De persoonlijke waarden van financiële professionals verschillen niet van die in andere beroepsgroepen. In plaats van een cultuuromslag lijkt betere wet- en regelgeving noodzakelijk om het financiële systeem te verbeteren.
276Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
Feiten versus fictie
over waarden in de financiële sector
FINANCIËLE MARKTEN
S
inds de aanvang van de financiële crisis staan
financiële professionals zoals bankiers en masse
in het ethische verdomhoekje. Het algemene
oordeel is duidelijk: de waarden in de finan –
ciële sector laten ernstig te wensen over (Fox,
2010; Lewis, 2010; Madrick, 2010), een enkele nuancering
daargelaten (Luyendijk, 2015). Met uitzondering van deze
laatste nuancering ontbreekt er echter grondig onderzoek
en wetenschappelijk bewijs waarop dit oordeel te baseren
valt. Er is een wijdverbreid idee dat de crisis voorkomen had
kunnen worden als financiële professionals minder waarde
zouden hebben gehecht aan hun eigenbelang en meer
waarde aan het belang van anderen (Van Hoorn, 2015a).
De vraag of de persoonlijke waarden van financiële profes-
sionals inderdaad systematisch afwijken van die van andere
beroepsgroepen – en zij dus verantwoordelijk te houden
zijn voor de financiële crisis – blijft echter onbeantwoord.
WAARDEN VAN FINANCIËLE PROFESSIONALS
Hoewel er wel enig onderzoek gedaan is naar de waarden
van financiële professionals, wordt het verzamelen van em –
pirisch bewijs ernstig bemoeilijkt door een praktisch feit.
De felle kritiek op de financiële sector maakt het namelijk
heel moeilijk om originele data te verzamelen over de per –
soonlijke waarden van een financiële professional die niet op de een of andere manier beïnvloed zijn door het heftige
debat over en de breed gedragen kritiek op de financiële
sector. Meer algemeen geldt dat de studie van de waarden
van specifieke groepen zich niet leent voor experimenteel
onderzoek (Van Hoorn, 2012; Matsumoto en Van de Vij
–
ver, 2011). De essentie van een experiment is namelijk dat
onderzoekssubjecten willekeurig aan verschillende invloe –
den worden blootgesteld, en dat kan simpelweg niet als er
sprake is van reeds bestaande groepen zoals bankiers versus
niet-bankiers (Shadish et al. , 2002; Van Hoorn, 2015b;
Stöckl, 2015; Vranka en Houdek, 2015). Er bestaat echter wel een manier om het probleem van
de door het huidige debat ‘vervuilde’ onderzoeksgegevens
te minimaliseren. De idee is simpelweg om gebruik te ma –
ken van reeds bestaande data die verzameld zijn voor het
begin van de crisis en voordat het debat losbrak over de
waarden van deze beroepsgroep. Uiteraard kunnen mensen
zich altijd doelbewust anders gedragen in een laboratoriu –
mexperiment of liegen bij het invullen van vragenlijsten. Er
zullen ook altijd mensen zijn die dat doen, met als belang –
rijkste motivatie om zichzelf anders voor te doen dan ze
feitelijk zijn, wat ook wel ‘falsificatie van voorkeuren’ wordt
genoemd (Kuran, 1995). Echter, door te kijken naar data
die verzameld zijn voor de aanvang van de crisis kan men
uitsluiten dat het recente debat en de stevige kritiek op de
financiële sector van invloed zijn op de onderzoeksresulta –
ten (Van Hoorn, 2015a).
HYPOTHESE
Waarden gaan over de doelen die mensen nastreven en kan
men definiëren als algemene opvattingen of richtlijnen
die menselijk gedrag sturen en niet situatie-specifiek zijn
(Schwartz, 1992). De kern van het huidige debat over waar –
den in de financiële sector is dat deze een belangrijke rol
hebben gespeeld in de crisis. De crisis kon uitbreken omdat
financiële professionals louter hun eigenbelang nastreef-
den en zich niet bekommerden om het welzijn van hun
ANDRÉ
VAN HOORN
Universitair docent
aan de Universiteit
van Groningen
Hoewel politici er vaak kritiek op hebben, laat systematisch on –
derzoek naar de persoonlijke waarden van financiële professionals
zien dat deze in de financiële sector niet significant verschillen van
die van andere beroepsgroepen. In plaats van een cultuuromslag
lijkt betere wet- en regelgeving noodzakelijk om het financiële sys-
teem te verbeteren.
