Ga direct naar de content

Werknemers en zelfstandigen in Nederland en Europa

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 27 2017

De Nederlandse arbeidsmarkt is de afgelopen jaren sterk geflexibiliseerd. Hoe verhoudt de positie van ­werknemers en zelfstandigen in Nederland zich tot die in andere ­Europese landen?

In het kort

– Terwijl het percentage zelfstandigen in de meeste landen de laatste twintig jaar daalde, steeg het in Nederland.
– Zowel werknemers als zelfstandigen maken in Nederland minder uren per week dan hun Europese collega’s.
– In Nederland is de werkstress lager dan in de rest van ­Europa, maar de kans op baanverlies verlies is groter.

De laatste tijd zijn er toenemende ­zorgen over de arbeidsmarkt- en sociale zekerheidspositie van een deel van de zelfstandigen (Camps, 2017; Dekker en Kösters, 2011; Lukkezen, 2016). In een recente verken­ning van de Wetenschappelijke Raad voor het ­Regeringsbeleid wordt voor meer aandacht voor de schaduwzijden van flexibilisering gepleit (Kremer et al., 2017). Heeft deze flexibilisering ook plaatsgevonden in andere Europese landen? En hoe verhouden de ­werk­situatie en arbeidsbeleving van Nederlandse werknemers zich tot die in andere Europese landen?

istock.com/UberImages

Data

Om de positie van werknemers en zelfstandigen in Nederland te vergelijken, maken we gebruik van de European Working Conditions Survey (EWCS) van de Europese Unie. Deze enquête wordt sinds 1990 om de vijf jaar gehouden (Eurofound, 2016). In 2015 gebeurde dit onder steekproeven van werkenden in alle 28 EU-landen, plus een zevental kandidaatlanden en aan de EU gerelateerde landen, in totaal 35 stuks. Per land werden minimaal 1.000 werkenden in de thuis­situatie geïnterviewd; in totaal deden bijna 44.000 werk­nemers en zelfstandigen mee. Omdat bij de EWCS veel ­aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van de steekproeftrekking en de weging van de steekproefdata, gaat het om een kwalitatief sterk en omvangrijk databestand. We beperken ons tot de vergelijking van Nederland met de eerste vijftien EU-landen (EU15) omdat Nederland hiermee in het algemeen meer overeenkomst heeft dan met de later toegetreden lidstaten.

Resultaten

We vergelijken de Nederlandse arbeidsmarkt met die in andere Europese landen wat betreft het percentage zelfstandigen en de demografische kenmerken van werknemers en zelfstandigen. Daarnaast vergelijken we de werksituatie en de arbeidsbeleving van werkenden.

Figuur 1

Zelfstandigen

Figuur 1 laat over de periode 1995–2015 een lichte daling zien van het percentage zelfstandigen onder de EU15, terwijl het percentage zelfstandigen in Nederland in diezelfde periode toenam. In Nederland groeide het percentage flexwerkers en het percentage zelfstan­digen al voor de crisis in 2008 begon, maar na de aanvang van de crisis versnelde deze ontwikkeling doordat ook het percentage werknemers met een vast contract daalde. Bij deze ontwikkeling spelen fiscaal beleid ten gunste van zzp’ers en een ouder wordende beroepsbevolking – ouderen zijn met hun werkervaring eerder geneigd als zelfstandige aan de slag te gaan – een rol (Van Es en Van Vuuren, 2010; Kösters en Souren, 2014).

Overigens wordt er in het EWCS-databestand geen onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen met en zonder personeel – er wordt simpelweg gevraagd of de geïnterviewde werkende voornamelijk zelfstandige of voornamelijk werknemer is. Uit recente EBB-cijfers van het CBS – te vinden op Statline – blijkt dat er in 2015 ruim een miljoen zzp’ers waren en circa 320.000 zelfstandigen met personeel. Het aantal zzp’ers hangt echter van de gehanteerde definitie af. Indien het zzp-schap de belangrijkste inkomensbron is, gaat het in 2014 om 800.000 personen; indien elke zzp-activiteit, hoe beperkt ook, meegeteld wordt, gaat het om 1,4 ­miljoen personen (Kösters, 2016).

Figuur 2

Nederland is wat betreft de toename van het ­aantal zelfstandigen een uitzondering in Europa: slechts in drie van de andere EU15-landen nam het percentage zelfstandigen in 2005–2015 ook toe (in Finland, van 13 naar 18 procent; in Portugal van 20 naar 25 procent en in Griekenland van 33 naar 37 procent). Ondanks de groei in de zelfstandigheid neemt Nederland in het percentage zelfstandigen nog een gemiddelde positie in. Figuur 2 laat zien dat het percentage in de zuidelijke landen Griekenland, Italië en Portugal – met 25 tot 35 procent van de werkenden – substantieel hoger is dan in de noordelijke landen – met 5 tot 15 procent van de werkenden. Dit zal een teken zijn van de meer agrarisch-industriële en op detailhandel gerichte ­economie in de zuidelijke landen tegenover de meer op de diensten gerichte economie in de noordelijke deel van Europa.

De procentuele groei van de zelfstandigen in Nederland heeft uiteraard als tegenhanger de daling van het percentage werknemers: dit percentage is achteruitgelopen van 72 procent in 2005 tot 60 procent in 2015. In de EU15 als totaliteit nam het percentage werknemers in vaste dienst in diezelfde periode nog iets toe, van 66 naar 69 procent.

