introductie
illustratie: Loek Weijts
Globaliseren zonder angst
Er is een discrepantie tussen het economische
vertrouwen in de positieve effecten van internationaal
ondernemen en globalisering en de waardering van die
processen door individuele burgers en bedrijven. Beter
inzicht in de voor- en nadelen van globalisering kan bijdragen aan een breder draagvlak voor veranderingen
die in een vernieuwende maatschappij onmisbaar zijn.
Peter van Bergeijk
Econoom bij het Ministerie van Economische
Zaken
ESB juli
M
et de beleidsmatige en vaktechnische aandacht voor globalisering
is het in Nederland toch wel
vreemd gesteld. In 1993 vroeg
de toenmalige minister van Economische
Zaken, Koos Andriessen, aandacht voor
globalisering (Andriessen en van Esch, 1993).
Er was nauwelijks weerklank en het pleidooi
2007
voor meer aandacht voor globalisering bleek
niet publiceerbaar in de vakpers. Voor een
deel was dit misschien nog wel begrijpelijk
want het proces van outsourcing en internationalisering van de economische betrekkingen
was natuurlijk al veel langer aan de gang en zo
bezien was er weinig nieuws.
Ook daarna bleven er zoals de bijdrage van
Went aan dit dossier laat zien wetenschappers die zich afvroegen of al die aandacht voor
globalisering niet overtrokken was, maar desondanks (of juist daardoor) groeide de aandacht
voor globalisering en de invloed daarvan op de
Nederlandse economie. Ofschoon de globalisering sindsdien een bestendige ontwikkeling is
gebleken en er sprake is van een intensivering
en versnelling zoals de bijdragen aan dit themanummer laten zien, kan men niet anders
ESB juli
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
concluderen dan dat de aandacht is afgezwakt.
figuur 1
Aandacht voor globalisering in ESB (aantal artikelen met
Na het Nederlandse nee tegen het Europese
expliciete aandacht voor globalisering)
verdrag ontwikkelde zich een oorverdovende
stilte (Geelhoed, 2006). Het maatschappelijke
25
debat wendde zich in deze tijd van alle internationale thema’s af mede door de invloed van
20
de extreme verkiezingsplatforms ter linker en
rechter zijde (Kriesi e.a., 2006) en in navolging
15
daarvan verschraalde ook de beleidsanalyse tot
10
een te nationaal georiënteerd denkkader (Van
Schreven, 2006). Zelfs in de discussies in de
5
vakpers valt deze golfbeweging te herkennen,
zoals wordt geïllustreerd door figuur 1 waarin
0
de aantallen artikelen in ESB zijn geteld die de
term globalisering bevatten. Men kan bij deze
telling natuurlijk wel vraagtekens plaatsen want
een artikel bewijst soms louter lippendienst aan
globalisering. Desondanks zijn zowel de intenNiet dreigen
sivering van de aandacht in het midden van
Globalisering is te lang en te vaak gebruikt als een stok achter de deur
de jaren negentig van de vorige eeuw als het
om aanpassingen in instituties af te dwingen die reeds op eigen meriwegvallen van de internationale dimensie in het
tes noodzakelijk waren. Door deze insteek zijn de concrete voordelen
denken over economie en beleid in de afgelovan globalisering voor ons land uit het beeld verdwenen. Nederland is
pen jaren duidelijk herkenbaar. Ons land kan
het afgelopen decennium nog opener geworden en profiteert navenant
zich een periode van nationaal navelstaren niet
van de voordelen van globalisering. Het CPB (2004) becijfert dat een
veroorloven: juist middelgrote Europese landen
aanzienlijk hogere groei van het bbp per hoofd eerder resulteert in de
kunnen directer worden geconfronteerd met
variant met geïntegreerde wereldmarkten dan in de varianten waarglobalisering (DGTPE, 2007). Globalisering,
bij protectionisme een belangrijke rol speelt (2,1 procent versus 0,7
offshoring en onshoring zijn bij uitstek thema’s
procent per jaar). Ter vergelijking: in 2040 zou het inkomen per hoofd
die de komende jaren kunnen leiden tot een
in Nederland bijna de helft lager zijn indien het protectionistische
uiteenlopen van wensen, percepties, realiteit
scenario optreedt. Ook de baten van een individuele geslaagde handelsen mogelijkheden. Spanningen treden langs
ronde zijn groot (en voor Nederland groter dan voor de meeste landen).
