nr. 3, januari 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
Gezond binnenlands beeld
Uit cijfers van het CBS blijkt dat de Nederlandse economie het derde kwartaal van vorig jaar een lichte groeivertraging heeft doorgemaakt. Nadat het bruto binnenlands
produkt in het eerste kwartaal met 3% en in het tweede
kwartaal met 3,9% was gestegen, kwam de vooruitgang in
het derde kwartaal uit op 3,1%. De achtergrond van deze
ontwikkeling vormde een afgenomen groei van de export,
in volume gemeten van 7,2% tot 2,6%, terwijl ook de
investeringsgroei is teruggelopen van 7,1% tot 4%. De
binnenlandse consumptie ontwikkelde zich echter krachtig
en bereikte met plus 3,1 % het hoogste groeitempo in bijna
twee jaar. De werkloosheid is in 1989 met gemiddeld
43.000 personen gedaald tot 365.000. Van belang hierbij
is dat er geen tekenen zijn die wijzen op een afzwakking in
de daling. Er werden 123.000 nieuwe banen gecreeerd,
waarbij opvalt dat het voor het grootste deel full-time banen
waren.
Gematigde loonstijging in de metaal
Wat de inflatie betreft blijft Nederland internationaal gunstig afsteken, met een prijsstijging die in 1989 gemiddeld
1,1 % bedroeg. Voor 1990 wordt op een inflatie van 2% tot
2,5% gerekend. In de eerste plaats zal het gunstige effect
van de btw-verlaging uit de cijfers verdwijnen. Daarnaast
zullen de hogere loonstijgingen bijdragen aan een wat
oplopende inflatie. De 3,75% loonstijging voor de metaalindustrie die recentelijk werd overeengekomen lijkt echter
zonder meer verantwoord, temeer daar de overeenkomst
betrekking heeft op een periode van 15 maanden, zodat
het percentage op jaarbasis nog lager uitkomt. Wanneer
we deze loonstijging vergelijken met die in de ons omringende landen, zoals bij voorbeeld in West-Duitsland waar
de vakbond in de metaal een loonstijging van maar liefst
12% heeft geeist, dan is de tendens bij ons nog steeds
gematigd. De inflatie mag bij ons dan weliswaar wat oplopen, maar het niveau blijft er in gunstige zin uitspringen.
Evenzeer geldt dat de loonstijging, zoals die nu in de
metaalsector is afgesproken, niet ten koste gaat van onze
concurrentiepositie.
In Engeland namen de werknemers van Ford geen
genoegen met een loonsverhoging van 10,2% voor het
lopende jaar. De grootste zorg van de regering betreft hier
dan ook de inflatie die thans 7,7% bedraagt. Via het krappe
monetaire beleid wordt een groeivertraging afgedwongen,
die een daling van de inflatie mogelijk moet maken. Zo zien
we een geleidelijke daling van de groei van de industriele
produktie. Opmerkelijk was overigens wel dat de produktiecijfers over november op een daling van 0,2% uitkwamen, nog slechterdan de slechts bescheiden stijging waar
op werd gerekend. Daarentegen viel de stijging van de
consumptieve bestedingen in december met 2,2% weer
veel hoger uit dan waarop de markt had gerekend. Het
handelstekort daalde in december tot £ 1,22 mrd. tegen £
1,5 mrd. in november. Over heel 1989 komt het tekort
daarmee op £ 23 mrd. tegen £ 21 mrd. vorig jaar.
ESB 31-1-1990
Het Japanse handelsoverschot is in december voor de
achtste achtereenvolgende maand gedaald. Hetoverschot
bedroeg $ 6,2 mrd. tegenover $ 9,7 mrd. in december 1988.
Over het hele jaar is het overschot nu uitgekomen op $ 64,4
mrd. tegenover $ 77,5 mrd. vorig jaar. Het is overigens de
vraag in hoeverre de dalende trend in hetzelfde tempo zal
worden voorgezet, omdat de sterk gedaalde koers van de
yen eerder een toename van de overschotten doet verwachten.
Amerikaanse tekorten nog veel te hoog
De groei van de Amerikaanse economie is in het vierde
kwartaal verder afgenomen tot 0,5%. Wel dient daarbij
bedacht te worden dat de groei negatief werd bemvloed
door de aardbeving in California, de wervelstorm in het
zuid-oosten en de staking bij Boeing. Over heel 1989 is de
groei uitgekomen op 2,9% nadat de groei vorig jaar nog
4,4% bedroeg.
