Sheikh (2021, in deze ESB) bespreekt het begrip ‘geo-economie’, waarin politiek en economie gecombineerd worden. In die logica staat volgens Sheikh centraal “het uitbuiten van economische kwetsbaarheden die door asymmetrische afhankelijkheid ontstaan”. Maar het inzetten van de internationale handel voor politieke doeleinden hindert de mondiale arbeidsverdeling en schaadt zo de welvaart.
Technologische vooruitgang maakt het mogelijk dat productie en consumptie geografisch niet samenvallen. Dankzij de transportrevolutie en andere technische ontwikkelingen in de negentiende eeuw, zoals koeltechnieken, kunnen producten goedkoop en over langere afstanden naar de afzetmarkten worden vervoerd. Als er tussen de plek van productie en consumptie toevallig een nationale grens aanwezig is, noemen wij dit ‘internationale handel’.
Handel leidt typisch tot arbeidsverdeling en specialisatie, waardoor de productie zich op bepaalde plekken concentreert. Deze arbeidsverdeling en specialisatie is het gevolg van zogenoemde comparatieve voordelen; als iedereen zich toelegt op datgene wat hij of zij het beste kan, dan worden producten goedkoper en gaat iedereen er uiteindelijk op vooruit. De ICT-revolutie is de volgende stap in dit proces. Hierdoor kan het productieproces zelf worden opgeknipt in kleinere fragmenten, en is mondiale arbeidsverdeling binnen het productieproces mogelijk.
De theorie van de comparatieve voordelen is aantrekkelijk in haar eenvoud en heldere conclusie: stimuleer ongestoorde handel. De implicatie van internationale handel is echter wederzijdse afhankelijkheid, waardoor veranderingen in wet- en regelgeving op de ene plek meteen gevolgen elders hebben. Hierdoor raken economie en politiek makkelijk met elkaar verwikkeld.
Denk bijvoorbeeld aan de handelsoorlog die door Donald Trump werd geïnitieerd – via het handelskanaal probeerde hij te bereiken dat China meer Amerikaanse producten zou gaan kopen. De kosten van de handelsoorlog voor de Amerikaanse economie zijn aanzienlijk geweest. Een gedetailleerde berekening van de gevolgen van invoertarieven voor wasmachines laat zien dat de kosten in de VS per gecreëerde baan ruim 800,000 dollar bedragen (Flaaen et al., 2020).
Vaak is er ook de verleiding om het handelskanaal te gebruiken om bepaalde politieke zaken af te dwingen. De EU-sancties gericht tegen Rusland zijn hiervan een goed voorbeeld. Als protest tegen de annexatie van de Krim werden in 2014, naast allerlei andere maatregelen, handelssancties tegen Rusland door de EU ingesteld. Deze sancties zijn onlangs verlengd tot juni 2022. De meeste economische sancties mislukken echter aangezien het leven meestal wel duurder wordt door de mondiale arbeidsverdeling te verstoren, maar niet in onoverkomelijke mate (Van Bergeijk, 2012). Zo heeft Poetin zijn mening over de annexatie van de Krim nog niet openlijk herzien.
Een ander voorbeeld is de Wereldhandelsorganisatie (WTO) – opgericht om ongestoorde handel te stimuleren. In WTO-verband proberen de leden het verminderen van protectionisme te combineren met een lange politieke wensenlijst. Handelsverdragen moeten, naast het stimuleren van handel, ook de grote problemen van dit moment oplossen, zoals de milieucrisis, onwenselijke arbeidsomstandigheden (oneerlijke concurrentie), rechten van minderheden, et cetera. Dit gaat fout: de Doha-ronde duurt nu al meer dan twee decennia. Blijkbaar is de WTO niet meer in staat om multilaterale handelsverdragen af te sluiten. Jan Tinbergen wees er al op dat het aantal (politieke) doelen gelijk moet zijn aan het aantal instrumenten; handelsverdragen lijken hier niet altijd aan te voldoen.
Vermenging met politiek kan de handel dus schaden. Maar er zijn ook andere complicaties bij het inzetten van handel als politiek drukmiddel. Denk bijvoorbeeld aan kinderarbeid. Het niet langer importeren van met kinderhanden gemaakte T-shirts lijkt sympathiek, maar is niet de beste oplossing om de omstandigheden elders te verbeteren. Een importboycot kan immers tot werkloosheid en toenemende armoede leiden. Het is wellicht beter om ouders te stimuleren hun kinderen naar school te sturen, en hen te compenseren voor het inkomensverlies via bijvoorbeeld ontwikkelingshulp. Internationale handel is niet de oorzaak van kinderarbeid, en het beperken van de handel is ook niet de oplossing.
Ook het koppelen van handel aan milieuproblemen is problematisch – import van gewassen kan bijvoorbeeld, ondanks transport over lange afstanden, beter zijn voor het milieu dan – als alternatief – lokale productie in verwarmde kassen (Frankowska et al., 2019). Dergelijke problemen kunnen beter rechtstreeks worden aangepakt dan via de handelsomweg.
Internationale handel is tegenwoordig ook politiek. Dat is in een geopolitieke wereld begrijpelijk, maar het is niet bevorderlijk voor de mondiale arbeidsverdeling waarvan iedereen zou moeten kunnen profiteren.
Literatuur
Bergeijk, P.A.G. van (2012) Failure and success of economic sanctions. Artikel op voxeu.org, 27 maart.
Flaaen, A., A. Hortaçsu en F. Tintelnot (2020) The production relocation and price effects of US trade policy: the case of washing machines. The American Economic Review, 110(7), 2103–2127.
Frankowska,A., H.K. Jeswani en A. Azapagic (2019) Environmental impacts of vegetables consumption in the UK. Science of The Total Environment, 682, 80–105.
Sheikh, H. (2021) Aanbevelingen voor een geo-economische wereld . ESB, 106(4801), 407-410.
Auteur
Categorieën