ESB Financiële markten
Financiële markten ESB
277Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
cliënten. Anders gezegd, de crisis had voorkomen kunnen
worden als financiële professionals minder waarde gehecht
zouden hebben aan hun eigenbelang en meer waarde aan
het belang van anderen (Van Hoorn, 2015a). De vraag die
dan gesteld moet worden is of de persoonlijke waarden van
financiële professionals inderdaad wel zo uitzonderlijk zijn
als nu door velen verondersteld wordt. Maar als de waarden
van financiële professionals niet systematisch afwijken van
die van het algemene publiek, wat is dan de zin van een de-
bat dat zich louter richt op de waarden van deze bepaalde
beroepsgroep? Als financiële professionals niet méér gedre –
ven worden door eigenbelang dan een willekeurige andere
beroepsgroep, lijkt de crisis meer een kwestie van normaal
menselijk gedrag dan van ‘goede’ of ‘slechte’ waarden. Het
debat zou in dat geval ook over menselijk gedrag in het
algemeen moeten gaan en over de omstandigheden die
bepaalde soorten gedrag bevorderen, en niet zozeer over
financiële professionals als groep. In ieder geval is het goed
om te benadrukken dat fraude en onethisch gedrag niet
uniek zijn voor de financiële sector, denk bijvoorbeeld aan
de bouwfraude of de ontmaskering van Diederik Stapel. De hier gepresenteerde analyse van de waarden van
financiële professionals maakt gebruik van de theorie van
universele waarden van Schwartz (1992). Dit is de stan –
daard-waardetheorie in de psychologie en omvat tien basis-
waarden die het complete spectrum van menselijke motiva –
tie beslaan. De analyse kijkt dus naar de diepste drijf veren
van mensen ofwel de zogenaamde finale waarden, en niet
naar zoiets als hebzucht. Hebzucht heeft slechts instru –
mentele waarde als manier om een doel te bereiken en is
daarmee veel minder fundamenteel dan de onderliggende
basiswaarden van mensen. Basiswaarden worden op hun
beurt onderscheiden doordat ze alleen een relatieve en geen
absolute prioriteit hebben. Dus als een persoon aan een be –
paald doel veel waarde hecht, betekent dit automatisch dat
aan andere doelen relatief minder waarde wordt gehecht. Van de tien basiswaarden zijn er vier direct te relate –
ren aan het nastreven van eigenbelang en het benadelen
van anderen, en dus aan frauduleus en onethisch gedrag
door financiële professionals. Deze waarden betreffen
macht en persoonlijk succes enerzijds en universalisme en
liefdadigheid anderzijds. Deze vier vormen samen twee
waardedimensies, zelfgerichtheid (ofwel egoïsme) en zelf-
transcendentie (ofwel altruïsme), en één overkoepelend
waardedomein, zelfgerichtheid versus zelftranscendentie.
De andere zes basiswaarden betreffen hedonisme, stimula –
tie, zelfsturing , traditie, conformisme en zekerheid. Het de –
bat over en de kritiek op de waarden van financiële profes-
sionals kan samengevat worden in de volgende hypothese
(H1): vergeleken met andere mensen, hechten financiële pro-
fessionals meer waarde aan zelfgerichtheid en minder waarde
aan zelftranscendentie.
