nr. 8, april 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
G7 weinig concreet
Hoewel de agenda van het topoverleg van de zeven
grote gemdustrialiseerde landen vooral de ontwikkelingen
in Oost-Europa betrof, keek de markt er met belangstelling
naar uit. Daarbij ging het met name om de vraag of men
bereid was tegemoet te komen aan het verzoek van Japan
om steun bij het verdedigen van de koers van de yen. Na
een dag vergaderen constateerden de ministers van financien en de presidenten van de centrale banken dat de
daling van de yen ongewenst is in het licht van het wereldwijde aanpassingsproces. Men bevestigde nog eens de
afspraak het economisch beleid te coordineren, inclusief
het wisselkoersbeleid. Dit kwam na het weekend tot uiting
in gezamenlijke interventies van de centrale banken. Hoewel verschillende deelnemers betoogden dat het in eerste
instantie de taak van Japan is de renteverschillen terug te
brengen, ontleende de markt toch enig vertrouwen aan de
besprekingen. Daags daarvoor was bekend geworden dat
de VS en Japan een voorlopig akkoord hebben bereikt over
een vermindering van de handelsbelemmeringen. De VS
zullen de binnenlandse besparingen stimuleren. Daartegenover zal Japan de investeringen in de infrastructuur
opvoeren en de bescherming van de kleine detailhandelaren terugdringen. Het meest ingrijpend is echter detoezegging dat in Japan een vijfdaagse werkweek ingevoerd zal
worden. Ook dit akkoord werd door de markt met instemming begroet.
Zorgen over koersval op Japanse markten
Dat de markt deze ontwikkelingen met vertrouwen tegemoet trad is van groot belang omdat de zwakte op de
financiele markten in Japan inmiddels ook de economen
begon te benauwen. Daarbij speelde vooral de vraag in
hoeverre de koersval van de aandelen kan doorwerken in
de economie. In het algemeen wordt het incasseringsvermogen van de Japanse samenleving zeer hoog ingeschat.
Uit eerdere crises is Japan versterkt omhoog gekomen. Te
denken valt aan de oliecrises van 1974 en 1979 en de
daling van de yen ten opzichte van de dollar in 1984/1985.
De terugslag zoals wij die momenteel op de Japanse
financiele markten meemaken kent zijn gelijke overigens
niet in de afgelopen twintig jaar en is veel ernstiger dan
tijdens de wereldwijde beurskrach van 1987. ledere dag
tracht een financieel deskundige op de Japanse televisie
aan te geven dat de val op de markten ten einde is, maar
tot op heden blijkt het iedere keer te vroeg geweest. Een
belangrijke oorzaak van de huidige crisis is de snelle
geldgroei in de voorgaande jaren, waardoor de prijzen van
onroerend goed en aandelen scherp zijn gestegen. De
hoge geldgroei was mogelijk omdat Japan nauwelijks met
inflatie te kampen had. Een lage rente, toenemende binnenlandse bestedingen en kapitaaluitvoer waren de gevolgen van de geldgroei, die overigens de VS wel in de kaart
speelden. De internationale rentestijging en de toenemende inflatiedreiging in Japan leidden er echter toe dat ook
Japan haar rente moest verhogen. De kapitaalmarktrente
ESB 11/18-4-1990
heeft daarbij recentelijk het niveau van 7,45% bereikt. Door
het met het buitenland sterk teruggelopen rente-ecart is de
aantrekkelijkheid van kapitaalexport uit Japan inmiddels
f link afgenomen. In het eerste kwartaal is de kapitaaluitvoer
dan ook gedaald tot $ 3 miljard, tegenover $ 32 miljard in
het laatste kwartaal van 1989. Voor de financiering van de
Amerikaanse tekorten is dit uiteraard niet positief. De gedaalde yen heeft ook de internationale concurrentiepositie
van Japan scherp verbeterd en na een periode van aanhoudende daling van de overschotten lijkt een omslag
waarschijnlijk. Ook dit is voor de VS geen bemoedigend
perspectief. Dit benadrukt nog eens het belang van het
wegnemen van de Japanse handelsbelemmeringen. In
februari daalde het overschot op de Japanse handelsbalans overigens nog met 32,4%, vooral als gevolg van een
scherpe stijging van de import, voor een belangrijk deel
olie. Tevens werd bekend dat de inflatie is opgelopen tot
3,6%.