Met het Amerikaanse begrotingstekort gaat het nog
steeds niet de goede kant op. Dit begrotingsjaar zou het
tekort op maximaal $ 100 mrd. mogen uitkomen, maar het
eerste kwartaal van het per 1 oktober gestarte boekjaar
heeft al een tekort van $ 70 mrd. opgeleverd. Wel moet er
rekening mee worden gehouden dat de eerste maanden
altijd forse tekorten vertonen en dat door belastingafdrachten in het voorjaar meestal overschotten worden gerealiseerd. Het tekort over de eerste maanden van dit begrotingsjaar is echter hoger dan dat van vorig jaar. Omdat de
Amerikaanse regering geen overtuigende berekeningen
kon aandragen, waaruit zou blijken dat het tekort dit jaar
inderdaad onder de $ 100 mrd. zou blijven, zijn inmiddels
krachtens de Gramm-Rudman wet een aantal bezuinigingsmaatregelen in werking gezet. In het licht van de
recent bekendgemaakte cijfers lijkt de omvang ervan volstrekt onvoldoende. Voor volgend jaar zal President Bush
een begroting indienen met een tekort dat ligt onder het
toegestane maximum van $ 64 mrd.. Velen vrezen echter
dat de regering ervan uit zal gaan dat het tekort bij ongewijzigd beleid $ 100 mrd. zal bedragen, zodat voor $ 36
mrd. bezuinigingen noodzakelijk zijn. Het begrotingsbureau van het Congres gaat echter uit van een tekort van $
138 mrd., zodat er een gat dreigt te ontstaan van $ 74 mrd.
Met de daling van het Amerikaanse handelstekort wil het
ook niet meer zo vlotten. Het handelstekort over november
kwam uit op $ 10,5 mrd., een miljard dollar meer dan de
verwachting. Overigens had de staking bij Boeing tot gevolg dat de export van vliegtuigen met $ 1 mrd. achterbleef.
Valuta’s en rente
Wereldwijde rentestijging
Op de valutamarkten verloor de Duitse mark iets van
haar kracht. Er was echter sprake van een aanhoudende
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan F. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
121
Valutakoersen
1990
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitse mark (100)
Zwitserse frank (1 00)
Japanse yen (10.000)
1990
hoogste
koers
laagste
1,94
3,18
112,95
127,67
133,35
koers
1,88
3,09
112,64
122,90
130,15
Koers
per
15/1
1,90
3,17
112,76
126,60
130,43
Koers
per
29/1
1,88
3,16
112,65
127,32
131,97
zwakte voor de Japanse yen, waarin pas aan het eind van
de maand enige bodem zichtbaar werd. De scherpe stijging
van de Japanse rente kon geen afbreuk doen aan de
dalende yen. Inmiddels is de reele rente in Japan even
boven die in de VS terecht gekomen. Daarmee zijn we in
een situatie gekomen waarin veel Japanse beleggers zich
afvragen in hoeverre het nog verstandig is om te blijven
beleggen in Amerikaanse dollarwaarden, wanneer de reele
rente voor binnenlandse yen-beleggingen vergelijkbaar, zo
niet hoger is. Voor de Amerikaanse obligatiemarkt is dit een
belangrijke zaak, daar Japanse institutionele beleggers
vorig jaar circa 40% van de nieuw uitgegeven Amerikaanse
staatsleningen opnamen. Ongetwijfeld zal dit een rol hebben gespeeld bij het mislukken van de omvangrijke financieringsoperatie van de Amerikaanse Resolution Funding
Co (Refco) die belast is met het in goede banen leiden van
de crisis waarin de Amerikaanse spaarbanken zijn beland.
De plaatsing van $ 5 mrd. aan 40-jarige obligaties werd een
flop. De plaatsing van $ 30 mrd. aan nieuwe staatsleningen
over enkele weken stemt de markt in dit licht extra bezorgd.
Overigens moet Refco zelf de komende drie jaar in totaliteit
$ 50 mrd. lenen. Gezien de belangstelling voor de eerste
emissie van Refco was ook voor deze tweede emissie een
ruime belangstelling verwacht op een rendementsbasis
van 8,5%. Bij een uiteindelijk rendement van 8,6% was de
belangstelling echter nog niet overdadig.