tal van assen op: vrijhandel versus duurzame
Uit analyses van het LEI (2003) blijkt dat verdergaande liberalisering,
productie, open kapitaalmarkten versus onzoals voorgesteld in de Doha-ronde, kan leiden tot een stijging van het
gewenste speculatieve kapitaalstromen, aanbbp met twee procent.
deelhouderkapitalisme versus staatsbedrijven
De toename van de openheid blijkt uit het feit dat in 1995 nog de helft
en tussen de boven en de onderkant van de
van de omzet door Nederlandse sectoren werd gerealiseerd met binnenarbeidsmarkt. De huidige fase
landse handel; in 2005 is dit beeld gekanteld en heeft
van globalisering vereist juist ook
de buitenlandse afzet in het merendeel van de sectoren
debat omdat landen, bedrijven
Nederland is
een aandeel bereikt van ruim 55 procent (uitzonderingen
en burgers zich nu (moeten) pozijn de papiersector waar slechts een derde deel van de
het afgelopen
sitioneren voor en op de markten
omzet in het buitenland wordt gerealiseerd en de bouwvan morgen. De kernvraag is hoe
decennium nog
en houtmaterialen sector waar een dalend buitenlandaanhet maatschappelijke draagvlak
statline).
opener geworden deel is opgetreden; bron CBSvoordeel voor de consument
voor internationaal ondernemen
Tevens zijn de rol van en het
en consumeren, mondialisering
en profiteert
belangrijk. Globalisering wordt tot nu toe vooral gedefien de Europese Unie kan worden
de hand van het productieproces dat gefragnavenant van de nieerd aanwordt en waarbij verschillende componenten
herwonnen. Voor economen bementeerd
tekent dit: hoe komen we uit het
voordelen van
c.q. productiestadia in verschillende landen plaatsvinden.
kwadrant van gelijk hebben naar
De bijdrage van Van Tulder en Fortanier maakt overigens
globalisering
het kwadrant van gelijk krijgen.
duidelijk dat dit proces in Nederland niet tot een sterke
afkalving van werkgelegenheid en activiteit heeft geleid. Hierbij is wel
van belang dat recent een nieuwe fase in de globalisering zou kunnen zijn ontstaan omdat nu ook taken internationaal kunnen worden
verdeeld en geoutsourced (Garretsen, 2007). Dit nieuwe aspect, dat
vooral in de zakelijke dienstverlening zou kunnen spelen, komt in recent
onderzoek voor Nederland overigens nog niet tot uitdrukking, want 74
procent van de ondernemingen heeft nog niet geoutsourced en is dat
ook niet van plan te doen in de komende twaalf maanden (Van Gorp,
2007). Het kan echter heel verhelderend zijn een wat andere invulling
van deze definitie te kiezen en te kijken naar de internationalisering
van de consumptie: we hebben het buitenland nodig bij de bevrediging
van een breed scala van behoeften van basisgoed tot luxe goed en van
fysieke producten tot diensten. Bij de basisbehoeften valt de internationalisering van het voedselpatroon op, bij de diensten komen toerisme
en digitaal vermaak direct in beeld, en de consumptie van finale, luxere
goederen internationaliseert doordat de componenten uit verschillende
landen komen, maar ook omdat consumenten steeds vaker via internet
in het buitenland zaken doen. De voordelen van goedkopere, betere en
gedifferentieerdere producten die uit het buitenland kunnen worden
ingevoerd, staan niet altijd op het netvlies. Juist economisch getrainde
geesten kunnen de hardnekkige neomercantilistische visie (uitvoer als
enige bron van welvaart) helpen nuanceren. De grote winnaar van de
toetreding van China tot de wereldeconomie is de Nederlandse consument die daardoor 300 euro per jaar aan koopkracht wint (CPB, 2006,
zie voor de winst van invoer voor het MKB, EIM, 2002).
(het economisch bureau van de Postbank
(2007) vindt in een recente web-enquête dat
74 procent voor dergelijke producten nul tot
vijf procent extra wil betalen; in de praktijk zal
dit percentage nog hoger liggen omdat vaak
maatschappelijk gewenste antwoorden worden gegeven). Het pleidooi van Maessen en
Van Seters voor een nieuwe mercator sapiens
verdient dus verbreding door ook de beslissingen van de individuele consument nader in
de discussie te betrekken en de informatie te
helpen verschaffen die nodig is voor verantwoorde (niet)consumptie. Hierbij is mijn punt
dat het invoeren van integraal ketenbeheer
weinig doelmatig zal zijn indien de consument,
mogelijk de zwakste schakel van die keten,
buiten beeld blijft in de analyse.