DATA EN METHODE
De data voor dit onderzoek komen van de European Social
Survey (ESS), die sinds 2002 om de twee jaar afgenomen
wordt in een groot aantal Europese landen. In zes edities
heeft de ESS data verzameld van bijna 300.000 respon –
denten, niet alleen over hun waarden maar ook over hun
opleidingsniveau, inkomen, geslacht, geboortejaar, speci- fieke beroep, enzovoort. Deze analyse maakt alleen gebruik
van data die zijn verzameld voor het begin van de crisis, in
2002, 2004 en 2006. Een lineaire-regressiemodel verklaart
de persoonlijke waarden van een individu als functie van
de sector waarin het individu werkzaam is en diverse an
–
dere controlevariabelen. De belangrijkste variabele in de
analyse is de dummyvariabele die aangeeft of een persoon
als professional werkzaam is in de financiële sector (1) of
niet (0). De ESS noteert het beroep van mensen met be –
hulp van viercijferige codes en categorieën die vrijwel direct
matchen met de versie uit 1988 van de ISCO, de interna –
tionale standaardclassificatie van beroepen. In totaal zijn er
vier ISCO-categorieën aan te merken als financiële profes-
sional, ten eerste de Finance and sales associate professionals,
ten tweede de Securities and finance dealers and brokers,
ten derde de Business services agents and trade brokers, en
ten vierde de Trade brokers. De afhankelijke variabelen in
de analyse zijn de genoemde waarden uit de universele-
waardetheorie van Schwartz. Zoals aangegeven hebben
persoonlijke waarden alleen relatieve prioriteit. Empirisch
wordt dit meegenomen door persoonlijke antwoordscores
op één bepaalde waarde te corrigeren voor de gemiddelde
scores op de andere waarden. Er wordt als het ware gecon –
troleerd voor de specifieke antwoordstijl van respondenten,
waardoor absolute scores op de waarde-items uit de ESS er
niet meer toe doen en worden omgezet in relatieve scores.
Een hogere respectievelijk lagere score geeft dan aan dat een
bepaalde waarde, bijvoorbeeld macht, relatief belangrijker
respectievelijk onbelangrijker is voor het betreffende indi-
vidu. Omdat er steeds meer onderzoek beschikbaar komt
dat sociale status relateert aan onethisch gedrag (Piff et
al. , 2012) wordt er in de empirische analyse gecontroleerd
voor verschillen in sociale status, specifiek voor het inko –
menspercentiel van een individu relatief ten opzichte van
landgenoten.RESULTATEN
De waardeverschillen tussen financiële professionals en
mensen in andere beroepsgroepen blijken klein en niet sta –
tistisch significant (tabel 1). Resultaten zijn vergelijkbaar
als er niet naar basiswaarden wordt gekeken, maar naar de
dimensies van zelfgerichtheid en zelftranscendentie of naar
Als financiële professionals niet systematisch
afwijken van die van het algemene publiek, wat is dan de zin van een debat dat zich richt op de waarden van deze beroepsgroep?
ESB Financiële markten
278Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
het overkoepelende waardedomein (Van Hoorn, 2015a).
Evenzo veranderen de resultaten amper als er meer contro –
levariabelen toegevoegd worden, zoals geslacht. Mannen,
bijvoorbeeld, hechten gemiddeld genomen meer waarde
aan zelfgerichtheid en minder aan zelftranscendentie
(Schwartz en Rubel, 2005), zodat een ongelijke verdeling
van mannen en vrouwen over de verschillende beroeps-
groepen tot verkeerde conclusies zou kunnen leiden. Een
dergelijke omitted-variable bias blijkt echter geen rol te
spelen en de resultaten veranderen niet door het toevoegen
van dit soort standaardcontrolevariabelen in waardeonder –
zoek (Hitlin en Piliavin, 2004). De enige manier waarop
men wel statistisch significante verschillen verkrijgt, is als
er überhaupt geen controlevariabelen toegevoegd worden.
De verschillen zijn dan echter nog steeds dusdanig klein dat
ze triviaal zijn volgens de standaardcriteria (Cohen, 1988).
H1 wordt dus niet bevestigd, terwijl de nulhypothese van
geen significante (of louter triviale) waardeverschillen tus-
sen financiële professionals en het algemene publiek wel
empirisch ondersteund wordt. Uiteraard blijft voor bovenstaande resultaten gelden
dat mensen hun voorkeuren kunnen falsificeren en zich
anders kunnen presenteren dan ze daadwerkelijk zijn (Ku –
ran, 1995). In principe zouden financiële professionals
reeds lange tijd iedere aan hen voorgeschotelde vragenlijst
doelbewust ‘verkeerd’ ingevuld kunnen hebben, waardoor
de gevonden waardeverschillen kleiner lijken dan ze in wer -kelijkheid zijn. Dit soort gedrag valt nooit uit te sluiten en
zou de resultaten van bovenstaande analyse kunnen verte
–
kenen. De vraag wordt dan echter of het ook aannemelijk
is dat financiële professionals inderdaad al voorafgaande
aan 2007 hun antwoorden op specifieke waarde-items dus-
danig gemanipuleerd hebben dat het lijkt alsof zij relatief
weinig waarde hechten aan eigenbelang en relatief veel
aan het welzijn van anderen. Als er sprake is van dergelijke
grootschalige manipulatie van items uit de ESS door finan –
ciële professionals, waarom dan specifiek van basiswaarden
op het gebied van macht, persoonlijk succes, universalisme
dan wel liefdadigheid, en waarom niet van basiswaarden
op het gebied van bijvoorbeeld hedonisme of zekerheid?
