Giro 555
De Nationale Actie voor de vluchtelingen uit Rwanda
heeft rond de f 50 miljoen aan particuliere giften opgebracht. Met ‘Een voor Afrika’ in 1984 (j 94 miljoen)
en ‘Afrika Nu’ 0987: f 51,5 miljoen) behoort de actie
tot de toppers van de vaderlandse liefdadigheid. De
gevoelens van ontzetting, medeleven, schaamte en
machteloosheid hebben op giro 555 een uitlaatklep
gevonden. Op naar de volgende crisis.
Rwanda is de laatste van een onafgebroken reeks
rampen, die Afrika de bijnaam ‘het verloren continent’ hebben bezorgd. Burgeroorlogen, rassenhaat,
hongersnoden en epidemieën hebben in de afgelopen twintig jaar aan zeker tien miljoen mensen het leven gekost. Een groter aantal is van huis en haard
verdreven. In Angola heeft de burgeroorlog een half
miljoen slachtoffers gekost; de economie is verwoest
en voor drie miljoen mensen dreigt hongersnood.
Soedan wordt verscheurd door etnische conflicten; in
sommige streken is 80% van de bevolking ondervoed. De ‘bevrijdingsoorlog’ die al sinds 1976 in Mozambique woedt, heeft vier van de zestien miljoen inwoners ontheemd. Zaire, waar het grootste deel van
de Rwandese vluchtelingen naar toe is gevlucht,
dreigt weg te zakken in complete anarchie. In Burundi, Kenia en Nigeria kan hetzelfde gebeuren. De FAO
heeft gewaarschuwd dat de internationale aandacht
voor Rwanda niet ten koste mag gaan van landen als
Ethiopië, Kenia, en Somalië, waar nieuwe hongersnoden dreigen. Hoe kan er ooit een eind komen aan de
catastrofale ontwikkelingen in Sub-Sahara Afrika?
“Meer hulp”, roepen sommigen. Maar terwijl de
netto overdrachten aan de regio sinds het begin van
de jaren zeventig zijn verdubbeld, is de situatie alleen maar verslechterd. “Structurele aanpassing”,
roepen anderen, maar een decennium aanpassingsbeleid heeft niet tot een toename van het bnp per
hoofd van de bevolking geleid. “Buitenlandse investeringen”, is een ander antwoord, maar wie investeert
er in een land waar de infrastructuur ontbreekt, waar
gebrek is aan alle soorten vaardigheden en waar politieke stabiliteit een onbekend fenomeen is? “Democratie en goed bestuur”, zeggen westerse regeringen
en hulpinstellingen, maar democratie valt niet te dicteren en noodzakelijke politiek-bestuurlijke hervormingen blijven steken in corruptie, weerstand van gevestigde belangen en gebrek aan geschoold kader.
Het is duidelijk dat het ontwikkelingsvraagstuk
een bredere en meer samenhangende aanpak vraagt
dan tot nu toe is gevolgd. In het Human Development Report 1994 (HOR) probeert het Ontwikkelingsfonds van de VN daarvan de contouren te schetsen.
Uitgangspunt is dat buitenlandse hulp nooit de plaats
kan innemen van economische en politieke hervormingen in de ontwikkelingslanden
zelf. Te gemakkelijk hebben ontwikkelingslanden
in het verleden de
onrechtvaardige internationale economische orde als
excuus voor hun economisch falen aangevoerd. Dat
heeft tot onvruchtbare tegenstellingen tussen Noord
E5B 10-8-1994
en Zuid geleid. Inmiddels is het besef gegroeid dat
economische ontwikkeling begint met orde op zaken
in eigen huis. Dat is ook de weg die de meer succesvolle ontwikkelingslanden
hebben gevolgd.
Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat ontwikkelingssamenwerking
meer omvat dan alleen hulp.
Buitenlandse investeringen, internationale handel,
migratie en kapitaalverkeer zijn zeker zo belangrijk.
De directe buitenlandse investeringen in ontwikkelingslanden bij voorbeeld zijn van $ 5 miljard in 1970
naar $ 102 miljard in 1992 gegroeid. Lang niet alle
landen hebben daarvan in gelijke mate geprofiteerd.
Sub-Sahara Afrika bij voorbeeld ontving hiervan
slechts 6%. Maar ook hier geldt: als ontwikkelingslanden meer willen profiteren van buitenlandse investeringen zullen zij hun binnenlandse economische beleid moeten verbeteren, meer moeten investeren in
menselijk kapitaal en zorgen dat zij aan de voorwaarden voor steun van regionale en internationale ontwikkelingsbanken voldoen.
Ontwikkelingssamenwerking
moet ook meer worden gebaseerd op wederzijds belang in plaats van op
liefdadigheid, aldus het HOR. Niets is zo wisselvallig
als de gunst van donoren. Als belangrijk nieuw instrument om de ontwikkelingsrelatie vorm te geven,
noemt het rapport compenserende betalingen. Geïndustrialiseerde landen die vast willen houden aan
restrictieve handelspraktijken (landbouw, textiel),
moeten de ontwikkelingslanden
die daarvan schade
ondervinden, compenseren. Andere voorbeelden zijn
schadevergoedingen
voor de ‘brain drain’ naar rijke
landen, voor de inspanningen van ontwikkelingslanden om tropische bossen en de biodiversiteit in stand
te houden of om de export van drugs en de verspreiding van besmettelijke ziekten (aids) tegen te gaan.
Het bovenstaande impliceert niet dat hulp overbodig wordt. Wel zou de hulp veel meer moeten worden gericht op primaire ontwikkelingsbehoeften.
Bovendien is een betere coördinatie en verantwoording
van de bestedingen nodig. Om de willekeur en onvoorspelbaarheid van buitenlandse hulp te verminderen stelt het HOR voor de inspanningen van afzonderlijke landen te coördineren via het spannen van een
wereldwijd ‘veiligheidsnet’ voor de armste landen.
Voor niet meer dan 0,1% van het bnp van de rijke landen kunnen op termijn in de armste landen de meest
elementaire behoeften aan voedsel, gezondheidszorg
en onderwijs worden bevredigd.
Het HOR legt de verantwoordelijkheid
voor de
blijvende economische achterstand in eerste instantie
bij de betrokken landen zelf. Tegelijkertijd echter
wordt gezocht naar manieren om het wederzijdse belang van ontwikkelings- en ontwikkelde landen tot
uitdrukking te brengen. Dat is een zinvolle benadering die echter pas op lange termijn vrucht kan afwerpen. Giro 555 hoeft nog niet te worden opgeheven.
L. van der Geest
681