Aandacht voor verliezers en winnaars
Belangrijkste globaliseringgerelateerde drijver
van de 21ste eeuw is de ICT-revolutie (in het
bijzonder het internet). Daarnaast is er de
opkomst van nieuwe markten zoals China en
India waardoor de relatieve prijs van de factor
arbeid onder druk kan komen te staan (Heyma
en Theeuwes, 2007). Kapitaal, goederen en
Maatschappelijk verantwoord
veel diensten zijn wereldwijd mobiel en de
ondernemen en consumeren
kosten van internationale transacties blijven
In het verleden is door het beleid soms onvoldoende (ond)erkend dat
dalen. Productieketens worden flexibeler
er nu eenmaal vraagstukken zijn waar de markt niet automatisch de
en daarbij gaat het om meer dan goedkope
maatschappelijk gewenste uitkomst oplevert ofschoon internationale
assemblage. Kosten zijn dikwijls niet de
specialisatie en de daarmee samenhangende welvaartstijging wel een
voornaamste drijfveer; veeleer staan centraal
belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het gewenste resultaat (het
de prestatieverbetering via kortere ontwikkelmilieu is een schoolvoorbeeld, zie Van Bergeijk, 1991). Belangrijk is
tijden, maatwerk voor lokale markten, kortere
tevens het inzicht van Maessen en Van Seters in dit dossier dat een
cycli voor back office werk, en dergelijke.
constructieve bijdrage van het bedrijfsleven in feite onmisbaar is voor
Kortom, het draait om het inschakelen van de
het realiseren van de Millennium Doelstellingen. Terecht stellen zij dat
beste en/of meest geschikte en niet alleen om
maatschappelijk vertrouwen noodzakelijk is om in een globaliserende
de goedkoopste competenties. Binnen de prowereld te komen tot een oplossing voor de grote sociale en ecologische
ductieketens zal de Nederlandse toegevoegde
problemen. Een interessante nieuwe factor daarbij is
waarde steeds meer liggen op
niet alleen de nieuwe en dynamische rolverdeling tussen
hoogwaardige dienstensegmenspelers in de particuliere sector, maatschappelijke sector
De grote winnaar ten waar innovatie en design
(ngo’s) en de overheid, maar juist ook het activisme dat
van de toetreding leidend zijn (Den Butter, 2007).
consumenten in toenemende mate uitoefenen om normen
Het internet heeft de informaen waarden op het gebied van mensenrechten, milieu en
van China tot de tiekosten voor afnemers enorm
religie af te dwingen (Herz, 2001). Bij dit activisme gaat
aan
wereldeconomie gereduceerd en draagt bijdistrihet om min of meer collectieve acties, maar de consuhet ontstaan van nieuwe
ment als individu gedraagt zich anders. Opmerkelijk is
is de Nederlandse butiekanalen. Daarnaast is er
bijvoorbeeld dat de meeste consumenten niet of nauwesprake van een verandering van
consument
lijks bereid zijn meer te betalen voor fair trade producten
de goederenstromen die als een
ESB juli
2007
figuur 2
Synthetische indicator voor de mate waarin een land is voorbereid op globalisering (2006)
1,5
1,0
0,5
0,0
-0,5
-1,0
-1,5
GRC
PRT
ITA
POL
ESP
HUN
SVK
CZE
IRL
DEU
AUT
BEL
FRA
AUS
NZL
GBR
NOR
CHE
DNK
FIN
KOR
NLD
JPN
CAN
USA
SWE
Bron: OESO 2007
gevolg van de opkomst van B2C veel meer
maatwerk en individuele leveringstrajecten
gaan omvatten. Producten kunnen goedkoper
worden aangeschaft maar tegelijkertijd is er
een tendens die het bulktransport als het
ware ondergraaft en leidt tot meer individuele
pakketpost. Ook elders verdwijnen markten
(bijvoorbeeld reisbureaus) en ontstaan op
het gebied van enter- en infotainment nieuwe
groeimogelijkheden.
