nr. 12, juni 1990
FvanLanschot
Bankiersnv
Financieel bericht
Internationale conjunctuur
Krachtige groei in West-Duitsland
In het eerste kwartaal van dit jaar is de Westduitse
economiemet4,4%opjaarbasisgegroeid,tegenover2,5%
en 3,6% in de voorgaande twee kwartalen. De toename
van de investeringen met 11,2% speelde een belangrijke
rol in de aantrekkende economische groei. De overheidsinvesteringen stegen met slechts 0.7%, maar de reele groei
van de consumptieve uitgaven kwam uit op 4%. De bestedingen van de meer dan 750.000 immigranten, die zich
vorig jaar in de Bondsrepubliek vestigden, speelden hierbij
ongetwijfeld een belangrijke rol. Het Ministerie van Financien benadrukte bij het bekend worden van de cijfers over
het eerste kwartaal dat de DM 160 mrd aan extra belastingontvangsten die voor de komende vijf jaar zijn begroot
nog hoger kunnen uitvallen wanneer de huidige economische groei zich voortzet. Aanvankelijk was voor dit jaar
uitgegaan van een economische groei van 3,8% en voor
1991 van 3,3%. Voor dit jaar wordt nu vrij algemeen uitgegaan van 4% economische groei.
Het prijsniveau lag in de maand mei 2,3% hoger dan een
jaargeleden, waarmee de inflatie zich handhaafde op een
bescheiden niveau. De werkloosheid daalde van 7,3%
naar 7,0%. Deze daling is des te opvallender als men
bedenkt dat ook de eerste vijf maanden van dit jaar nog
een groot aantal Oosteuropeanen naar West-Duitsland is
gekomen. Zowel uit Oost-Duitsland als uit andere Oosteuropese landen ging het hierbij om circa 180.000 immigranten. Desondanks daalde de werkloosheid in mei met ruim
90.000 personen, waarmee het werkloosheidspercentage
op het laagste niveau in acht jaar is beland.
Na jaren waarin de export van vooral kapitaalgoederen
de drijvende kracht achter de Duitse economie was, zijn
het nu vooral de binnenlandse bestedingen die een belangrijke bijdrage leveren. Voor de handelsbalans wordt door
waarnemers rekening gehouden met een overschot dat
volgend jaar circa DM 25 mrd lager zal liggen. De OESO
houdt het voorlopig op een meer bescheiden daling van het
externe overschot. Voor de lopende rekening verwacht zij,
na een stijging van DM 52,7 mrd tot DM 63,3 mrd voor dit
jaar, voor 1991 weer een bescheiden daling tot DM 61,7
mrd. In april was er sprake van een flink lager overschot op
de Duitse handelsbalans. Het positieve saldo kwam uit op
DM 7,6 mrd tegenover april vorig jaar DM 9,9 mrd en maart
dit jaar maar liefst DM 13,4 mrd. Daarmee is het laagste
overschot in drie jaar geregistreerd. Opmerkelijk is dat
zowel de importen als de exporten terugliepen, waarbij de
exportdaling het sterkste was.
Japanse gezinsbesparingen omlaag
Niet alleen in Duitsland, maar ook in Japan zien wij een
toenemend belang van de binnenlandse bestedingen voor
de economische groei, al is in Japan dit proces al veel
langer gaande. De stijgende binnenlandse bestedingen
hebben het afgelopen jaar geleid tot een belangrijke daling
van het overschot op de Japanse lopende rekening. In
ESB 13-6-1990
1989 daalde het overschot met $ 24 mrd tot $ 57,2 mrd en
naar verwachting zal dit jaar sprake zijn van een verdere
daling tot onder de $ 50 mrd. Zo was in april sprake van
een daling van het overschot met bijna 70% tot $ 2 mrd. De
export daalde met 7%, terwijl de import met 16% toenam.
Mede als gevolg van de sterk in waarde gedaalde yen zal
de dalende trend in de tweede helft van dit jaar waarschijnlijk weer omslaan. Voor 1991 raamt de OESO een overschot van tegen de $ 60 mrd dollar.