Gegeven dat waarden alleen een relatieve prioriteit heb –
ben, zouden de resultaten in tabel 1 alleen een vertekend
beeld geven als financiële professionals een veel sterkere
aandrang hebben om juist hun antwoorden op het gebied
van macht, persoonlijk succes, universalisme en liefdadig –
heid te falsificeren en niet hun antwoorden op de andere
zes basiswaarden. Bovendien zou deze specifieke falsificatie
uniek moeten zijn voor financiële professionals. Als andere
beroepsgroepen zoals juristen, artsen of economen hun
antwoorden op de waarde-items uit de ESS op dezelfde
manier gefalsificeerd zouden hebben, zijn de onderlinge
waardeverschillen niet noodzakelijkerwijs vertekend. The –
oretisch is het zelfs mogelijk dat de werkelijke verschillen in
de waarden zelfgerichtheid en zelftranscendentie tussen fi-
nanciële professionals en het algemene publiek kleiner zijn
dan uit de analyse in tabel 1 blijkt. Of dit ook daadwerke –
lijk het geval is, kan nooit met honderd procent zekerheid
vastgesteld worden. Bij gebrek aan argumenten of bewijs is
er echter geen duidelijke reden om aan te nemen dat de re –
sultaten in tabel 1 systematisch vertekend zijn.
CONCLUSIE
Een cultuuromslag wordt breed gezien als de manier om
het financiële systeem te verbeteren. De onderliggende pre –
misse is dat de financiële crisis uiteindelijk het resultaat is
van de persoonlijke waarden van de mensen die werkzaam
zijn in de financiële sector. Dit onderzoek laat echter zien
dat er niets speciaals is aan de waarden van mensen die
werken in de financiële sector. Financiële professionals
Zelfgerichtheid Zelftranscendentie
Macht Persoonlijk succes UniversalismeLiefdadigheid
Snijpunt –1,04***–0,667*** 0,649***0,742***
Wel of geen financieel professional 0,0330,020–0,039 –0,011
Inkomenspercentiel 0,003***0,004***–0,001*** –0,001***
Aangepaste R
20,007 0,0160,0010,002
¹ Sample bestaat uit 87.632 individuen van wie er 322 financieel professional zijn.
Waardescores kunnen theoretisch variëren van –5 tot +5.
*** Significant op eenprocentsniveau
Bron: European Social Survey
Of financiële professionals meer waarde hechten aan macht en persoonlijk
succes en minder aan universalisme en liefdadigheid¹TABEL 1
er is niets speciaals aan
de waarden van mensen die
werken in de financiële sector
Financiële markten ESB
279Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
LITERATUUR
Cohen, J. (1988) Statistical Power Analysis for the Behavioral Sciences.
2e editie. Hillsdale: Erlbaum Associates.
Fox, J. (2010) Cultural change is key to bank reform. Financial
Times, 25 maart.
Hitlin, S. en J.A. Piliavin (2004) Values: reviving a dormant con-
cept. Annual Review of Sociology, 30, 359–393.
Hoorn, A. van (2012) Cross-cultural experiments are more useful
when explanans and explanandum are separated. Proceedings of
the National Academy of Sciences, 109(21), e1329.
Hoorn, A. van (2015a) The global financial crisis and the values of
professionals in finance: An empirical analysis. Journal of Business
Ethics, 130(2), 253–269.
Hoorn, A. van (2015b) Organizational culture in the financial sec-
tor: evidence from a cross-industry analysis of employee personal
values and career success. Journal of Business Ethics, te verschijnen.
Kuran, T. (1995) Private truths, public lies. Cambridge, Mass.: Har-
vard University Press.
Lewis, M. (2010) The big short: inside the doomsday machine. New
York: W.W. Norton.
