Ga direct naar de content

De grijze golf

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 22 1993

De grijze golf
Overal in de westerse wereld veroudert de bevolking. Nederland vormt daarop geen uitzondering.
Nu nog is de helft van de Nederlandse bevolking jonger dan 34 jaar. In 2010 zal de mediane leeftijd rond
de 40 liggen. Het aantal 65-plussers gedeeld door
het aantal 15-64-jarigen zal tussen nu en 2035 verdubbelen. Het proces van veroudering van de bevolking is al een eeuw gaande, maar verliep in het verleden traag waardoor de samenleving zich relatief
gemakkelijk kon aanpassen. De naoorlogse geboortengolf en de sterke daling van de vruchtbaarheid in
de jaren zestig en zeventig (de ‘pillendip’) hebben
het patroon center verstoord, waardoor het verouderingsproces nu veel sneller gaat en de aanpassing
wellicht meer moeite zal kosten. In zijn deze week
gepubliceerde studie Ouderen voor ouderen roept
de WRR regering en sociale partners op om tijdig de
juiste maatregelen te nemen en niet te wachten tot
de zaken (bijna) uit de hand zijn gelopen .
Economisch gezien betekent de veroudering van
de bevolking dat meer mensen een beroep doen op
schaarse middelen die door minder mensen moeten
worden voortgebracht. De verhouding tussen draagvlak en draaglast verslechtert. Ceteris paribus loopt
daardoor de collectieve-lastendruk op. Dat is slecht
voor de concurrentiekracht van de Nederlandse economic. Oplossingen moeten er dus op gericht zijn
enerzijds de produktieve basis onder de economic te
versterken en anderzijds het beroep op collectief gefinancierde oudedagsvoorzieningen te verminderen.
Versterking van het draagvlak kan worden bereikt door een stijging van het arbeidsvolume of een
verhoging van de arbeidsproduktiviteit van de beroepsbevolking. Het arbeidsvolume kan toenemen
als de arbeidsparticipatie stijgt. Dit is mogelijk als
minder mensen vroegtijdig het arbeidsproces verlaten en meer mensen tot het arbeidsproces toetreden.
De WRR bepleit daarom dat de vut wordt afgeschaft
en dat de uitstroom naar de WAO wordt beperkt.
Daarnaast moeten groepen naar de arbeidsmarkt
worden gelokt die daar tot dusver ondervertegenwoordigd zijn: herintredende vrouwen, allochtonen,
ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten.
Verhoging van de arbeidsproduktiviteit kan worden gerealiseerd door meer in mensen te investeren.
Daarom bepleit de WRR een sterke uitbreiding van
wederkerende beroepsgerichte scholing. Het moet
normaal worden dat werkenden periodiek terugkeren naar de schoolbanken. Ook het hele loopbaanen personeelsbeleid zal veel meer gericht moeten
worden op een betere benutting van de capaciteiten
van ouder wordende werknemers.
Tegelijkertijd moet de draaglast zoveel mogelijk
worden beperkt. Voor een deel gebeurt dit vanzelf
naarmate de arbeidsparticipatie toeneemt. Daarnaast
moeten ouderen meer dan nu het geval is voor de
kosten van hun eigen oudedagsvoorzieningen opdraaien. De WRR waarschuwt de ouderen van de toekomst alvast voor een (relatieve) verlaging van de

ESB 21-4-1993

AOW. Bij een voortgaande verschuiving in de verhouding tussen draagvlak en draaglast zal naar alle
waarschijnlijkheid blijken dat er grenzen zijn aan de
intergenerationele solidariteit.
Het is niet ongebruikelijk de vergrijzing van de
bevolking af te schilderen als een gevaar dat de samenleving bedreigt. Men ziet het schrikbeeld voor
zich. De vut is afgeschaft. De oudere werknemer,
aan het eind van zijn Latijn, probeert het produktieproces draaiend te houden. Vlak voor zijn pensioendatum wordt hij met een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd geconfronteerd. De AOW is
gehalveerd omdat de premiedruk uit de hand is gelopen. Bovendien moeten 70-plussers nu premie betalen. En dat terwijl hun kosten van levensonderhoud
steeds hoger worden omdat medische en andere
zorgvoorzieningen bijna onbetaalbaar zijn geworden.
Het siert de WRR dat hij niet in dit pessimisme is
vervallen. De Raad legt juist de nadruk op de kansen
die er zijn om zich op de demografische veranderingen voor te bereiden. De Raad wijst erop dat toekomstige ouderen uit de naoorlogse geboortengolf
wellicht beter dan de huidige generatie in staat zullen zijn een redelijke arbeidskracht te behouden
naarmate hun leeftijd vordert. Dat hangt samen met
de verminderde fysieke belasting en het sterk verbeterde opleidingsniveau. Ook zullen de ‘baby-boomers’ gedurende hun loopbaan waarschijnlijk meer
scholingskansen hebben gekregen dan hun ouders.
Bovendien zijn zij meer gewend aan een hoog tempo van verandering als gevolg van technologische
ontwikkelingen.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat de vergrijzing
noodzaakt tot belangrijke aanpassingen van individuele en maatschappelijke verwachtings- en gedragspatronen. De WRR wijst er op dat het op het gebied
van de lonen, pensioenen en arbeidsomstandigheden wemelt van de wettelijke, organisatorische en financiele regelingen die er meer op gericht lijken ouderen het werken onmogelijk te maken dan hen zo
lang mogelijk aan de slag te houden. Misschien nog
belangrijker is dat er ook een omslag komt in het
denken over de relatie tussen ouderdom en arbeid,
waarbij de oudere werknemer meer als een waardevol talent dan als een afgeschreven produktiemiddel
wordt beschouwd.
Het plezierige van demografische ontwikkelingen is dat zij zich lang van tevoren aankondigen.
Dat schept de mogelijkheid er goed op te anticiperen. De verdienste van het WRR-rapport is dat het
aangeeft dat wij de veroudering van de Nederlandse
bevolking niet als een schrikbeeld over ons heen
hoeven te laten komen.
L. van der Geest
1. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Ouderen voor ouderen. Demografische ontwikkelingen en beleid,
Sdu uitgeverij, ‘s-Gravenhage, 1993.

Auteur