Ten aanzien van de binnenlandse situatie in Japan is de
grote vrees of de vastgoedmarkt zal worden aangetast
door de scherpe rentestijging en de zwakke stemming op
de andere financiele markten. Gezien het enorme belang
van vastgoed en de vele speculatieve posities hierin lijkt de
situatie kwetsbaar. In Japan kunnen echter maar weinigen
geloven dat de vastgoedmarkt omslaat, daar deze sedert
de oorlog alleen maar omhoog is gegaan. Zouden zich hier
echter problemen voordoen, dan kan een sneeuwbaleffect
ontstaan.
De financiele instellingen lijken op dit moment het meest
kwetsbaar. Opmerkelijk is in dit verband de verlaging door
Moody’s van de kredietwaardigheid van Yasuda Trust Banking. De brokers en banken kampen met hun effectenposities die de laatste maanden scherp in waarde zijn gedaald. De brokers zullen daarbij ook veel minder inkomsten
genereren uit emissies nu hiervoor vrijwillig een stop is
ingesteld. Daarnaast wordt verwacht dat het omzetvolume
op de beurs van Tokio nog een tijd gedrukt zal blijven, ook
nadat de markt eenmaal haar bodem heeft bereikt. Voor
de banken betekent de krach op de aandelenbeurs en de
obligatiemarkt een aantasting van hun eigen vermogens
die op basis van de normen van de Bank voor Internationale Betalingen in Bazel toch al omhoog moeten.
Twijfels over daling Amerikaanse handelstekort
In haar jaarlijkse rapportage aan het Congres heeft het
Amerikaanse Ministerie van financien naarvoren gebracht
voor dit jaar een economische groei in de VS te verwachten
van 2,4% en voor volgend jaar een van 3,2%. De binnenlandse vraag zal waarschijnlijk iets minder stijgen dan in de
afgelopen drie jaar. Het tekort op de lopende rekening zou
misschien nog kunnen stijgen, afhankelijk van de ontwikkeling van een aantal externe factoren. Een vast gegeven
voor de komende jaren lijkt in ieder geval dat de olie-importen gestaag zullen stijgen tot 55% van het verbruik aan het
einde van de jaren negentig.
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
Valuta’s en rente
Yen lijkt bodem te hebben bereikt
Op de valutamarkten bleef de dollar opmerkelijk stabiel.
Met vertrouwen in de Japanse yen bleef nog zwak, al vond
enig herstel plaats ten opzichte van het dieptepunt rond
160 yen per dollar. Met spanning keken de markten uit naar
het G7 overleg in Parijs. Hoewel de hoofdmoot van de
agenda de ontwikkelingen in Oost-Europa betrof, zou Japan de valutaire ontwikkelingen ter sprake brengen en met
name steun van de VS en de Bondsrepubliek vragen in het
voorkomen van een verdere koersdaling van de yen. Hoewel de markt niet op krachtige maatregelen rekende, kon
het toch zo zijn dat, na de overeenkomst tussen Japan en
de Verenigde Staten inzake het wegnemen van de Japanse handelsbelemmeringen, de Amerikaanse autoriteiten
zich minder negatief zouden opstellen tegen de verzoeken
van Japanse zijde om de koersval van de yen te helpen
stoppen. Vooruitlopend op de top gaf dit al enige steun aan
de yen.