De keerzijde van de teruglopende overschotten op de
handelsbalans en de lopende rekening is een daling van
de particuliere spaarquote. Medio zeventiger jaren lag
deze nog op ruim 23%, maar in 1988 is deze spaarquote
op 14,8% gekomen, voor het eerst in meer dan 20 jaar
beneden de 15%. Daarmee is een niveau bereikt dat
redelijk in lijn ligt met dat van bij voorbeeld West-Duitsland.
Voor de VS verwacht de OESO, ondanks de daling van
het Amerikaanse handelstekort in de afgelopen maanden
voor dit en volgend jaar een ongeveer gelijkblijvend tekort
op de lopende rekening in de orde van 100 mrd dollar. Dit
is echter mede een gevolg van de toenemende rentebetalingen.
Valuta’s en rente__________________
Engelse rente omlaag
Op de valutamarkten continueerde de Amerikaanse dollar de opwaartse trend. Ten opzichte van de gulden werd
het niveau van / 1,90 doorbroken. Ook de yen won aan
kracht. Binnen het EMS bleef spanning bestaan tussen de
Italiaanse lire, die zich helemaal bovenin de slang bevindt
en de Franse frank die zich aan de onderzijde staande
tracht te houden. Daarbij rijst de vraag of de eerdere
verlagingen van de korte rentetarieven in Frankrijk mogelijk
gedeeltelijk weer teniet moeten worden gedaan om de
Franse frank de nodige steun te geven.
Nu door steeds meer marktpartijen rond de jaarwisseling
de toetreding van het pond tot het EMS wordt verwacht,
worden in toenemende mate studies gepubliceerd over de
consequenties hiervan voor de Britse economie. Het Engelse National Institute of Economic and Social Research
heeft te kennen gegeven dat toetreding zal leiden tot een
verdubbeling van de economische groei. Een belangrijke
factor hierbij vormt een lagere rente, die in Engeland met
de toetreding mogelijk zou zijn. Wel zou de lopende rekening van de betalingsbalans in de negentiger jaren een
negatief saldo laten zien, zo verwacht het instituut. Een
stabiel pond is voor de markt een geheel nieuw scenario.
Weliswaar is het, zolang de inflatie in het Verenigd Koninkrijk nog geen verbetering vertoont, voorbarig om te speculeren over een mogelijke versoepeling van het monetaire
beleid, maartoch biedt een deelname aan het EMS ruimte
Financieel bericht is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie
Beleggen met Van Lanschotvan f. van Lanschot Bankiers N.V.
te ‘s-Hertogenbosch.
553
Valutakoersen
1990
laagste
koers
Amerikaanse dollar
Engelse pond
Duitsemark (100)
Zwitserse frank (100)
Japanseyen (10.000)
1990
hoogste
koers
Koers
per
28/5
Koers
per
11/6
1,94
1,83
3,23
3,06
1,89
3,21
1,90
3,21
112,95
133,90
133,35
112,41
122,90
117,49
112,56
133,01
126,53
112,51
132,32
123,37
voor een lagere rente. Bekijken we net verloop van de
koers van het pond over een langere termijn dan zien we
een gestage daling van ruim / 8 begin jaren zeventig via
/ 4 a / 5 begin jaren tachtig tot net boven de / 3 begin jaren
’90. Bij een dergelijke trendmatige ontwikkeling vragen
internationale beleggers uiteraard een premie in de rentevergoeding. Deze zou gedeeltelijk kunnen wegvallen wanneer het valuta-risico van het pond daalt dank zij toetreding
tot het EMS. De Britse kapitaalmarkt zagen we hier al op
vooruit lopen, met een daling van de lange rente met ruim
1 % in mei tot net boven de 12%.
Kalme obligatiemarkt in Nederland
Aan het rentefront was verder sprake van een relatief
rustige ontwikkeling. In de VS daalde de rente licht. De
berichten over een afzwakkende economische groei lagen
hieraan ten grondslag, terwijl voorts de fors gedaalde olieprijzen gunstig waren voor de rentemarkt. De overproduktie van sommige OPEC-landen heeft er toe geleid dat de
voorraadtanks over de gehele wereld tot de nok toe gevuld
zijn. In de VS zijn de voorraden inmiddels opgelopen tot
384 miljoen vaten tegenover 345 miljoen vaten een jaar
geleden. Ook de voorraden olieprodukten zijn gestegen.