Onontkoombaar is de onderkenning dat
globalisering ingrijpende veranderingen in
het economische proces aandrijft en dat er
verliezers zijn waarmee rekening gehouden
moet worden (dit laatste geldt overigens zowel
binnenlands als in het buitenland, met name in
Afrika). Juist omdat het proces van structurele
verandering grote kansen biedt, moet worden
voorkomen dat onzekerheid gaat werken als
een rem. De verliezers, die er ook zijn, moeten
daarom worden gecompenseerd, althans de
aanpassingskosten die het proces van internationalisering tijdelijk met zich mee kan brengen, moeten worden gereduceerd en verzacht.
De uitgangspositie van Nederland is waar het
gaat om het vermogen zich aan te passen aan
de globaliseringsschok overigens niet slecht, zoals wordt geïllustreerd in
de globalization-readiness rangorde van de OESO (in figuur 2). Hierbij
komen de drie belangrijkste nationale beleidsclusters aan bod: de
flexibiliteit en kwaliteit van de arbeidsmarkt en de dynamiek en toegankelijkheid van de productmarkten evenals kennis (scholing en innovatiebeleid). In het algemeen is Nederland goed gepositioneerd al vormt het
duidelijke achterblijven ten opzichte van vergelijkbare Europese economieën als Zwitserland en Denemarken wel een waarschuwing dat er
nog veel te verbeteren is. De bijdrage van Van der Wende biedt aanknopingspunten op het terrein van het onderwijs. Belangrijke kanttekening
is verder dat de samenvattende indicator van de OESO geen informatie
geeft over de kapitaalmarkt terwijl zich hier nu juist een bron van marktfalen bevindt. Hierbij gaat het om het beoordelen door Nederlandse
banken van het risico dat bedrijven lopen op buitenlandse markten en
de kosten die voor een dergelijke beoordeling moeten worden gemaakt.
Buitenlandse banken die de risico’s in hun land kunnen beoordelen zijn
niet geïnteresseerd omdat de zekerstelling onder Nederlands recht en
op Nederlands grondgebied plaats vindt. Gebrekkige transparantie en
averse risicoselectie kunnen aldus een hinderpaal vormen om de voordelen van globalisering in de particuliere sector te plukken.
Nieuwe accenten in het overheidsbeleid
Het door Brakman en Van Marrewijk besproken tegen-intuïtieve verschijnsel dat afstand ondanks afnemende transportkosten een belangrijke belemmering is en blijft in internationale handel en buitenlandse
investeringen is een van de factoren die heeft bijgedragen aan de popu-
ESB juli
2007
lariteit van de nieuwe economische geografie die endoafnemen en er moet nagedacht
gene agglomeratieprocessen bestudeert die ontstaan uit
Het is een
worden hoe onze nationale beinteractie tussen bedrijven en consumenten. Dergelijke
via een sterillusie te denken langen bijvoorbeeld Brussel toch
clusteringen van economische activiteit kan men goed
kere delegatie naar
karakteriseren aan de hand van het putty clay concept.
dat deze
veilig gesteld kunnen worden.
Heeft een agglomeraat zich eenmaal gevormd dan is het
in
verschuivingen in Door de verschuivingenzal het
relatief stabiel en bestendig. De extra winsten die door
wereldhandelssysteem
er
zo’n stabiele agglomeratie ontstaan kunnen vervolgens
het economische ten minste over de middellange
– binnen zekere grenzen – worden belast. Kerninzicht van
machtsevenwicht termijn een intensivering zijn
deze theorie die door Knaap in dit dossier wordt uiteengein de betrekkingen met landen
zet is dus dat er een rol is voor de overheid bij de vorming
zonder gevolgen waarin de staat nog steeds een
van clusters of economische zwaartepunten die zijn
zullen blijven voor belangrijke rol speelt en waar de
gebouwd op positieve externe effecten, zoals een goed
markteconomie en de democraontwikkelde, liquide arbeidsmarkt. De heterogeniteit in de
de normen en
tie in de kinderschoenen staan.
