Ga direct naar de content

Vrouw verlaat wetenschap

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 16 2019

In november publiceert ESB een dossier over de ondervertegenwoordiging van vrouwen bij Nederlandse economiefaculteiten. In de aanloop hiernaar ontvingen we een e-mail van een ­universitair docente die Nederland verlaat vanwege het algemene klimaat voor vrouwen. We publiceren deze hier als input voor discussie: wordt het geschetste beeld breder herkend?

“Ik ben universitair docent aan [een Nederlandse universiteit]. Ik heb ontslag genomen en vertrek naar [een ander land]. Het algemene klimaat voor vrouwen in Nederland is een van de redenen, zo niet de belangrijkste reden voor mij om te vertrekken.

Ik kom uit [een land] waar vrouwen, hoewel nog steeds ondervertegenwoordigd in topfuncties, voltijds werken en vaak hooggekwalificeerde banen aannemen, ook in de academische wereld en in de economie. Dat geeft me een paar vergelijkingselementen.”

Carrière en kinderen

“Het belangrijkste obstakel voor meer vrouwen aan Nederlandse economiefaculteiten is het gebrek aan voor- en naschoolse opvang – vooral na 17.00 uur. Er heerst in Nederland een cultuur van deeltijdarbeid. Deze laat zich niet combineren met de academische wereld, waar de concurrentie hevig en internationaal is. Niemand kan in deze omgeving hopen hoogleraar te worden als je minder dan 45 tot 50 uur per week wil of kan werken, met uitzondering van een paar weken vakantie per jaar. Gezien de prijs van dagopvang in Nederland, de beperkingen daarvan (meer dan vier dagen per week is niet mogelijk, het kan maar tot 17.00 uur, en dergelijke) en de kosten van een au pair of fulltime-oppas, valt voor iemand met het salaris van universitair docent of hoofddocent een gezin niet te combineren met een carrière in de economische wetenschap.

Geconfronteerd met deze realiteit, antwoorden Nederlanders meestal dat de vader parttime kan werken en voor de kinderen kan zorgen. Dat klinkt wellicht politiek correct, maar ik denk dat het goed is om je te realiseren dat vrouwen met dit niveau van intellectuele ontwikkeling en kwalificaties, zoeken naar gelijkgestemde partners, om elkaar scherp te houden en elkaars ambities te ondersteunen. Dit soort mannen komen niet tot hun recht in de huishouding. Ze hebben zelf hooggekwalificeerde banen, bijvoorbeeld als hoogleraar, en willen beslist niet in deeltijd werken.”

Sociale normen

“Meer in het algemeen helpt de in Nederland wijdverbreide, ouderwetse overtuiging niet mee, dat vrouwen die fulltime werken slechte moeders zijn omdat ze niet genoeg tijd met hun kinderen doorbrengen. Sociale druk speelt volgens mij een belangrijke rol in genderkwesties. Ik vind het nog het meest verrassend dat deze druk vooral van andere vrouwen lijkt te komen.

Nederlanders stellen daarnaast vaak dat één ­salaris voldoende is om een huishouden te onderhouden. Het is voor beide partners dus niet nodig om een ­volwaardige voltijdsbaan te hebben. Daarbij worden niet alleen de gevolgen voor de pensioenopbouw over het hoofd gezien, maar vooral ook dat werk niet alleen over geld gaat. Zeker op het niveau van een hoogleraar gaat het om financiële onafhankelijkheid, persoonlijke prestaties, intellectuele ontwikkeling en een sociaal leven, wat een voorbeeld van ­ambitie, hard werken en toewijding kan zijn voor je kinderen.”

Oplossing

“Als ik naar [mijn eigen land] kijk, lijkt er een eenvoudige oplossing te zijn: het verstrekken van kinderopvang, vijf dagen per week, van ’s ochtends vroeg tot laat in de middag, en dat al voor baby’s van een aantal weken oud. Dit zou door de universiteiten zelf kunnen worden aangeboden.

Een moeilijkere vraag is hoe we de mentaliteit, de algemene sociale druk en de deeltijdse arbeidscultuur kunnen veranderen, zeker omdat deze kwesties veelal bij vrouwen zelf lijken te leven. De politiek in­correcte vraag is of Nederlandse vrouwen die topposities en finan­ciële onafhankelijkheid wel echt willen bereiken, gezien de verantwoordelijkheden, het werk en de nodige stress die daarmee gepaard gaan, zeker in combinatie met een gezin. Ik zou niet durven wedden dat het antwoord ja is.”

Auteur