Voor de inflatie- en renteverwachting is dit overaanbod
uiteraard een gunstig teken. Ten slotte werd de uitkomst
van de top Bush-Gorbatsjov, ondanks dat er geen akkoord
kon worden bereikt over de militaire status van een verenigd Duitsland, door de markt niet negatief ontvangen.
Desondanks was er bij ons eerder sprake van een lichte
negatieve ondertoon op de obligatiemarkt. Aanvankelijk
verbeterde het sentiment, nadat in Duitsland Bundesbankpresident Pohl had laten weten dat de Bundesbank volledig
betrokken was bij de totstandkoming van de monetaire unie
en dat de vrees van de markt voor een renteverhoging
overdreven is. In het licht van de zich nu op 2,3% stabiliserende inflatie en een geldgroei die zich in mei binnen de
norm van de Bundesbank bevond lijkt hier voorlopig ook
geen reden toe. Toch hielpen de woorden van Pohl maar
even, want de vrees voor een weer oplevende inflatie werd
nieuw leven ingeblazen door de recente cijfers die wijzen
op een aanhoudend hoge economische groei. Daarbij blijft
de onzekerheid over de naderende monetaire unie zwaarder op de Duitse obligatiemarkt wegen dan de positieve
ontwikkelingen in de VS. Ook aan de geldmarkt kon de
obligatiemarkt dit keer geen steun verlenen. Nadat in de
tweede helft van mei de tarieven op de geldmarkt snel
daalden, moest vervolgens weer enig terrein worden prijsgegeven. Dit was mede een gevolg van de ten opzichte
van de gulden aan kracht winnende Duitse mark, die de
spilkoers dicht naderde. Daardoor liepen de geldmarkttarieven weer iets op tot 8,2% voor de eenmaands interbancaire deposito’s. De obligatiemarkt was bij ons voorts in
afwachting van een nieuwe staatslening, die een week later
dan aanvankelijk verwacht inderdaad werd aangekondigd.
Daarbij koos de staat voor een tienjarige bulletlening met
een 9% coupon volgens het oude tendersysteem. De tot
nu toe eenmaal gehanteerde toonbankafgifte kreeg daar554
mee nog geen vervolg. Mogelijk speelde hierbij mee dat de
staat voor de zomer en tegelijkertijd voor de Duitse monetaire eenwording, nog een succesvolle lening wenst. Door
deze ontwikkelingen liggen de rendementen voor de
langstlopende staatsleningen nu net boven de 9%.
Internationale beurzen
Amerika op verkeerde overwegingen omhoog
Op de internationale beurzen viel de vaste stemming
voor de Amerikaanse beurs op. De Dow Jones passeerde
moeiteloos de 2900 en boekte een nieuw hoogtepunt van
2956. Opmerkelijk is overigens dat de vaste stemming voor
een belangrijk deel werd ingegeven door de toenemende
overtuiging dat de economie afzwakt. De index voor de
Leading Indicators die een verwachting voor de komende
maanden weergeeft, daalde in april met 0,2%. De zwakste
van de indicatoren die de index samenstellen vormde het
aantal afgegeven bouwvergunningen. Daarnaast wezen
ook de werkgelegenheidscijfers op een afzwakkende
groei. Weliswaar daalde de werkloosheid tot 5,3%, maar
het aantal nieuwe banen viel de markt tegen, terwijl achteraf blijkt dat in april het aantal banen per saldo is teruggelopen.
Een zwakkere economie vergroot de ruimte voor een
rentedaling, zo wordt geredeneerd, en dat is goed voor de
aandelenbeurs. Er is echter meer. In het eerste kwartaal is
de produktiviteit buiten de agrarische sector met 2,7%
gedaald, de sterkste daling sedert het vierde kwartaal van
het recessiejaar 1981. Bovendien was de daling veel sterker dan de 1 % waar eerder van werd uitgegaan. Voor een
gezonde economische ontwikkeling is een stijgende produktiviteit essentieel. Loonstijgingen gekoppeld aan een
lagere produktie per werknemer hebben uiteraard een
ongunstige invloed op de loonkosten per eenheid produkt,
die in het eerste kwartaal met 7% op jaarbasis stegen. Niet
alleen geeft dit een opwaartse druk aan de inflatiecijfers,
hetgeen uiteindelijk slecht is voor de rente, maar bovendien
bedreigt het de internationale concurrentiekracht en de
winstgevendheid van het Amerikaanse bedrijfsleven. Het
verwachte herstel van de winsten, die nu nog een dalende
tendens vertonen, kan met een lage economische groei en
met de teruggelopen produktiviteit wel eens een proces
van de lange adem worden. Al met al lijkt de positieve
reactie van Wall Street op het economisch nieuws niet
gespeend van opportunisme.