afstandseffecten binnen Europa geeft daarbij aanleiding
waarden van het Anderzijds is relevant dat grote
te veronderstellen dat er meer ruimte en noodzaak is voor
multinationale ondernemingen
nationaal beleid dan wel is gedacht (Van Bergeijk en Van
wereldhandelsqua economisch gewicht tot de
Gorcum, 2007). Ook Muller betoogt in zijn bijdrage dat
belangrijkste spelers gerekend
systeem
de overheid een belangrijke rol heeft in het scheppen van
moeten worden in de wereldeen klimaat waarin hoogwaardige clustervorming gestimueconomie (vaak in economisch
leerd wordt en bepleit nadrukkelijke aandacht voor de rol van Nederland opzicht zwaarder dan landen). Zulke spelers
als kenniscentrum in hoogwaardige Europese clusters. Waarschijnlijk
zijn footloose en dit stelt eisen aan de dialoog
moet deze aandacht voor de vestigingsplaats Nederland verder gaan,
die overheden met hen willen voeren. De
omdat uiteindelijk de vraag is hoe we de knappe, creatieve koppen hier
huidige fase van globalisering onderscheidt
kunnen houden en krijgen. Daarmee komen ook softere vestigingsfactozich door een veel bredere culturele verscheiren in beeld, zoals het aanbod van cultuur, veiligheid en tolerantie ten
denheid. Voorheen werden westerse bedrijven
opzichte van nieuwe en afwijkende levensstijlen. Het leerstuk van de
vooral gekocht door westerse bedrijven. Nu
Nieuwe Economische Geografie benadrukt daarnaast de padafhankelijk- zullen we gewend moet raken aan Aziatische
heid en de instabiliteit van evenwichten. De boodschap daarvan is dat
en Arabische bedrijven die Nederlandse en/of
er voordelen verbonden kunnen zijn aan tijdige actie.
Europese kampioenen overnemen. Deze
Een vergelijkbare boodschap voor het overheidsbeleid, maar met een
bedrijven hebben een hechte relatie met hun
ander accent, betreft de heroriëntering van de economische diplomatie
overheid en lijken daardoor te kunnen operedie beter gericht zal moeten worden op de opkomende markten. Deze
ren op basis van andere motieven dan alleen
heroriëntering wordt deels afgedwongen door verschuivingen die zich
de puur commerciële. In dergelijke omstandigop middellange termijn voltrekken in het wereldhandelssysteem. Hierbij
heden is er een duidelijke, nieuwe overheidsrol
speelt de opkomst van vooral China en India, die in de bijdragen van
waarbij economische diplomatie een sleutel
Spoor en Voorend en van Brakman en Van Marrewijk uitgebreid aan de
is tot het verwerven van markttoegang èn het
orde komt. In de komende twee decennia zijn er daarbij twee belangbereiken van bredere, soms niet-economische
rijke ontwikkelingen in de wereldhandel, namelijk dat het aandeel van
doelstellingen van het beleid (Van Bergeijk,
China van een verwaarloosbare één procent in 1995 zal opklimmen naar
2007)
ruim achttien procent. Tegelijkertijd verliest het westen (de huidige EU
Onlangs vroeg Kalshoven (2007) zich af welk
plus Noord-Amerika) haar meerderheidsaandeel in de wereldhandel (en
marktfalen de rechtvaardiging vormt voor
een vergelijkbaar beeld valt volgens recente modelsimulaties van de
overheidsoptreden in de vorm van economiOESO op het gebied van de buitenlandse investeringen en het buitensche diplomatie. Anders dan gedacht is er
landse vermogen waar te nemen). Het is een illusie te denken dat deze
bij internationaal ondernemen sprake van
verschuivingen in het economische machtsevenwicht zonder gevolgen
bijzondere verborgen transactiekosten. Deze
zullen blijven voor de normen en waarden van het wereldhandelssysteem verborgen transactiekosten kunnen niet direct
zoals die thans in WTO gecodificeerd zijn. Waarschijnlijk geldt dit ook
worden waargenomen maar blijken uit het
voor aanpalende gebieden als arbeidsnormen en het milieu. In ieder
feit dat grenseffecten reeds binnen de hogeval zullen de rol en betekenis van Nederland in het mondiale systeem
mogene groep van EU7 landen groot zijn; de
ESB juli
2007
OESO (2007) schat dat de daadwerkelijke handel
tweederde is van zijn potentieel. Deze verborgen
transactiekosten werken als een wig die leidt tot
een onderbenutting van het export/importpotentieel, waardoor grote allocatie-inefficiënties blijven
bestaan (zie ook Den Butter, 2007). A fortiori
geldt deze bevinding voor markten buiten de EU
waar culturele en juridische verschillen en financiële risico’s (inclusief wisselkoers) nog groter zijn
en de verborgen transactiekosten dus nog omvangrijker zijn.