Ook kritiek op wisselkoersstabilisatie
Overigens zijn in toenemende mate geluiden te horen
dat systemen zoals het EMS en de G7, die trachten de
valutakoersen stabiel te houden, belangrijke negatieve
bijverschijnselen veroorzaken. Padoa Schioppa van de
centrale bank van Italie wees er recentelijk op dat de
EMS-valuta sinds begin 1987 erg stabiel ten opzichte van
elkaar zijn, maar daar staat tegenover dat de betalingsbalansonevenwichtigheden sindsdien zijn toegenomen,
terwijl van een rentedaling geen sprake is. Toenemende
externe onevenwichtigheden kunnen daarbij de geloofwaardigheid van het EMS ondermijnen. Ook in mondiaal
verband zijn dergelijke geluiden steeds vaker te horen
wanneer wordt gesproken over de resultaten van het
G7-beleid. De indruk bestaat dat beleggers met de nagestreefde wisselkoersstabilisatie zich in toenemende mate
laten lokken naar die valuta waar een hoge rente te
maken is. Veelal zijn dit de landen met een hoge inflatie
en betalingsbalanstekorten, hetgeen eigenlijk zou moeten resulteren in een geleidelijke depreciatie van de betreffende munt. Zolang de autoriteiten streven naar stabilisatie van valutakoersen en de speculanten hierop
inspelen kan dit ertoe leiden dat een valuta eigenlijk te
hoog in koers blijft, waardoor het evenwichtsherstel van
de handelsbalans kan worden vertraagd. In Engeland
lijken de weerstanden tegen een toetreden tot het EMS
overigens af te nemen. De minister van financien liet zich
bij de indiening van de begroting zelfs positief uit over de
wijze waarop het EMS had bijgedragen aan het bestrijden
van de inflatie in de aangesloten landen. De eis dat de
Britse inflatie rond het continentaal-Europese niveau ligt,
wordt vooralsnog echter niet vervuld. De ontvankelijkheid
voor het EMS mag dan zijn toegenomen, een Europese
monetaire unie wordt vooralsnog afgewezen.
Reactie op scherpe rentestijging
In Europa vertoonden zowel de korte als de lange rente
de afgelopen weken aanvankelijk een tendens tot dalen.
Voor een deel mag dit worden gezien als een technische
reactie op de scherpe rentestijging in de voorgaande
maanden. Een niet onbelangrijke rol bij de rentedaling
speelde ook het uitlekken van een rapport waarin de Duitse
Bundesbank voorstelt de omwisseling van Ostmarken in
D-marken slechts voor spaargelden tot een bedrag van
maximaal 2000 Ostmark per persoon in een verhouding
van 1 op 1 om te wisselen en voor de rest tegen een
omwisselingskoers van 2 op 1. De vrees voor een ongebreidelde groei van de Duitse geldhoeveelheid nam hierdoor tijdelijk af, hetgeen voor de markt het signaal was voor
Valutakoersen
1990
1990
hoogste
laagste
koers
koers
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanse yen (10.000)
1,94
3,23
112,95
128,41
133,35
1,87
3,06
112,52
122,90
120,19
Koers
per
26/3
1,93
3,11
112,52
126,92
123,66
Koers
per
9/4
1,90
3,12
112,59
127,36
121,29
een daling van de rente, die voor 10-jarige staatsleningen
daarmee op 8,4% kwam. Overigens blijft het allemaal nog
uiterst onzeker hoe de Duitse economische en monetaire
unie vorm zal krijgen. Verwacht mag worden dat naast
meevallende berichten, zoals het 2 op 1 voorstel van de
Bundesbank, de markt van tijd tot tijd opgeschrikt zal
worden door meer tegenvallende geluiden over het aanloopproces naar de monetaire unie. In de tussentijd liggen
bij de loononderhandelingen in Duitsland momenteel eisen
voor een loonstijging die inclusief werktijdverkorting circa
9% beloopt, op tafel, hetgeen uiteraard ook niet bijdraagt
tot het wegnemen van de inflatievrees. Het afsluiten van
de bouw-cao op dergelijke voorwaarden deed het sentiment op de obligatiemarkt keren, waarbij veel van het
gewonnen terrein werd prijsgegeven. De rendementen
liepen hierdoor weer op tot 8,7%.
Britse regering voorziet lagere rente
John Major, de Britse minister van financien, ziet de
inflatie in Engeland in de periode tot medio 1991 dalen
richting 5%, hetgeen ruimte biedt voor een lagere rentestand. Een korte rente van 15% bij 5% inflatie druist tegen
iedere logica in, aldus de minister. De afzwakkende vraag
is een goed voorteken voor een dalende inflatie, maar over
het moment waarop de rente werkelijk omlaag zou kunnen
liet de minister zich niet uit. Met name de loonontwikkeling
lijkt hiervoor voorlopig nog weinig ruimte te bieden. Na een
aanvankelijke stijging in maart is de lange rente in Engeland begin april weer gedaald, waarmee het tarief voor
10-jarige leningen rond de 12,25% is beland.
