meer landen in Zuid importeren grondstoffen en industrielanden exporteren deze; het
klassieke patroon verdwijnt. Ook de financiele
stromen, op een netto-kasbasis, naar ontwikkelings-
ESB 21-10-1992
landen zijn relatief zeer klein geworden. Conclusie: ‘zij’ worden
steeds meer als ‘wij’. Hier wordt
een klein aantal indicatoren verward met de fundamentele, structurele situatie in Zuid – met inbegrip
van bij voorbeeld India dat aan
deze indicatoren voldoet — die er
nog steeds een is van grote armoede, inkomensverschillen, infrastructuurproblemen, demografische
druk, enz.
Het is waar, dat de wereld sterk veranderd is. Wij zijn sinds zo’n drie
jaar een Nieuwe Wereld binnengegaan. Maar in deze Nieuwe Wereld
vinden we alle oude economische
problemen terug. Armoede en inkomensverschillen, werkgelegenheid- en lage-inkomensproblemen zijn niet alleen blijven bestaan,
maar zijn in intensiteit en geografische spreiding
toegenomen. Denk aan Afrika, Oost-Europa en de
ex-Sovjetunie.
De veranderingen zijn eerder politick dan economisch, eerder conjunctureel dan structureel; eerder
ideologisch dan wetenschappelijk. Afrika is verder
weggezakt dan ooit; Oost-Europa en de Sovjetunie
staan voor een ongehoord probleem, waarvoor zelfs
geen theorie bestaat, namelijk hoe te gaan van het
socialisme naar het kapitalisme, of, in de bloemrijke
taal van Lech Walesa, hoe kunnen we de bouillabaisse weer omtoveren in een aquarium?
Nogmaals, de ellende in de wereld is eerder toe- dan
afgenomen gedurende de afgelopen jaren. Daar staan
natuurlijk goede berichten tegenover, zoals LatijnsAmerika (maar pas op voor de sociale tijdbom) en
ook China (daarover hoor je weinig in de zwaar beladen ideologic van het ogenblik). Ook daar echter is
nog heel wat gespecialiseerd werk aan de winkel.
Ik moet dan ook eerlijk bekennen, dat ik de discussie over de toekomst van de ontwikkelingseconomie niet geheel begrijp. Of beter gezegd, ik begrijp
deze slechts als een schamele poging om via waanredeneringen en dubbele bodems een belangrijke
tak van wetenschap aan te vallen.
Impliciet beweren, dat de problemen van Tsjaad op
dezelfde manier kunnen worden bekeken en behandeld als die van Nederland lijkt mij, om het zachtjes
te zeggen, niet nuttig. Naar voren schuiven, dat we
slechts een manier van economic bedrijven hebben,
is misschien waar, maar dan wel een dooddoener in
het licht van de zeer verschillende en gespecialiseerde problemen in de wereld.
Net zoals er behoefte is aan een internationale handelstheorie, fiscale economie, onderwijseconomie,
monetaire economie enz., zo zullen we ontwikkelingseconomie nodig hebben, zolang de verschillen
en de problemen zijn zoals ze zijn.
LJ. Emmerlj