Groen boven rood?
Felix Rottenberg is bereid een schoon milieu (groen)
een hogere prioriteit te geven dan veel werkgelegenheid (paars). Na de commissie-Wolfson had de PvdA
participatie al boven inkomen (blauw) verkozen.
Vanouds vindt de PvdA uitgaven aan publieke goederen zoals scholen, ziekenhuizen en een eerlijke inkomensverdeling (rood) belangrijker dan inkomen.
Het is echter onduidelijk of rode preferenties te verenigen zijn met groene ofpaarse preferenties1.
Veel milieu-economen redeneren dat het goedkoper maken van arbeid en het ‘duurder’ maken van
de natuur zowel de werkgelegenheid stimuleert als
de kwaliteit van het milieu verbetert. Dit is een canard. Een vuiltax is namelijk een impliciete belasting op arbeid. Omgekeerd remt een belasting op arbeid vervuilende produktie en consumptie, en is
daarmee een impliciete vuiltax. Zolang de financiering van de collectieve sector verstorende belastingen op arbeid vereist, leidt een groen beleid tot minder werk. Groen en paars gaan dus niet samen.
Er is geen tweesnijdend zwaard wat betreft de
werkgelegenheid, maar zijn groen en roodwel met
elkaar te verzoenen? Het antwoord op deze vraag
hangt onder meer af van wat de gevolgen van een
groen beleid zijn voor de grenskosten van publieke
middelen. Een verschuiving van belasting op arbeid
naar een vuiltax betekent minder verstoringen in de
arbeidsmarkt. Bij een positieve loonelasticiteit voor
het arbeidsaanbod gaan huishoudens meer werken.
Daardoor wordt het draagvlak van de welvaartsstaat
(dat wil zeggen de belasting- en premiebasis) groter
en dalen de marginale kosten van publieke middelen. Een hoge en positieve loonelasticiteit voor het
arbeidsaanbod maakt publieke goederen (inclusief
herverdelen) dus goedkoper. Met andere woorden,
de ecotax genereert meer middelen om ziekenhuizen, scholen, enzovoorts te bouwen en inkomens te
herverdelen. Zo bezien slaat een ecotax wel twee
vliegen in een klap.
Het antwoord op de vraag of een rode politieke
partij er belang bij heeft een groen beleid te voeren,
hangt ook af van de mate waarin burgers en bedrijven overgehaald kunnen worden om van vuile op
schone activiteiten over te stappen. Indien dat erg
moeizaam gebeurt en bovendien de loonelasticiteit
van het arbeidsaanbod positief en hoog is, is het
goed mogelijk voor een politieke partij zich zowel
groen als rood te profileren. De vervuiling moet dan
grotendeels worden teruggedrongen door een fikse
verlaging van de werkgelegenheid en het produktiepeil, want het aanmoedigen van schoon gedrag
heeft weinig effect. Een vuiltax is dan een bijzonder
doelmatige bron van inkomsten, omdat hij het gedrag van burgers en bedrijven nauwelijks verstoort.
De vuiltax genereert veel publieke middelen en
biedt de mogelijkheid tot meer collectieve uitgaven
en herverdelen. Dit groen-rode scenario gaat dus gepaard met een pleidooi voor arbeidstijdverkorting.
ESB 21-4-1993
Indien het echter makkelijk is
schoon gedrag aan te moedigen en
de loonelasticiteit van het arbeidsaanbod laag (of zelfs negatief) is,
gaat een groen beleid vrijwel altijd
gepaard met een lager niveau van
collectieve uitgaven en een schevere inkomensverdeling. Onder dergelijke omstandigheden zijn de begrippen groen en rood in strijd met
elkaar. De vervuiling van het milieu
wordt nu voornamelijk teruggedrongen door substitutie van schone voor vuile activiteiten en veel
minder door een daling van de
werkgelegenheid en het produktiepeil. De schade in termen van een
F. van der Ploeg
hogere werkloosheid blijft dan beperkt.
We kunnen ons ten slotte afvragen in hoeverre
een blauwepartij, die de collectieve uitgaven wil terugdringen en weinig belang hecht aan een eerlijke
inkomensverdeling, een prikkel heeft om een groen
beleid te voeren. Indien het substitutie-effect domineert en de loonelasticiteit van het arbeidsaanbod
positief is, gaat een groen beleid altijd gepaard met
een verlaging van de particuliere welvaart (consumptie en vrije tijd). Echter indien het inkomenseffect domineert, stijgt de particuliere welvaart en is het dus
consistent voor een rechtse partij om een groen beleid te voeren. Aangezien dit empirisch bezien onwaarschijnlijk is, mogen we ervan uitgaan dat blauive partijen er normaliter geen belang bij hebben een
groen beleid te voeren.
Wat betekent dit allemaal voor een volgende coalitie? Een paarse coalitie van WD en PvdA zal zich
vooral sterk maken voor hoge werkgelegenheid en
hoge inkomens maar het vechten voor een schoon
milieu zal er bij inschieten. Voor een verscherping
van het milieubeleid moet men bij Groen Links of
misschien D66 zijn. Indien het aanmoedigen van
schoon gedrag moeizaam verloopt, zal een verbetering van het milieu voornamelijk door een lagere
economische activiteit bewerkstelligd moeten worden. Een coalitie van Groen Links, D66 en de PvdA
is dan alleen mogelijk indien de PvdA de doelstelling van hoge werkgelegenheid loslaat. Als daarentegen een ecotax burgers en bedrijven massaal doet
overstappen naar schoon gedrag, hoeft de werkgelegenheid niet sterk te dalen. Een coalitie van D66,
CDA en PvdA heeft dan alleen succes indien de laatste partij bereid is in ruil voor een schoon milieu een
scherpe daling van collectieve uitgaven en een schevere inkomensverdeling te accepteren.
1. Meer details over rood, groen, paars en blauw kan men
vinden in A.L. Bovenberg en F. van der Ploeg, Environmen-
tal policy, public finance and the labour market in a second-best world, Discussion paper No. 745, Centre for Economic Policy Research, Londen, 1992.