Een uitgebreid netwerk van internationaal actieve
bedrijven draagt bij aan een wereldwijd handelsnetwerk inclusief kennis over te slechten informele
handelsbarrières. Wanneer deze kennis over het
slechten van informele handelsbarrières en het
handelsnetwerk breed wordt ingezet heeft dit
positieve externe effecten. Het punt is echter niet
het marktfalen op zich als wel het gegeven dat het
grootste groeipotentieel wordt gevonden in markten waar sprake is van een fundamenteel lagere
transparantie, hogere transactiekosten, lager maatschappelijk vertrouwen, en een volledig andere
verhouding tussen de private en de publieke sfeer.
Slot
De bijdragen aan dit ESB-dossier maken duidelijk
dat er vele veranderingen zijn geweest en nog op
stapel staan op een breed scala van terreinen.
Globalisering is een uitermate complex probleem
waarbij de analyse zich uiteindelijk niet kan
beperken tot een deelmarkt, een bepaald niveau
van analyse of de economische wetenschap. Wat
dit laatste punt betreft is van belang dat andere
disciplines inzichten opleveren die relevant zijn
voor het bouwen van maatschappelijk draagvlak
voor een strategie waarmee de voordelen van globalisering worden geplukt (de politieke economie
van globalisering). De toegevoegde waarde van dit
dossier is dat door de verschillende invalshoeken
een totaalbeeld ontstaat van de vraagstukken
die spelen. Het valt niet te ontkennen dat de
uitdaging blijft een verbinding te leggen tussen
de soms abstracte en ingewikkelde wereld van
beleidsmakers en wetenschappers en de concrete
en onmiddellijke ervaring van bedrijven en burgers, maar met dit dossier wordt tenminste een
goede basis gelegd voor een debat dat dreigde te
verstommen op een moment dat discussie van
wezenlijk belang is.
Literatuur
Andriessen, J.E. en R.F. van Esch (1993) Globalisering
een zekere trend. Ministerie van Economische Zaken,
Discussienota 9301.
Bergeijk, P.A.G. van (1991) International trade and the
environmental challenge. Journal of World Trade, 25(6),
105–115.
Bergeijk, P.A.G. van en H.J. van Gorcum (2007) Afstand
en globalisering, ESB, 92(4509), 264–266.
Bergeijk, P.A.G. van (2007) Economic diplomacy & economic
security, ISCSP conferentie New Frontiers for Economic
Diplomacy, Lissabon, 16 mei.
Butter, F.A.G. den (2007) Nederland als transactie-economie: regievoering en handel hebben de
toekomst. Koninklijke Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen, Haarlemse voordrachten LXVII, 12
mei.
CPB (2004) Vier vergezichten op Nederland, Scheveningen
CPB (2006) China and the Dutch economy; stylised facts and
prospects. Scheveningen: Werkdocument 127.
Ministerie van Economische Zaken (1994) Nationaal
Platform Globalisering, Den Haag, maart.
Economisch Bureau Postbank (2007) Niet alle principes
evenveel waard. www.postbank.nl, 11Â juni.
EIM (2002) Het belang van importen voor het MKB.
Zoetermeer.
Garretsen, H. (2007) Over oude en nieuwe globalisering en
de gevolgen voor Nederland, ESB-congres globalisering,
Wassenaar 29 mei.
Geelhoed, L. A (2006) Interview Financieele Dagblad
18Â september.
Gorp, D.M. van (2007) Global sourcing onderzoek,
Nyenrode.
Herz, N. (2001) Better to shop than to vote? Business
Ethics, A European Review, 10(3), 190–193.
Heyma, A en J.J.M. Theeuwes (2007) Globalization and
the Dutch labour market – bust, boom or business as usual?
SEO-Amsterdam, 29 mei.
Kalshoven, F. (2007) Afstand doet er toe. Vrij Nederland
19Â mei.
Kriesi, H., E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S.
Bornschier en T. Frey (2006) Globalization and the
transformation of the national political space: six european countries compared. European Journal of Political
Research 45(6), 921–956.
LEI (2003) Economic benefits of the Doha round for the
Netherlands, Den Haag.
OESO (2007) Economic review of EU, Parijs: OESO.
DGTPE (2007) How the new features of globalisation
are affecting markets in Europe, Tresor-Economics,
nr.°11, maart.
Schreven, R. van (2007) Open economie, en dan…. in:
E. Heijting en J. Wesseling (red.) Veerkracht en vertrouwen, Den Haag: Ministerie van Economische zaken.
ESB juli
2007