Nadat in de voorgaande maanden vooral de grote fondsen de markt hadden getrokken is er de laatste tijd overigens sprake van een toenemende belangstelling voor de
kleinere waarden, waardoor de stijging een bredere steun
ondervindt. De olie-aandelen stonden in Wall Street overigens onder druk van de lagere olieprijs. Voor Campbell
bleef belangstelling bestaan toen nieuwe berichten werden
Beursindices
1990
1990
Koers
Koers
hoogste
laagste
per
per
koers
koers
25/5
8/6
VS (Dow Jones)
2935
Engeland(FT-IOO)
2464
Duitsland (Dax)
1969
Nederland (CBS-koersindex)
206
Tokio (Nikkei)
38.713
Australie (All Ord)
1714
2543
2103
2821
22266
2862
2367
1774
184
1823
198
1822
199
28.002
32.794
32.993
1435
1480
1504
ontvangen dat een deel van de grootaandeelhouders verkoop van de maatschappij nastreven. Procter & Gamble
wordt als een van de kandidaten genoemd.
De eerste week van juni toonde Wall Street een duidelijke kentering in net sentiment en werd gemiddeld circa
twintig punten per dag prijsgegeven, waarmee de Dow
Jones weer rond de 2860 belandde.
Aarzeling in Duitsland
In Duitsland voelen de beleggers zich de laatste tijd
minder op nun gemak. De hoge economische groei en de
snel naderbij komende monetaire unie hebben de vrees
voor een weer oplopende inflatie nieuwe impulsen gegeven, hetgeen leidt tot een aarzelende aandelenbeurs waar
de koersen na het herstel in de eerste helft van mei nu
eerder de neiging hebben om weg te zakken. Het bericht
over een verlies van DM I mrd bij Nixdorf vormde ook al
geen stimulans voor de markt. Weliswaar was met een fors
verlies gerekend, maar met dit cijfer kregen de pessimisten
gelijk. Siemens heeft Nixdorf recent overgenomen en zal
mogelijk hebben gekozen voor een zo negatief mogelijk
slot aan de zelfstandigheid van Nixdorf, zodat de Siemenscijfers in de toekomst niet onnodig zullen worden gedrukt.
In Engeland kregen de vastgoed-aandelen een nieuwe
tik omlaag na de afschrijving met 17,5% op het vastgoed
in de City van Londen door Great Portland. British Land
voerde een afwaardering van het vastgoed in de City door
met 10%. Nadat de vastgoed-sector het in 1987 en 1988
ongeveer 50% beter had gedaan dan het beursgemiddelde, is de voorsprong inmiddels weer geheel teniet gedaan.
In het Verre Oosten zakte de beurs van Australie naar
een nieuw dieptepunt. De economische groei bedroeg in
Australie in het eerste kwartaal 1,8%, waar op een daling
met ongeveer een half procent was gerekend. Het deed
echter wel de hoop van de markt op een renteverlaging
vervliegen. In Japan daarentegen waren de kopers in de
meerderheid. De toenemende omzetten verkleinen ook de
risico’s van transacties door de arbitrageanten. De Nikkeiindex passeerde het 33.000 niveau in opwaartse richting,
nadat enige maanden geleden nog rond 28.000 werd gehandeld.
Goudmijnaandelen scherp omlaag
De goudprijs vertoonde een zwakke stemming met een
daling tot $ 350 per ounce, een niveau dat in vier jaren niet
meer is voorgekomen. In samenhang hiermee dalen ook
de koersen van de aandelen van de goudmijnen, niet in de
laatste plaats die van de Zuidafrikaanse mijnen. Sedert het
passeren van het hoogtepunt in februari jl. is al eenderde
van de waarde verloren gegaan. Een aanzienlijk deel van
de Zuidafrikaanse goudmijnen werkt bij de heersende
goudprijs met verlies en mede tegen de achtergrond van
de stijgende kosten, ondermeer als gevolg van de inflatie
die rond de 14% beloopt, maken velen zich zorgen over
het voortbestaan van een aantal mijnen, waar de kostprijs
van het goud relatief hoog is. Historisch bezien is het
dividendrendement van de Zuidafrikaanse goudmijn aandelen momenteel laag, namelijk nog geen 5% tegenover
traditioneel een gemiddelde in de orde van ruim 7,5%. Dit
betekent dat het risico van een verdere koersdaling niet is
uitgesloten. De moeilijk voorspelbare ontwikkeling van de
goudprijs is echter van doorslaggevend belang.