Mede als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen
vond een belangrijke draai plaats op de Amerikaanse
obligatiemarkt. In de laatste maanden van 1989 was de
kapitaalmarktrente in de VS gedaald van 8,3% tot 7,8%,
maar in zeer korte tijd is deze weer gestegen tot rond 8,5%.
Ook op de meeste andere kapitaalmarkten zijn de rendementen sinds kerst behoorlijk opgelopen, met gemiddeld
zo’n half procent. In Japan steeg de lange rente met bijna
een vol procent tot rond de 7%, terwijl in het VK de
rendementen op de korter lopende obligaties met ruim een
procent opliepen tot boven de 12%. Alleen in Australie is
de rente met ruim 0,25% gezakt tot 12,75%. De economie
in Australie lijkt zodanig af te koelen dat minister van
financien Keating heeft aangekondigd dat het krappe monetaire beleid, dat tot rentes voor kort geld van rond de 20%
heeft geleid, versoepeld kan worden. De Australische dollar verloor hierdoor wel aan steun en zakte tot / 1,45.
Nederlandse rentestijging onderbroken
Ook in Nederland vond een forse stijging van de lange
rente plaats met een kleine 0,75%. De laatste week werd
het beeld echter iets vriendelijker. Het feit dat de marge
tussen de Nederlandse rente en die in West-Duitsland
historisch bezien hoog is speelt hierbij een rol. Traditioneel
ligt de kapitaalmarktrente in Nederland circa 0,3% hoger
dan in Duitsland, maar in de loop van januari was dit
verschil voor de 10-jarige staatsleningen gestegen tot
0,7%. Daarnaast heeft het minder hard worden van de
Duitse mark tot gevolg dat de zuigkracht van deze valuta
is afgenomen, waardoor de koers van de gulden ten opzichte van de mark kon herstellen tot rond de spilkoers van
122
/ 1,1267. President Duisenberg van de Nederlandsche
Bank gaf de markt een steuntje door te stellen dat iedere
kans om de rente te verlagen zou worden aangegrepen,
zolang de positie van de gulden maar niet wordt verzwakt.
Hij zette zijn woorden kracht bij door aan de volgende
speciale beleningen tweemaal een 0,1% lager tarief te
verbinden, waarmee de beleningsprijs nu op 8,3% is beland. Hierdoor konden ookdetarieven opdegeldmarktwat
dalen. Nadat de tarieven voor de interbancaire deposito’s
twee weken terug voor vrijwel alle looptijden nog op of
boven de 9% lagen noteren de eenmaands deposito’s nu
8,65%.
Ook op de obligatiemarkt daalde de rente recent weer
enigszins. Ten tijde van de inschrijving op de jongste
8,25% staatslening was dat nog niet het geval. Tegen een
koers van 99,80 kon de minister van financien toch nog / 5
mrd. uit de markt nemen. Het rendement kwam hiermee uit
op 8,3%. De dagen daarop daalden de prijzen verder en
zagen we nog hogere rentes, met als top voor de langstlopende staatsleningen een rendement van 8,39%. Na enkele wat vriendelijker dagen beweegt de lange rente zich
nu rond de 8,25%.
Op de Eurobondmarkt bleef de emissie-activiteit geremd
door de stijgende rentetarieven. Naast de ontwikkelingen
op de rente-markt wordt het voor beleggers ook steeds
belangrijker om alert te zijn op de kwaliteit van een lening.
Vooral in de VS is sprake van een verslechtering van de
solvabiliteit, zo werd recentelijk weer bevestigd door uitspraken van Moody’s, het bureau dat de solvabiliteit van
Amerikaanse bedrijven en leningen onderzoekt en in zogenaamde ratings vastlegt. De verhouding tussen de neerwaartse en opwaartse bijstellingen van de ratings was
sedert het recessiejaar 1982, toen deze verhouding 2,8
bedroeg, niet zo slecht als in 1989, waarin 2,5 maal meer
neerwaartse dan opwaartse bijstellingen voorkwamen. Het
zijn vooral de leningen die toch al van dubieus kaliber zijn
waarvan de rating omlaag gebracht moet worden. Met
andere woorden, veel junk bonds zijn nog slechter dan zij
aanvankelijk al leken. Volgens Moody’s moest in 1989 voor
een bedrag van $ 9,3 mrd. aan leningen als waardeloos
worden afgeschreven, een cijfer dat dit jaar waarschijnlijk
hoger zal uitkomen. In de eerste weken van januari kwam
dit cijfer al uit op $ 4 mrd.