In Frankrijk vond eveneens een rentedaling plaats.
Daarbij verlaagde de Franse centrale bank haar officiele
interventietarieven met 0,25%. Zowel voor de korte als de
kapitaalmarktrente liggen de tarieven nu rond de 9,5%.
Nieuwe staatslening 8,75%
Ook in Nederland daalden zowel de korte als de lange
rente. De daling van de geldmarktrente werd door De
Nederlandsche Bank gestimuleerd door een geleidelijke
verlaging van het tarief voor de speciale belening, dat nu
8,1% bedraagt. Daarmee maakte De Nederlandsche
Bank gebruik van de aanhoudende kracht van de gulden
ten opzichte van de D-mark, die zich nog altijd onder
pariteit beweegt. De gedaalde rente op de kapitaalmarkt
kwam tot uiting in de coupon voor de nieuwe 10-jarige
staatslening van 8,75%, nadat de vorige lening nog een
9% coupon had. Opvallend is dat de minister na de
succesvolle Amerikaanse tender, waarbij iedereen op de
inschrijvingskoers wordt afgerekend en die werd gevolgd
door een toonbankafgifte, nu weer gekozen heeft voor de
vertrouwde inschrijvingsprocedure. De nieuwe lening
deed de stemming op de obligatiemarkt geen goed, waardoor van het gewonnen terrein weer wat moest worden
prijsgegeven. Te zamen met de hernieuwde vrees in
West-Duitsland voor een te hoge loonstijging liepen de
rendementen op de langstlopende leningen weer snel op
tot tegen de 9%.
Internationale beurzen
Zwak eerste kwartaal
Overzien wij het eerste kwartaal van 1990, dan blijkt dat
de Japanse beurs met een koersverlies van 25% veruit het
slechtste resultaat heeft afgeworpen. Rekening houdend
met de gedaalde waarde van de Japanse yen bleef het
resultaat in guldens nog verder achter. De beurs van
Australie daalde in het eerste kwartaal met circa 6%,
waarbij ook hier de zwakte van de Australische dollar er
toe leidde dat in guldens gemeten het resultaat slechter
was. Ook de aandelenbeurs in Nieuw Zeeland deed het
zwak. Hoewel Hong Kong en Singapore in de plus eindigden was het verre Oosten in het eerste kwartaal niet het
mecca dat het wel eens lijkt voor de aandelenbelegger. In
Europa liet de beurs van Madrid in het eerste kwartaal
16,5% liggen. De Noorse beurs toonde daarentegen een
winst van meer dan 17%, terwijl de beurs van Wenen maar
liefst 53% omhoog school. Sedert 1985 is de marktkapitalisatie van de beurs van Wenen gestegen van OS 74
miljard tot OS 277 miljard in 1989, terwijl de beursomzet
verdertienvoudigde tot OS 135 miljard. De Duitse beurzen
deden het in het eerste kwartaal met plus 11 % heel behoorlijk. De Noordamerikaanse beurzen moesten licht terug:
Canada met 6% en de VS met bijna 4%. De wereldindex
liet een teruggang zien met 12% in het eerste kwartaal.
Voor een belangrijk deel is dit te danken aan de koersdaling
op de beurs in Tokio, die voor de koersval qua marktkapitalisatie nog de grootste beurs van de wereld was maar die
positie inmiddels weer aan Wall Street heeft moeten afstaan.
Scherpe fluctuaties in Tokio
Bezien wij de afgelopen weken dan is het wederom
Japan dat de slechtste performance te zien geeft. De beurs
van Tokio was tijdelijk al haar vertrouwen kwijt. Een kranteartikel dat meldde dat de Japanse verzekeringsmaatschappijen hun Japanse aandelen wilden verkopen leverde in een dag een koersval van 6,6% op. Inmiddels beginnen margin calls ook bij te dragen aan de koersval. Het
gaat hier om de verkoop van aandelen uit portefeuilles die
in te hoge mate met geleend geld zijn gefinancierd. De
Internationale financiele wereld schrikt van tijd tot tijd hevig
van de soms felle koersdalingen op een dag, maar de
overige beurzen hebben het hoofd tot nu toe redelijk koel
gehouden. De krach op de Japanse aandelenmarkt werkt
dus niet zo direct door in de koersontwikkeling elders als
een koersval in New York. Overigens toonde Tokio op
zowel het bereikte handelsakkoord met de VS als de
uitkomst van de G7 een herstel van meer dan 3%.