De Amsterdamse beurs
__
___ __
Hogere koersen
De Amsterdamse aandelenbeurs sloot de maand mei in
een vaste stemming af, maar de eerste week van juni was
eerder van een zijwaartse beweging sprake. Bij de interna-
ESB 13-6-1990
tionals moest Koninklijke Olie terrein prijsgeven onder invloed van de gedaalde ruwe olieprijs. Philips kon voorzichtig opkrabbelen.
Vast was de transportsector. Pakhoed bereikte nieuwe
hoogtepunten, Furness trok scherp aan, terwijl VOC onder
grote omzetten de zware weerstand op / 42 nam. Nedlloyd
bleef achter. De mededeling dat de lage dollar en de hoge
rente de resultaten in de eerste helft van dit jaar onder druk
zetten vormden uiteraard geen stimulans voor de Nedlloydkoers. Later vond ook hier de koers de weg omhoog. De
koersbeweging voor KLM bleef beperkt. Voor KLM is de
lagere olieprijs gunstig, daar dit verlichting geeft voor de
brandstofrekening. KLM was ook in het nieuws vanwege
de mogelijke deelneming in Aerolinas Argentinas. De Argentijnse regering wil 85% van de aandelen van deze
maatschappij naar de private sector afstoten en heeft
daartoe contact opgenomen met een groep ondernemingen waaronder KLM, het Braziliaanse Varig en Chase
Manhatten. Daarnaast wordt KLM genoemd als mogelijk
aandeelhouder van het Venezolaanse Viasa.
In de financiele sector was het winstbericht van Nationale Nederlanden over het eerste kwartaal een teleurstelling. De winst daalde van / 155 mln tot / 99 mln, of per
aandeel / 0,67. De stormschade in West Europa heeft tot
130.000 claims geleid, hetgeen een bedrag van / 69,4 mln
na belasting kostte. Een evenaring van het hoge winstniveau van 1989 blijft echter de verwachting.
Toch kansen voor aandeelhouders Macintosh
De aandeelhouders Macintosh werden blij verrast met
de belangstelling die nu ook de over meer dan / 1 mrd aan
liquiditeiten beschikkende HAL Holding blijkt te hebben.
HAL bereidt een bod voor van rond de / 50, waarbij de
huidige aandeelhouders ook in de nieuwe opzet aandeelhouder kunnen blijven. Dat het aangekondigde bod van
HAL voor de continul’teit van de onderneming verreweg de
beste oplossing is lijkt het management van Macintosh
ertoe gebracht te hebben het voorstel voor de management
buy out in te trekken. Het management gaat nu met HAL
in overleg over de voorgenomen overname. De koers van
Macintosh steeg op de bekendmaking van de voornemens
van HAL tot rond de / 49.
Big Bang op Amsterdamse beurs
De financiele wereld wordt steeds internationaler. Beleggers doen net zo makkelijk zaken in New York of Londen
als in Amsterdam. Steeds meer beleggers zullen nun transacties daar afwikkelen waar dit het meest efficient geschiedt. Bekend is dat een substantieel deel van de handel
in Nederlandse staatsobligaties inmiddels in Londen
plaatsvindt. Een Nederlandse tegenaanval is ingezet en
deze lijkt aan kracht te winnen. De datum van 1 juli a.s. is
in dat verband van groot belang.
In het jaar 1989 heeft de Amsterdamse Effectenbeurs
het aanpassingsproces aan de zich snel wijzigende interne
en externe omstandigheden met kracht voortgezet, zo
staat te lezen in het verslag van de Amsterdamse Effectenbeurs. Veel vernieuwingen kwamen tot stand of werden in
voorbereiding genomen. Zowel in de regelgeving als op
organisatorisch gebied werden belangrijke stappen gezet
ten einde het functioneren en de doelmatigheid van de
markt te versterken.