Internationale beurzen __
__
Over breed front omlaag
Na de eerste dagen van het jaar goed uit de startblokken
te zijn gegaan, vielen de Internationale aandelenmarkten
ten prooi aan onzekerheid. Toenemende binnenlandse
onrust in de Sovjetunie, stijgende rentetarieven en tegenvallende winstcijfers in de VS waren de grootste boosdoeners. Op 24 januari gingen op de aandelenmarkten de
Beursindices
1990
1990
Koers
Koers
hoogste
koers
laagste
koers
per
12/1
per
26/1
2689
2380
1856
196
37.517
1714
2546
2315
1794
190
36.874
1685
VS (Dow Jones)
2810
Engeland(FMOO)
2463
Duitsland (Dax)
1870
Nederland (CBS-koersindex)
211
Tokio (Nikkei)
38.713
Australie (All Ord)
1714
2689
2380
1814
167
37.517
1655
koersen met enkele procenten tegelijk omlaag, nadat een
week eerder het tegenvallende tekort op de Amerikaanse
handelsbalans de beurzen reeds een tik gaf. Het goud
bereikte temidden van het tumult even een nieuw hoogtepunt van ruim $ 420 maar moest daarna weer terrein
prijsgeven.
Het meest opmerkelijk was welhaast de zwakte op de
Japanse aandelenmarkt. Koersverliezen in de orde van
600 punten kwamen verschillende keren voor. Weliswaar
moet hierbij worden bedacht dat deze gerelateerd moeten
worden aan een index die op circa 37.000 staat, maar
anderzijds werd de Japanse aandelenmarkt de laatste
jaren juist gekenmerkt door een veelal positieve, maar in
ieder geval stabiele ontwikkeling en daarin passen dergelijke koers-tikken niet. Onzekerheid over de parlementsverkiezingen van 18 februari spelen de Japanse beurs overigens ook parten. Vorig jaar verloor de regerende LDP voor
het eerste sedert 1952 zijn meerderheidspositie en de
komende verkiezingen zullen daarom een extra belangrijke
test vormen. Met een verschuiving naar links wordt rekening gehouden, waar de financiele markten in het algemeen niet om staan te springen. Het is overigens de vraag
in hoeverre dit terecht is, temeer omdat net als in Nederland
de marges van de politiek in Japan smal zijn. De flauwe
stemming op de Japanse aandelenmarkt is in ieder geval
voor velen als een verrassing gekomen en onmiddellijk
wordt dan ook gezocht naar de oorzaak van de omslag op
de markt, die in december nog record na record brak.
Arbitrage en vooral program-trading worden dan al gauw
als zondebokken aangewezen en inmiddels wordt onderzocht in hoeverre deze arbitrage, die vooral wordt uitgevoerd door buitenlandse huizen, gereguleerd moet worden.
Emissie-activiteit in Parijs
De aandelenmarkt in Parijs ontwikkelde zich ook zwak,
hetgeen resulteerde in een gemiddeld koersverlies van
3,5% in de eerste weken van het jaar. Een geldmarktrente
van 11% vormt hierbij uiteraard een belangrijke factor.
Anderzijds wordt voor het Franse bedrijfsleven een gunstige winstontwikkeling in het lopendejaar voorzien. Voor het
derde jaar in successie zal de economische groei boven
de 3% liggen, terwijl de bedrijfswinsten naar verwachting
met gemiddeld ruim 10% zullen stijgen. In de voedingsmiddelen- en computersector zal de gemiddelde winststijging
mogelijk rond 15% tot 20% uitkomen.