Luyendijk, J. (2015) Dit kan niet waar zijn. Amsterdam: Atlas-Contact.
Madrick, J. (2010) At the heart of the crash. New York Review of
Books, 57(10 juni), 37–40.
Matsumoto, D. en F.J.R. van de Vijver (red.) (2011) Cross-cultural
research methods in psychology. New York: Cambridge University
Press.
Piff, P.K., D.W. Stancato, S. Côté et al. (2012) Higher social class
predicts increased unethical behavior. Proceedings of the National
Academy of Sciences, 109(11), 4086–4091.
Schwartz, S.H. (1992) Universals in the content and structure of
values: theory and empirical tests in 20 countries. Advances in Ex-
perimental Social Psychology, 25, 1–65.
Schwartz, S.H. en T. Rubel (2005) Sex differences in value priori-
ties: cross-cultural and multimethod studies. Journal of Personality
and Social Psychology, 89, 1010–1028.
Shadish, W.R., T.D. Cook en D.T. Campbell (2002) Experimental and
quasi-experimental designs for generalized causal inference. Boston:
Houghton Mifflin Company.
Stöckl, T. (2015) Dishonest or professional behavior? Can we tell?
A comment on: Cohn et al. 2014, Nature 516, 86–89, ‘Business cul-
ture and dishonesty in the banking industry’. Journal of Behavioral
and Experimental Finance , 8, 64–67.
Vranka, M.A. en P. Houdek (2015) Many faces of bankers’ identity:
how (not) to study dishonesty. Frontiers in Psychology, 6, 302. hechten niet meer belang aan macht en persoonlijk succes
(zelfgerichtheid) dan andere mensen doen, en ook hechten
zij niet minder belang aan het welzijn van anderen of aan
zelftranscendentie dan andere mensen. Het lijkt dan ook
zeer onwaarschijnlijk dat de crisis voorkomen had kunnen
worden met andere mensen aan het roer in de financiële
sector. Omdat waarden de belangrijkste drijf veren zijn voor
mensen en omdat de waarden van financiële professionals
en die van het algemene publiek vergelijkbaar zijn, zal een
gemiddelde werknemer wanneer hij/zij in de financiële sec-
tor werkzaam is zich niet meer of minder onethisch gedra –
gen dan de huidige financiële professionals doen. De belangrijkste conclusie naar aanleiding van dit re –
sultaat is dat een cultuuromslag hoogstwaarschijnlijk niet
tot daadwerkelijke verbetering van het financiële systeem
gaat leiden. Als iedere werknemer in de financiële sec-
tor vervangen wordt door een willekeurig ander persoon,
leidt dat niet tot andere gemiddelde waarden in de sector.
In principe zou het misschien mogelijk zijn om een groep
mensen te vinden met substantieel betere of in ieder geval
minder slechte zelfgerichtheids- en zelftranscendentiewaar –
den dan de huidige groep financiële professionals. Heel re –
alistisch lijkt dit echter niet, gegeven hoe volstrekt normaal
de waarden van financiële professionals blijken te zijn. Ten –
zij men denkt dat het mogelijk is om de hele sector te la –
ten draaien op enkele Moeder Teresa’s of Robin Hoods, zal
daadwerkelijke verbetering van het financiële systeem uit
een andere hoek moeten komen. Het ligt daarbij voor de
hand om kritisch naar de omstandigheden in de financiële
sector te kijken. Gedrag wordt immers niet alleen bepaald
door persoonlijke waarden maar ook door specifieke om –
standigheden, zoals perverse prikkels en bonussen. Andere
wet- en regelgeving lijkt vervolgens onontbeerlijk om de
omstandigheden in de financiële sector dusdanig te veran –
deren dat zij minder aanzetten tot onethisch gedrag , en om
zo uiteindelijk het financiële systeem te verbeteren. Verdere
discussie van de waarden van financiële professionals lijkt af
te leiden van dit veel relevantere debat.
▶ Sinds de financiële crisis is er veel
aandacht voor onethisch gedrag in
de financiële sector
▶ De waarde die financiële profes –
sionals hechten aan macht en
andermans welzijn wijkt niet af van
die van andere professionals
▶ Een cultuurverandering zal daarom
waarschijnlijk minder gedragsver –
betering opleveren dan nieuwe
wet- en regelgeving
In het kort