Amsterdam Internationaal Financieel Centrum
Het initiatief Amsterdam Internationaal Financieel Centrum heeft bij de bovengenoemde ontwikkelingen een katalysatorfunctie vervuld. In maart 1989 werd door een
breed samengestelde initiatiefgroep onder leiding van de
555
President Duisenberg van De Nederlandsche Bank het
rapport “Amsterdam: Financial Gateway to Continental
Europe” gepresenteerd. Hierin worden een twintigtal concrete initiatieven genoemd ter versterking van de concurrentie- en vestigingsvoorwaarden van Amsterdam als internationaal financieel centrum.
Tot de gunstige uitgangspunten voor Nederland behoort
volgens het rapport het relatief grote aantal vooraanstaande gebruikers van financiele diensten, zoals grote Internationale ondernemingen en institutionele beleggers. Het
open karakter en de krachtige ontwikkeling van de economie, de sterke positie van de handelsbalans en de gulden,
de lage inflatie en beheerste loonkostenstijging verschaffen, evenals het stabiele politieke klimaat, daarbij aantrekkelijke mogelijkheden. Het actieplan is onder meer gericht
op een verbetering van de voorwaarden als kwaliteit en
infrastructuur. Gestreefd wordt naar een verlaging van de
transactiekosten en het nemen van maatregelen ter vergroting van de marktliquiditeit.
Bezien wij de internationale rol van de Amsterdamse
Effectenbeurs, dan is deze met wereldwijd een achtste
plaats en binnen Europa een vijfde plaats, na Londen,
Frankfurt, Zurich en Parijs, zeker de moeite van het verdedigen waard. De effectenbeurs is dan ook met voortvarendheid aan de slag gegaan en een groot aantal vernieuwingen wordt inmiddels doorgevoerd. De invoering van het
Amsterdams Interprofessioneel Marktsysteem (AIM)
maakt het reeds enige tijd mogelijk effectentransacties
voor obligaties vanaf / 2,5 mln en voor aandelen vanaf / 1
mln op netto-basis af te wikkelen. De effectennota vermeldt
dan niet apart de beurskosten, die nu in de koers zijn
inbegrepen. Dit biedt de mogelijkheid om de kosten voor
grote transacties te beperken, zodat deze transacties niet
wegvloeien naar andere markten. In 1989 ging van de
totale obligatie-omzet 42% via het AIM hetgeen een bedrag
van / 42 mrd vertegenwoordigt. Van de handel in aandelen
lag dit percentage op elf, hetgeen neerkomt op /13,3 mrd.
In de eerste maanden van dit jaar zou er echter toch nog
voor vier maal zoveel transacties buiten de Amsterdamse
beurs (lees Londen) zijn afgewikkeld, dan over de Amsterdamse beurs liepen. Reden om verder actie te ondernemen bestond dus wel degelijk.
Inmiddels heeft Minister Kok aangekondigd dat de
beursbelasting per 1 juli a.s. wordt afgeschaft. Deze bedraagt nu nog 0,12% met een maximum van / 1.200.
Daarmee kunnen de kosten verder beperkt worden. Vooral
voor de obligatiehandel, waar dikwijls met zeer smalle
marges genoegen wordt genomen, is deze stap van wezenlijk belang.
Betere verhandelbaarheid
Het zijn overigens niet alleen de transactiekosten waardoor Amsterdam uit de gratie van veel obligatie-beleggers
is geraakt. Ook de beperkte liquiditeit van de markt speelt
een rol. Een grote belegger wil in een keer een pakket van
enkele tientallen miljoenen kunnen verhandelen. Voor de
Amsterdamse hoeklieden is dit veelal te groot. Het is mede
tegen deze achtergrond dat het systeem van het ‘open
orderboek’ is ontwikkeld. Dit is een systeem van beeldschermen waarop banken en commissionairs anoniem
kunnen aangeven tegen welke prijzen zij pakketten van
minimaal / 5 mln obligaties willen afgeven of opnemen.
