Het kabinet heeft groot ingezet op de klimaat- en energietransitie en heeft daar ook de nodige middelen voor vrijgemaakt. Veel van die ruimte verloopt via nieuwe fondsen zoals het Klimaatfonds (35 miljard euro) en het Stikstoffonds (25 miljard euro), zij het dat de precieze uitwerking en governance daarvan nog ongewis is. Deze fondsen komen bovenop bestaande fondsen zoals het Nationaal Groeifonds dat 20 miljard euro beschikbaar heeft voor investeringen in kennisontwikkeling, onderzoek & innovatie.
Voor zover bekend zullen de extra middelen worden ingezet als subsidies. Dit is niet zonder risico’s en kan leiden tot overheidsfalen, zowel in beleid als uitvoering. Transities vragen om een andere inzet van overheidsmiddelen. Blended finance, de combinatie van subsidies en financiering, is een beter mechanisme om overheidsmiddelen doelmatig en doeltreffend in te zetten.
Subsidies laten regie aan markt over
Subsidies worden typisch ingezet daar waar de markt onvoldoende voorziet in financiering. Marktfinanciering blijft vaak uit als de verhouding tussen het risico en het rendement vanuit een marktperspectief niet interessant genoeg is.
Dat marktperspectief strookt echter niet altijd met de voorgenomen transitie. Dat blijkt bijvoorbeeld bij het Nationaal Groeifonds (Rl1, 2021). Het kabinet zich met het Groeifonds met name op groei van het bruto binnenlands product (bbp), terwijl de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie – in ieder geval tijdelijk – juist– ten koste kunnen gaat van de bbp-groei (Rli, 2021). Bij transities moet de regie over de investeringsagenda dan ook gebaseerd zijn op een brede welvaarts- en welzijnsafweging.
Maatschappelijke regie nodig
Dat het marktperspectief niet altijd strookt met de voorgenomen transitie, betekent dat je de regie over de transitie niet moet overlaten aan marktpartijen. Zij kunnen een belang kunnen hebben bij het nog een tijdje in stand houden van de status quo en investeringen uitstellen voor bijvoorbeeld winstmaximalisatie.
Voor deze transities is het risico van later doen of niets doen groot. Stel je een wereld voor waar de opwarming meer dan twee graden is, met alle gevolgen voor bijvoorbeeld stijging van de zeespiegel en daarmee noodzakelijk geworden dijkverhoging.
Niet het geld maar juist tijd is bij transities een schaars goed. In het geval van de klimaat- en energietransitie is het tempo waarin de uitstoot van broeikasgassen wordt teruggedrongen mede afhankelijk van het moment dat innovatieve technologieën op grote schaal beschikbaar komen. De tijd die nodig is om een innovatief idee naar de markt te brengen en dusdanig op te schalen dat het daadwerkelijk kan bijdragen aan de reductie van broeikasgassen kan zomaar 10 tot 15 jaar zijn. Als we de 2030 en 2050 klimaatdoelstelling willen halen dan zullen we dus forse stappen moeten zetten in een hoog tempo.
Subsidies passen niet altijd bij het benodigde tempo: het toekennen van subsidies is vaak een tijdrovend traject en in onze praktijk merken wij dat bedrijven soms het tempo waarmee ze opschalen mede laten afhangen van het beschikbaar komen van deze subsidies en daarmee hebben deze middelen een vertragende werking in plaats van de versnelling die ze beogen.
Regie vergt andere inzet van overheidsmiddelen
Om doelmatiger en doeltreffender met overheidsmiddelen om te gaan, moeten we ze zodanig organiseren dat er gefinancierd wordt waar mogelijk en gesubsidieerd waar nodig. Dat kan via blended finance. Bij blended finance wordt in essentie voorgefinancierd zonder vooraf exact te weten welk deel van de financiering rendabel en welk deel onrendabel zal blijken te zijn. De aanvrager heeft dus voorafgaand zekerheid dat de benodigde middelen er zijn en de daadwerkelijke businesscase (dus niet de geprognotiseerde businesscase) zal bepalen wat terecht subsidie was en wat gefinancierd kan/had kunnen worden.
Het vaststellen van deze ‘blended finance’ is geen eenmalige impuls, zoals subsidie vaak wordt ingezet, maar is een dynamisch proces dat vraagt om regie. Nieuwe ontwikkelingen, denk aan de CO2-prijs die verandert of nieuwe concurrerende technologie die op de markt is gekomen, zullen de financierbaarheid van het initiatief beïnvloeden. De additionaliteit kan een jaar na het verstrekken van de subsidie heel anders liggen dan op het moment van subsidieverstrekking.
Financiering langs deze weg verloopt ook doorgaans sneller dan bij het klassieke subsidiemodel. In plaats van wachten met investeren tot alle risico’s door subsidies zijn afgedekt, wordt van start gegaan met risicodragende financiering en wordt gaandeweg -zoals venture capitalists gewend zijn te doen- geprobeerd de risico’s te mitigeren, het rendement te optimaliseren en dus de ex post vast te stellen subsidie te minimaliseren. Alleen al door het hanteren van een langere terugverdientijd kan een groot aantal cases bijvoorbeeld wel een positieve rendementsverwachting presenteren, zeker in een transitie waar wellicht in de loop van de tijd steeds meer externe effecten te gelde kunnen worden gemaakt.
Als verstrekker van risicodragende financiering ben je afhankelijk van een eventuele toekomstige upside en is er dus een positieve prikkel om bedrijven te helpen en kansen te pakken. Het geeft sturing om datgene te doen dat vanuit de beoogde transitie wenselijk is om te komen tot de juiste oplossingen en toekomstbestendige verdienmodellen.
Conclusie
Een transitie vraagt om sturing en regie en dat stelt ook voorwaarden aan de inzet van overheidsmiddelen. Om Nederland innovatiever en duurzamer te maken moeten we initiatieven die hierin echt het verschil kunnen maken tijdig toegang laten krijgen tot de juiste financiering. Blended finance, de combinatie van risicodragende financiering en subsidies, is in veel gevallen de juiste financiering.
Literatuur
Rli (2021) Investeren in duurzame groei. Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur.
Auteur
Categorieën