^
De Amerikaanse beurs hield zich de afgelopen weken
uitstekend, ondanks de rentestijging in de VS, de verwachte lagere winsten en de negatieve invloeden vanuit Tokio.
De Dow Jones bleef dicht rond het 2700-niveau bewegen.
Beursindices
1990
1990
Koers
Koers
hoogste
laagste
per
per
koers
koers
23/3
6/4
VS (Dow Jones)
2810
Engeland(FT-IOO)
2464
Duitsland (Dax)
1969
Nederland(CBS-koersindex)
206
Tokio (Nikkei)
38.713
2543
2216
1774
184
28.002
2704
2284
1932
196
30.372
2717
2221
1948
197
29.279
1505
1567
1513
Australie (All Ord)
ESB 11/18-4-1990
1714
De Duitse beurzen toonden zich wederom van hun
goede kant, hetgeen tot uiting kwam in verder aantrekkende koersen. Hoechst berichtte als laatste Duitse chemieconcern over de gang van zaken in het vierde kwartaal van
1989, waarbij een teruggang in het resultaat met 10% naar
voren kwam. Op jaarbasis werd nog enkele procentjes
vooruitgang geboekt. Dit bevestigt de licht dalende trend in
de chemieresultaten waarvan bij veel Europese chemieconcerns sprake is. De grootste Westduitse bank, de Deutsche Bank, zag de winst in 1989 met 11% stijgen tot DM
1,34 miljard, waaruit een van DM 12 tot DM 14 verhoogd
dividend wordt betaald.
Drama in Rio
Op de Braziliaanse aandelenbeurs stortten de koersen
ineen nadat de nieuw gekozen president Fernando Collor
de Mello zijn ingrijpende financieel-economische plan had
bekendgemaakt. Belastingverhoging en vermindering van
de overheidsuitgaven zijn nog niet het ergste voor beleggers. De liberalisatie van de handel zal het Braziliaanse
bedrijfsleven echter ontdoen van de beschermde positie.
De genadeklap vormde de ingrijpende geldsanering die de
beschikbare liquiditeit voor een ieder tot een minimum
terugbracht. Van de liquiditeiten van het bedrijfsleven is
80% bevroren. Naar schatting $ 115 miljard aan particuliere
financiele activa werd geblokkeerd. Tegenover verkoopdruk op de aandelenbeurs stond geen vraag en de koersen
verloren in enkele dagen gemiddeld tweederde van hun
waarde. Het voortbestaan van de effectenmakelaars en de
beurzen zelf staat inmiddels op het spel. De beurs van Sao
Paulo heeft de eerste reeks ontslagen reeds achter de rug
en wie voor twee jaar zekerheid voor zijn baan wil, moet
genoegen nemen met een salarisverlaging die kan oplopen
tot 40%.
De Amsterdamse beurs
Vriendelijke ondertoon
De Amsterdamse beurs wist na het scherpe koersherstel
in de eerste helft van maart het verhoogde niveau uitstekend vast te houden. Het vele bedrijfsnieuws en de bekendgemaakte samenwerkingen in onder meer de financiele sector, gaven extra impulsen aan de handel.
In het algemeen zijn de bedrijfsberichten goed. Philips
voert besprekingen met Olivetti over een samenwerking op
computergebied. De ondernemingen nemen een elfde respectievelijk een vierde plaats in op de Europese computermarkt. De koers van Philips is de laatste tijd echter wat
weggezakt tot rond de / 40. Daarbij zal hebben meegespeeld de boete van ruim / 160 miljoen die Philips in de
VS is opgelegd wegens vermeende oneerlijke concurrentie
in de markt voor scheerapparaten.
Bij KLM is in maart de beladingsgraad gedaald, maar op
jaarbasis was nog sprake van een stijging van 70,8 tot
71,5%. De koers van KLM is in de afgelopen weken wat
weggezakt tot onder de / 36. Vanuit de luchtvaartsector
blijven de berichten in het algemeen matig. Zo maakte het
Scandinavische SAS melding van een 40% lagere winst in
1989.