De Commissie van leden die het bestuur van de Vereniging voor de Effectenhandel mei vorig jaar adviseerde over
maatregelen ter verbetering en vergroting van de obligatiehandel ter beurze drong naast het verlagen van de
beursbelasting en het instellen van een open orderboek
aan op de instelling van een vaste verrekendatum. De
eerste fase van de realisatie hiervan is in februari 1990
gestart. Levering van verhandelde effecten dient steeds
plaats te vinden op de zevende kalenderdag na de trans-
556
actiedatum. Hiermee wordt ook weer een achterstand op
het buitenland ingelopen. In het verleden kon het voorkomen dat levering van obligaties die waren verkocht pas
vertraagd plaatsvond. Ook de betaling van deze obligaties
vond dan later plaats en dit leverde uiteraard een rente
voor- dan wel nadeel op voor de betrokken partijen. Ook
hiervoor gold weer dat gezien de dunne marges het voordeel van een transactie door het ontbreken van een vaste
settlementdatum verloren kon gaan.
Langere openingstijden
Een van de vernieuwingen betreft verder de uitbreiding
van de officiele beursuren. Na een proefneming werd de
handel in staatsobligaties met ingang van 1990 uitgebreid
tot de periode van 9.00 tot 17.00 uur. Inmiddels is ook een
proef gaande met de uitbreiding van de avondhandel, die
plaatsvindt tussen 16.30 uur en 22.00 uur. De uitbreiding
heeft betrekking op alle aandelen waarvan opties op de
EOE worden verhandeld. Vooralsnog zijn de activiteiten in
de avondhandel beperkt gebleven.
Provisietarieven per 1 juli vrij
Per 1 juli zullen ookde geldende minimum-tariefafspraken voorclienten komen te vervallen. Hierbij is overwogen
dat de diversiteit in de financiele dienstverlening, zowel met
betrekking tot de markten als de marktpartijen, dermate
sterk is toegenomen dat deze afspraken de dynamiek van
de markt in de weg staan. Het afwikkelen van een grote
effectenorder brengt voor het bemiddelend beurslid nauwelijks meer werkzaamheden en kosten met zich mee dan
het uitvoeren van een kleine order. Gevolg hiervan is dat
bij de heersende minimum-provisietarieven de kleine orders vaak verlieslatend zijn en de grote winstgevend. Dit
kan leiden tot extra aandacht van de banken voor grote
relaties, ten kosten van de interesse voor de kleine belegger. Anderzijds menen veel grote beleggers dat zij eigenlijk
veel te veel provisie betalen. Hoewel de AIM dit bezwaar
voor een groot deel heeft weggenomen, gingen sommigen
er zoals gemeld toe over hun transacties buiten de Nederlandse landsgrenzen af te wikkelen.
Interessant is het te bezien hoe de ontwikkeling in andere landen is verlopen nadat daar de provisies zijn vrijgegeven. In New York gebeurde dit in 1975, waarna in de twee
daarop volgende jaren de tarieven voor grote transacties
met circa 40% daalden. De kleine transacties werden
nauwelijks goedkoper. Na de Big Bang van 1986 in Londen
daalden de tarieven aldaar voor kleine transacties niet of
nauwelijks, terwijl grote transacties 50% tot 100% goedkoper werden. In Frankrijk werden de kleine transacties na
het vrijgeven van de tarieven zelfs duurder.
Kijkend naar deze gegevens mogen er van het vrijgeven
van de provisies in Nederland geen al te grote veranderingen verwacht worden. Voor de kleinere transacties, die nu
vaak verliesgevend zijn, is er nauwelijks speelruimte, terwijl
voor de grotere transacties via de AIM in de praktijk al
lagere tarieven werden gehanteerd. Wel zal hierbij de
afschaffing van de beursbelasting nog tot een kostenreductie leiden. Veel zal echter afhangen van de dienstverlening
die de client wenst. Heeft men geen behoefte aan advisering of verlangt men slechts een beperkte service, dan
kunnen de zogenaamde discount brokers wellicht lagere
tarieven bieden. Stelt men echter prijs op een persoonlijk
advies en een volledige service dan lijkt een reductie van
de tarieven er niet of nauwelijks in te zitten. Slechts voor
de grotere transacties, waarbij bij voorbeeld voor aandelentransacties moet worden gedacht aan bedragen van
boven de / 100.000, lijkt daarbij enige korting mogelijk.