Als gevolg van de verschillende overnames van vorig
jaar is voor circa FF 40 mrd. in cash naar de markt teruggevloeid. Daartegenover onttrokken de emissies een relatief bescheiden bedrag aan de markt, zeker in de tweede
helft van het jaar toen de emissie-activiteit halveerde tot
circa FF 15 mrd. Opvallend is overigens dat afgezien van
de aandelenemissie van de oliemaatschappij Elf Acquitaine, in de laatste twee jaar alle emissies betrekking hadden
op convertibles, papier waaraan warrants waren gekoppeld, dan wel dubbele emissies. De afgelopen weken heeft
deze trend zich voorgezet: BSN kwam met een FF 3,3 mrd.
convertible, terwijl Accor (hotels) met een aandelenemissie
van FF 1,8 mrd. kwam waaraan warrants gekoppeld zijn
die bij uitoefening nog eens een dergelijk bedrag voor de
maatschappij in het laatje brengen. Cap Gemini, Europa’s
grootste softwarebedrijf, kondigde recentelijk de uitgifte
van een convertible van FF 1,5 mrd. aan. De houdstermaatschappij van de Scheider groep, SPEP, maakte dezer
dagen een emissie bekend die bestaat uit aandelen met
warrants en een convertible. De indruk bestaat dat het
;Franse bedrijfsleven het zekere voor het onzekere neemt
ten zijn behoefte aan additioneel lang vermogen versneld
httedekken.
De Duitse beurzen moesten even stoom afblazen na de
arpe stijging in de voorgaande maanden. Na de posi-
131-1-1990
tieve aspecten in de ontwikkelingen in Oost-Europa benadrukt te hebben, twijfelt men er nu aan of het hervormingsproces wel zo gemakkelijk kan verlopen als waarop eerder
werd gehoopt. De euforie is daarmee weggeebd. Zelfs
goed bedrijfsnieuws werd niet gehonoreerd. De winstverdubbeling bij Porsche leverde het aandeel een DM 9 lagere
koers op. Tevens werd bekend dat de Zweedse miljonair
Per Arwidsson een 10% belang in Porsche heeft verworven. Siemens draait ook uitstekend. De onderneming realiseerde in het eerste kwartaal van het in oktober gestarte
boekjaar een winstgroei van 21 %. Eerder maakte Siemens
de overneming van Nixdorf bekend.
Wall Street incasseert klappen
De oplopende rente gevoegd bij teleurstellende winstcijfers van het Amerikaanse bedrijfsleven en nieuwe voorzieningen bij banken leidden tot een uiterst zenuwachtige
stemming op Wall Street. In tien beursdagen kwam het
verschil tussen het hoogste en laagste niveau van de Dow
Jones Industrials uit op 10%.
In de eerste drie weken van januari maakten circa 430
ondernemingen hun winstcijfers bekend. Meerdan de helft
hiervan viel tegen. Onder de tegenvallers bevonden zich
verschillende giganten, zoals Monsanto, Caterpillar, Pfizer
en IBM.
De computerindustrie heeft het nog steeds moeilijk. IBM
moest een 75% lagere vierde kwartaal winst melden, waarmee de jaarwinst 35% lager is uitgekomen op $ 3,3 mrd.
uit een met bijna 6% gegroeide omzet van $ 62,7 mrd.
Digital Equipment moest in het tweede kwartaal van per 1
juli gestarte boekjaar een winstdaling van bijna 50% melden tot $ 155 mln, bij een vrijwel onveranderde omzet van
$ 3,2 mrd. De problemen worden vrijwel geheel toegeschreven aan de Amerikaanse computermarkt. De situatie
in Europa en Japan blijft voor het concern goed.
De berichten uit de olie-industrie wijzen eveneens op
een zwakke winstontwikkeling. De hogere olieprijs in het
vierde kwartaal was uiteraard gunstig voor de produktie
van ruwe olie en aardgas, maar de hogere prijzen konden
blijkbaar niet in de prijzen van eindprodukten worden doorberekend, zodat de verwerking en verkoop een grotere
winstdaling boekte. Bij Shell Oil, de Amerikaanse dochter
van de Koninklijke Shell groep was dit duidelijk te zien. Het
ging Shell Canada nog slechter af, waarbij de terugslag in
de chemie een belangrijke rol speelde. De jaarwinst van
Shell Canada bleef wel op peil, maar in het laatste kwartaal
bedroeg de winst slechts 25% van die in het vergelijkbare
kwartaal van 1988. Bij Exxon speelde ook de reservering
van $ 500 mln in verband met de milieuramp in Alaska een
belangrijke rol. In het laatste kwartaal halveerde de winst
bijna tot $ 785 mln, terwijl de jaarwinst terugliep van $ 5,3
mrd. tot $ 3,8 mrd.
