Europese uitgaven
Aute ur(s ):
Molle, W.T.M.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4044, pagina 109, 7 februari 1996 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
eu, emu
De lusten en lasten van de Europese Unie keren regelmatig terug op de politieke agenda van Den Haag. Dat hoeft niet te verwonderen:
in de afgelopen jaren is de netto positie van Nederland aanzienlijk verslechterd en bij ongewijzigd beleid zal die in de toekomst nog
verder verslechteren. De oorzaken van deze ontwikkeling moeten zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant worden gezocht 1.
De Nederlandse bijdrage aan de EU stijgt mee met het bruto binnenlands product, terwijl de inkomsten uit EU
-fondsen vooral door
recente hervormingen van het landbouwbeleid afnemen.
Recentelijk hebben twee ambtelijke werkgroepen onderzocht hoe de Nederlandse positie in de toekomst kan verbeteren 2. De voorstellen
die betrekking hebben op de twee grootste uitgavencategorieën, landbouw en cohesie, houden een trendbreuk in. De werkgroepen
pleiten voor een minder sterke rol van Brussel en een veel zwaardere rol voor de nationale staten. Versimpeld komt het neer op een
hernationalisatie van het landbouwbeleid, en een zeer rigoureuze vereenvoudiging van het cohesiebeleid.
Voor de landbouw pleiten economen al langer voor afschaffing van het stelsel van marktordeningen, in het bijzonder de garantieprijzen 3.
Tot nog toe heeft de politiek zulke drastische ingrepen verhinderd. Dat zal niet meer mogelijk zijn als de landen in Centraal en Oost
Europa ook onder het bestaande systeem gaan vallen; de mogelijkheid om de daaruit ontstane extra lasten op te vangen is te beperkt.
Het nu voorgestelde nieuwe systeem is er een van Europese regelgeving over de marktordening, gecombineerd met nationale
inkomenssteun.
Over het cohesiebeleid maken economen zich minder zorgen. Er is een brede overtuiging dat voor een goede werking van de EU
overdrachten nodig zijn van rijke naar arme lidstaten 4. De omvang waarin en de manier waarop dat gebeurd zijn echter aan herziening toe
5. Daarom wordt er nu een pleidooi gehouden voor een drastische herziening van het bestaande beleid, waarbij Europese steun
voorbehouden wordt aan de probleemgebieden in arme lidstaten van de met enkele Centraal-Europese landen uitgebreide Europese Unie.
Dit pleidooi is vooral gebaserd op de noodzaak tot het verbeteren van de effectiviteit van het huidige beleid. In het verleden is dit om
meerdere redenen onder druk komen te staan. Allengs zijn regio’s met de meest diverse problemen, zoals herstructurering van de
scheepsbouw of grootstedelijke vernieuwing, in aanmerking gekomen voor steun uit de Europese fondsen. Dat is ook het geval als deze
regio’s in rijke lidstaten gelegen zijn. Daarnaast is de verwevenheid met andere beleidstereinen sterk toegenomen. Bij het inzetten van de
EU-middelen voor regionale ontwikkeling moet ook rekening worden gehouden met bijvoorbeeld het milieubeleid. Daardoor ontstaan
conflicten, bijvoorbeeld tussen toeristische infrastructuur en natuurbehoud. Door deze verbreding en verweving is er een gecompliceerd
geheel ontstaan, waarbinnen de relaties tussen de verschillende doelstellingen en middelen niet goed meer kunnen worden
onderscheiden. Door de steun van de EU uitsluitend te richten op de echte probleemgebieden kan het beleid effectiever worden.
Het pleidooi is verder gebaseerd op de noodzaak tot het verbeteren van de efficiency. Er zijn zeer veel instanties op allerlei bestuurlijke
niveaus betrokken bij de planning, de coördinatie, en de controle op de juiste uitvoering. Daardoor zijn de uitvoeringskosten hoog. De
bestaande regels schrijven bovendien een koppeling voor van de Europese aan nationale steun. Nationale overheden komen zo in de
verleiding ‘Europese’ projecten te subsidiëren om de cohesie-gelden niet mis te lopen, ook als deze projecten van uit nationaal
perspectief geen prioriteit verdienen. Het beperken van de Europese betrokkenheid tot de echte probleemgebieden zal dus
efficiencywinst opleveren.
De aanleiding om dit nieuwe beleid te propageren is, zoals gezegd, het verbeteren van de netto-positie van Nederland. Die zal ook
worden gerealiseerd: tegenover een daling van de inkomsten uit het Europese landbouw- en cohesiebeleid zal een veel grotere daling
staan van de Nederlandse bijdrage aan Europa.
De werkelijke drijveer om steun aan het nieuwe beleid te geven, is echter dat het de effectiviteit en efficiency bevordert. Hernationalisatie
van een flink deel van het landbouwbeleid en vereenvoudiging van het Europese cohesiebeleid zorgen ervoor dat het beschikbare geld
gerichter kan worden besteed en de uitvoeringskosten aanmerkelijk kunnen dalen. Hoewel het er dus in eerste aanleg op lijkt dat Europa
geweld wordt aangedaan vanwege het geldelijke eigenbelang van Nederland, blijkt bij nadere beschouwing de wijziging economisch
noodzakelijk te zijn om het Europese beleid geschikt te maken voor de eisen van de toekomst
1 B. Kazemier, De financiële bijdrage van Nederland aan de EU, ESB, 7 juni 1995, blz. 538- 540.
2 Interdepartementaal beleidsonderzoek Europese uitgaven, Europese Uitgaven deel 1 en 2, Begrotingsvoorbereiding 1966, Den Haag,
1995.
3 Europese Commissie: EC agricultural policy for the 21st century, European Economy, nr. 4, Brussel, 1994.
4 W.T.M. Molle, The economics of European integration; theory, practice, policy, 2nd ed. Dartmouth , Aldershot, 1994.
5 W.T.M. Molle, Struktuurfondsen als instrument van het Europees ontwikkelingsbeleid, in W. Zonneveld en F. Evers (red.), Europa op
de plankaart, NIROV, Den Haag, 1995, blz. 80-84.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)