Heineken verhoogde de netto winst vorig jaar van / 291
mln tot / 325 mln. De onderneming blijft zoeken naar
verbetering van de interne situatie. Het reorganisatieplan
voor Nederland is wel van tafel, maar momenteel wordt de
totale organisatiestructuur onderzocht. De koers van de
aandelen heeft zich inmiddels met 15% hersteld vanuit het
dieptepunt van februari jl.
Nationale Nederlanden voorziet ondanks de forse
stormschade een handhaving van de winst die vorig jaar
met 24% steeg tot / 973 mln of / 6,84 per aandeel. De
beurs was van de winstverwachting voor volgend jaar niet
onder de indruk en de koers moest lets van de eerdere
winst prijsgeven. Meer activiteit vond er plaats rond Amev
dat de samenwerking met de Belgische AG groep aankondigde. De beurskoers van de twee ondernemingen, die
beide als overnamekandidaat golden, reageerde echter
met een daling. Positiet reageerde de beurs op de jaarcijfers van Aegon. Met concern zag de winst in 1989 met meer
dan een kwart toenemen. Door uitbreiding van het aandelenkapitaal bleef de winststijging per aandeel hierbij wat
achter, maar de sprang van / 10,51 tot / 12,32 was niettemin fraai. Het dividend wordt verhoogd van / 4,70 tot
/5,75.
Opzien baarde de uitverkoop van Macintosh. Deze keer
betreft het geen kleding, maar de overdracht van de activa
en passiva aan een nieuw te stichten onderneming, waarin
het management een belang van 55% heeft en Reiss & Co
de overige 45% bezit. Macintosh zal daarna een nv met
louter liquide middelen zijn, waarvan de waarde per aandeel na dividenduitkering / 45 zal bedragen. Grootaandeelhouder DSM, dat 56% van de aandelen bezit, heeft zijn
medewerking gegeven door zijn belang te verkopen. De
overige aandeelnouders kunnen hun bezit aanbieden tegen een prijs van / 45 per aandeel. Het felt dat aandeelhouders, die Macintosh in de minder goede jaren trouw zijn
gebleven, met een herstel van de winst in zicht nu zo voor
het blok worden gezet heeft met name bij de Vereniging
voor Effectenbezitters veel kwaad bloed gezet.
Grote belangstelling bestond voor Verkade, waarop het
Britse United Biscuits een bod van / 400 per aandeel heeft
aangekondigd. De beurskoers steeg hier al weldra bovenuit.
Concentraties in de financiele wereld
Internationaal is er sprake van een duidelijke concentratietendens binnen de financiele sector, waarbij de laatste
tijd vooral de ontwikkelingen in Japan, Frankrijk en Belgie
in het oog springen. De laatste weken stond wat dit betreft
Nederland echter in de belangstelling. In korte tijd werden
een aantal belangrijke samenwerkingsverbanden aangekondigd. ABN bereidt een fusie voor met de Amro, Amev
met de Belgische AG en AOT neemt een belang in van der
Moolen. Daarnaast nadert de fusie tussen drie banken en
twee verzekeringsmaatschappijen, die alle nauw aan de
vakorganisaties gelieerd zijn, zijn voltooiing. De eerste
twee berichten trokken uiteraard de meeste aandacht.
Door de samenwerking schiet de nieuwe bankcombinatie ABN/Amro in Europa door naar de top, die tot nog toe
vooral uit Britse, Duitse en Franse banken bestond. In
Europa zal de nieuwe combinatie op de zesde plaats
uitkomen. Mondiaal zal een plaats binnen de top 25 bereikt
worden. Het gezamenlijke balanstotaal bedraagt / 353
miljard. In Nederland vertegenwoordigt dit balanstotaal
bijna de helft van het totale balanstotaal van alle banken
en spaarbanken gezamenlijk. De nieuwe combinatie zal in
Nederland over 1473 en in het buitenland over 375 vestigingen beschikken. Niet op alle terreinen domineer! de
combinatie overigens. In de kredietverlening aan de overheld is de NMB Postbank groter (/ 34 tegen / 30 miljard).