Banken treffen nieuwe voorzieningen
De resultaten van verschillende banken stonden onder
druk van soms omvangrijke afboekingen en voorzieningen
op leningen. Bij de Bank of New England moest voor $ 1,5
mrd. aan voorzieningen worden getroffen voor leningen
aan de vastgoedsector, waardoor over het vierde kwartaal
een verlies van $ 1,2 mrd. moest worden gerapporteerd.
Ook Citicorp trof voorzieningen, waarbij alleen al de afboeking op Zuidamerikaanse leningen in het vierde kwartaal
een bedrag van $ 1 mrd. betrof. Het vierde kwartaal leverde
een verlies op van $ 784 mln. Op jaarbasis wordt nog een
winst van $ 498 mln gemeld tegenover vorig jaar $ 1,85
mrd. Manufacturers Hanover voegde in het vierde kwartaal
slechts $ 100 mln toe aan de voorziening voor Zuidamerikaanse leningen, maar had in het voorgaande kwartaal al
$ 950 miljoen toegevoegd. Over het jaar 1989 moest een
verlies worden gerapporteerd van $ 518 mln. In het voorgaande jaar werd nog $ 952 winst geboekt. American
123
Express kwam overigens met een 11,3% hogere kwartaalwinst, die niet zwaar door incidentele lasten werd gedrukt.
Ook Chase Manhatten en First Chicago overtroffen met de
publikatie van hun winstcijfers over 1989 de verwachtingen
op Wall Street.
De Amsterdamse beurs______________
De Amsterdamse aandelenmarkt vertoonde een zwak
beeld. Vooral op 24 januari moesten de koersen een flinke
veer laten nadat Amerika en Japan zich ook van hun
zwakke kant hadden laten zien. Een technisch herstel in
combinatie met een verbetering van de stemming op de
obligatiemarkt zorgden daarna voor weer wat oplopende
koersen.
AMEV maakte bekend te fuseren met de Verenigde
Spaarbank, hetgeen zal resulteren in een stijging van
zowel de winst als het eigen vermogen per aandeel. In
eerste instantie reageerde de koers van AMEV echter met
een daling, maar op de volgende dagen was duidelijk extra
vraag waarneembaar. Opvallend is overigens dat de storm
aan de koersen van de verzekeringsmaatschappijen voorbij lijkt te zijn gegaan.
De stijging van de rente werkt door in de hypotheekrente
die inmiddels het 9% niveau heeft doorbroken. Dit lijkt
mede een verklaring voor een zwakkere stemming voor de
bouwaandelen. DSM deelde mee dat over 1989 een netto
winst inclusief bijzondere baten is gerealiseerd van / 1,35
mrd., hetgeen neerkomt op / 38,50 per aandeel. Daarnaast werd een dividend van / 8 aangekondigd. Het bericht
werd door de beurs beloond met een forse koerswinst, die
later in het zwakke beursklimaat echter weer moest worden
ingeleverd. VNU bevestigde de 17% winststijging die eerder bij de presentatie van de halfjaarcijfers als prognose
waren afgegeven. Ook hier moest de koers in de malaise
mee omlaag. Daaraan kan ook hebben bijgedragen het
bericht dat bij de Britse vakbladen een groot aantal redacteuren in staking is gegaan. Nijverdal ten Cate hield goed
stand na de eerdere mededeling over de winststijging in
het afgelopen jaar en de verwachting dat de ontwikkelingen
in het Oostblok goede mogelijkheden bieden voor de afzet
van denimstoffen.
Nieuwe opties interessant
Kort voordat in januari in Duitsland op de Deutsche
Terminborse de handel startte in 14 aandelenopties, weiyl
het aantal series op de Amsterdamse optiebeurs verder
uitgebreid. Het gaat om een aantal langlopende opties (2
en 3 jaar) op ABN, AMRO, Aegon, Nationale Nederlanden
en DSM. De afloopdata voor de nieuwe optieseries zijn
januari 1992 en 1993. Reeds langer zijn vijf jaar lopende
opties in de notering op de internationals, Koninklijke Olie,
Philips, Unilever, KLM en AKZO, waarvan de eerste serie
in oktober 1991 vervalt. Daarnaast worden er ook langlopende opties op de EOE aandelenindex verhandeld. Met
langlopende opties zijn in principe dezelfde strategieen
mogelijk als met kortlopende opties. Een belangrijk verschil
is echter dat de tijdsfactor veel minder nijpend is. De lange
opties zullen veel beleggers daarom meer aanspreken dan
de soms erg beweeglijke korte opties met een maximale
looptijd van 3, 6 of 9 maanden. Gezien de veel langere
looptijd is de tijdspremie die in de prijs van een lange optie
is begrepen hoger. Daarmee komt ook de absolute optieprijs hoger uit.
Overigens wordt de premie mede bepaald door de beweeglijkheid van de aandelenkoersen. Dit betekent dat de
124
premies bij het huidige onrustige beleggingsklimaat relatief
hoog zijn. Daardoor kunnen opties vandaag de dag goed
gebruikt worden om mogelijke koerswinsten in te ruilen
tegen een meer vaststaand rendement. Dit betekent dat
men bij aankoop van aandelen, of op aandelen die men
reeds bezit, call opties kan verkopen. Dank zij de aldus
gegenereerde opbrengst wordt de netto investering flink
omlaag gebracht. Het neerwaarts risico van een positie
wordt hierdoor beperkt. Daarnaast heeft het lagere investeringsbedrag tot gevolg dat het dividendrendement hoger
uitkomt. De prijs voor dit alles is uiteraard dat niet geprofiteerd wordt van een eventuele forse koersstijging van het
onderliggend aandeel.
Aan de hand van een voorbeeld kan een en ander nader
worden toegelicht:
De koers van aandelen ABN bedraagt / 39,00 terwijl de
januari 1992 call optie met een uitoefeningsprijs van / 40
bij verkoop / 4,40 oplevert. Indien u gedekt een optiecontract wilt schrijven (verkopen) moet u daar tegenover 100
aandelen ABN kopen. Afgezien van kosten bedraagt uw
investering 100 x / 39,00 minus 100 x / 4,40 ofwel / 3.460.
Naar verwachting betaalt ABN een jaarlijks dividend van
/ 3,- of / 300 over uw 100 aandelen. Het dividend rendement over uw investering bedraagt daarmee 8,67%. In de
tabel wordt weergegeven hoe uw positie er aan het einde
van de looptijd van de optie in januari 1992 bij verschillende
koersen van het aandeel uitziet.
Het rendement bij het gedekt schrijven van opties is
duidelijk gemaximeerd, maar 16,5% op jaarbasis is uiteraard niet onverdienstelijk. Wel moet worden bedacht dat
het dividend voor particulieren boven de / 2.000 onder de
inkomstenbelasting valt. De optiepremie is daarentegen
belastingvrij. Tevens blijkt dat bij een forse koersdaling
richting de / 30 de belegger er per saldo nog steeds positief
uitspringt. Een verdere koersdaling voor het aandeel zou
resulteren in een negatief rendement. Uiteraard is het niet
uitgesloten dat de koper van de optie zijn recht voortijdig
uitoefent. De kans hierop is klein en heeft geen negatieve
gevolgen voor het rendement, maar zal op jaarbasis gemeten veelal resulteren in een hoger rendement. Daartegenover behoeft de verkoper van de optie niet noodzakelijk tot
het einde van de looptijd te wachten, want ook hij kan
voortijdig wijzigingen in de positie aanbrengen.
De nieuw ingevoerde opties blijken goede mogelijkheden om aantrekkelijke rendementen te realiseren. Ditgeldt
temeerdaarde nieuwe opties vooral betrekking hebben op
de financiele waarden, waarvan met name de banken met
het afgebrokkelde koersniveau toch al een hoog dividendrendement bieden. Van belang is wel dat de prijsstelling
voor de lange opties in de eerste dagen van de handel
gepaard gaat met een ruime ‘spread’ tussen de bied- en
laatkoersen. Naarmate de handel toeneemt zal de prijsstelling echter nauwkeuriger worden. In de tussentijd doet de
belegger er goed aan om met gelimiteerde orders te werken.
Rendement van langlopende ABN-opties (in guldens)
Koers aandeel
30
:
m
3500
4000
3500
3460
600
640
4000
3460
540
600
1140
4500
500
4TJOO
3460
540
600
1140
2,0
In % per jaar
45
3000
3460
-460
600
Investering
Vermogenswinst
Twee jaar dividend
Totaal resultaat
40
3000
Waarde aandelen
Waarde opties
35
9.2
16,5
16,5
° “3f^^^W~°S^W« ^W«»&PM^^^^^^»^^^^^^^^^^«^^^88