De Rabo volgt hier met / 20 miljard. De / 35 miljard aan
spaargelden waar de nieuwe combinatie over kan beschikken is ongeveer de helft van de inleg bij de Rabo, terwijl
ook de NMB Postbank over een groter bedrag aan spaargelden kan beschikken. Vooral de internationale expansie
zal, in een periode waarin het bedrijfsleven zich steeds
sterker internationaal opstelt, ten grondslag aan de voorgenomen fusie hebben gelegen. Met een eigen vermogen
in de orde van /14 miljard kan de nieuwe combinatie zaken
367
doen met de grootste ondernemingen ter wereld. Ook zal
de internationale uitbouw versneld kunnen worden. Acquisities die voor de ABN of de Amro in het verleden te groot
waren, zijn voor de combinatie nu wellicht wel mogelijk.
De tweede bankier
In het binnenlands bedrijf lijken belangrijke kostenbesparingen mogelijk, al zal voor het merendeel hiervan de
nodige tijd vereist zijn. De bespaarde middelen lijken vooral
aangewend te gaan worden voor de internationale expansie. De binnenlandse positie als bank wordt sterk dominerend. In ons land wordt 60% van de kredietverlening aan
de particuliere sector en van de depositomarkt door
ABN/Amro verzorgd. In het effecten- en emissiebedrijf is
de positie ook bijzonder dominant. Toch zien andere banken hun kansen. Het concept van een tweede bankier is
vrij algemeen doorgedrongen in het Nederlandse bedrijfsleven. De behoefte hieraan vloeit niet alleen voort uit de
mogelijkheid om van tijd tot tijd offertes te kunnen vergelijken. Ook de klankbordfunctie van de bankier wordt in
toenemende mate gewaardeerd.
Nederlands-Belgischeverzekeringsalliantie
Waar de Amro-Bank vorig jaar niet tot definitieve overeenstemming kon komen met de Belgische Generale heefl
Amev een alliantie met de Belgische AG Groep aangekondigd. Daarmee ontstaat een combinatie met een premieinkomen van bijna / 10 miljard, waarmee men zich onder
de 15 grootste verzekeraars van Europa schaart. De wijze
waarop bij voorbeeld de Koninklijke Shell Groep en Unilever tot stand zijn gebracht lijken een inspiratie te hebben
gevormd voor de Amev-AG fusie. Ook hier heeft men
gekozen voor een paritair bestuur en een wederzijdse
deelneming in elkaars werkmaatschappijen. De moedermaatschappijen blijven dus gewoon voortbestaan, met ieder hun eigen beursnotering. Toch zijn er in de uitwerking
wel degelijk verschillen aan te wijzen met de hierboven
genoemde fusies. Een belangrijk aspect is het feit dat
gemeten naar verschillende maatstaven Amev aanmerkelijk groter is dan de AG Groep. De AG Groep is weliswaar
de grootste verzekeraar op de Belgische markt, maar
Amev heeft uitgebreide buitenlandse belangen, vooral in
de Verenigde Staten. Dit verschil is berekend opca/1.150
miljoen. Bij de Koninklijke Shell Groep en bij Unilever komt
dit oorspronkelijke verschil in de omvang van de samengaande ondernemingen tot uiting in een groter belang van
de Nederlandse onderneming in de nieuwe holding. Bij de
fusie tussen Amev en AG heeft men gekozen voor twee
maal een 50% belang. Het verschil zal geleidelijk worden
rechtgetrokken doordat de AG Groep over een periode van
10 jaar / 575 mln aan Amev betaalt, plus een rente van
7,5% op jaarbasis. Door de betalingen van AG aan Amev
zullen de koersen van de beide ondernemingen uit elkaar
kunnen gaan lopen, iets dat bij voorbeeld bij de Britse en
Nederlandse aandelen Unilever altijd beperkt zal zijn door
de gelijke rechten van de aandelen. Corrigeren we nu voor
de vordering van Amev op AG dan zou de waardering van
de beide aandelen ongeveer gelijk moeten zijn. Vooralsnog
is dit echter niet het geval en noteren aandelen Amev
tientallen procenten te laag (of omgekeerd AG te hoog).
Niet alleen de koersen kunnen zich onafhankelijk bewegen, ook de ondernemingen houden bij de gekozen structuur een grote mate van zelfstandigheid. Er zal echter een
verregaande afstemming plaatsvinden bij het uitzetten van
toekomststrategieen, daar waar het allemaal om begonnen
was.