Demografische kenmerken

De gemiddelde Nederlandse werkende verschilt qua sekse, leeftijd, herkomst en opleidingsniveau niet veel van die in andere Europese landen (EU15). Nederlandse werkenden zijn iets jonger (41 versus 42 jaar), hebben iets minder vaak een migranten-achtergrond (13 versus 15 procent) en zijn iets vaker hogeropgeleid (39 versus 32 procent in de EU15). In lijn met eerder onderzoek (Van Es en Van Vuuren, 2010; Dekker en Kösters, 2011), laten de EWCS-cijfers echter zien dat Nederlandse vrouwen relatief minder vaak als zelfstandige werken en Nederlandse zelfstandigen iets ouder zijn dan gemiddeld in de EU15. Wat betreft herkomst en opleidingsniveau zijn de verschillen gering.

Werksituatie

Voor de werksituatie kijken we naar een drietal relevante kenmerken: het aantal werkuren per week, de ­ervaren werkdruk en de autonomie in het werk (figuur 3). De ervaren werkdruk is gebaseerd op twee vragen over respectievelijk snel moeten werken en te maken hebben met strakke deadlines. Autonomie is gebaseerd op drie vragen, over respectievelijk het zelf kunnen kiezen van de werkvolgorde, de methode van werken en de snelheid van werken.

Figuur 3

Een Nederlander blijkt gemiddeld vier uren per week minder te werken dan de gemiddelde Europeaan. Het lijkt er dus op dat onze ‘deeltijdcultuur’ ook terug te vinden is bij zelfstandigen. Wel maken, zowel in Nederland als in de EU15, zelfstandigen meer werkuren dan werknemers. Werknemers, niet alleen in vaste maar ook in tijdelijke dienst, ervaren echter een hogere werkdruk dan zelfstandigen. Dit is zowel in Nederland als in de EU15 te zien (zie ook Van der Torre en Dirven, 2016). Het omgekeerde geldt voor de autonomie: die is voor werknemers lager dan voor zelfstandigen. Ook dit klopt voor Nederland en de EU15.

Ondanks het lagere aantal gewerkte uren in Nederland verschilt de werkdruk in Nederland niet signi­ficant van die van de EU15. Wel is de autonomie in het werk voor alle categorieën werkenden in Nederland hoger dan gemiddeld in de EU15. Men zou dit als een afspiegeling kunnen zien van de Nederlandse overleg- en delegatiestijl.

Arbeidsbeleving

Het relatief hoge aantal werkuren van zelfstandigen kan belastend zijn, terwijl de combinatie van hoge werkdruk met lage autonomie werknemers parten kan spelen. Welk effect heeft de werksituatie op de arbeidsbeleving? We vergelijken de arbeidsbeleving van werknemers en zelfstandigen in Nederland en de rest van Europa aan de hand van de arbeidstevredenheid, werkstress en de kans op baanverlies. Arbeidstevredenheid is het gemiddelde van twee vragen over respectievelijk het salaris en de loopbaanvooruitzichten. Werkstress is gemeten aan de hand van de vraag in welke mate men stress in het werk ervaart. De kans op baanverlies, tot slot, is gebaseerd op de vraag of de respondent de komende zes maanden zijn of haar baan zou kunnen verliezen.

Figuur 4

Figuur 4 laat zien dat de gemiddelde werkende in Nederland een hogere arbeidstevredenheid kent en ook minder werkstress ervaart dan die in de EU15. Wel is in Nederland de kans dat je je baan verliest gemiddeld groter dan in de EU15. Zowel in Nederland als in de EU15 hebben met name flexwerkers grote kans hun baan te verliezen. Dit suggereert dat het pleidooi voor het bevorderen van meer werkzekerheid van flexwerkers en zelfstandigen, zoals te lezen is in de WRR-­verkenning, met name urgent voor flexwerkers is ­(Kremer et al., 2017). Tot slot valt op dat werknemers iets meer werkstress ervaren dan zelfstandigen.

Discussie

In Nederland is het aandeel zelfstandigen in de ­afgelopen twintig jaar flink toegenomen, ook tijdens de financiële crisis, terwijl dat in de EU15 bijna nergens het geval was. Waarschijnlijk hebben de belastingprivileges voor zelfstandigen in Nederland voor een aanzuigende werking gezorgd. De werksituatie van de gemiddelde zelfstandige geeft, zowel in Nederland als in de EU15, met een relatief lage mate van werkdruk en een relatief hoge mate aan autonomie, minder kans op werkstress dan bij werknemers. Dit is anders dan ­twintig jaar geleden, toen de arbeidsontevredenheid, de stress en de werkonzekerheid van de zelfstandigen nog groter was dan die van werknemers (Smulders en Evers, 2000). Een mogelijke verklaring voor de verbeterde werksituatie zou kunnen zitten in het feit dat het werk van zelfstandigen de laatste twintig jaar steeds meer verschoven is van de industrie, de landbouw en de handel naar het werken als professional in de dienstensector. Dit verschijnsel is over de hele EU15 waarneembaar, maar in Nederland in sterkere mate.

Literatuur

Camps, M. (2017) Durf te leren. ESB, 102(4745), 6–9.

Dekker, R. en L. Kösters (2011) De ontmythologisering van de zzp-trend. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 27(3), 248–263.

Es, F. van, en D. van Vuuren (2010) Een decompositie van de groei van het aandeel zelfstandigen in de beroepsbevolking. TPEdigitaal, 4(3), 126–148.

Eurofound (2016) Sixth European Working Conditions Survey – Overview report. ­Rapport EF1634. Luxemburg: Publications Office of the European Union. Rapport te vinden op www.eurofound.europa.eu.

Kremer, M., R. Went en A. Knottnerus (red.) (2017) Voor de zekerheid; de toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid. Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Studie te vinden op www.wrr.nl.

Kösters, L. (2016) Nieuwe data over demografie, soort werk en inkomsten van zzp’ers. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 32(1), 66–74.

Kösters, L. en M. Souren (2014) De toename van zzp’ers in Europees perspectief. ESB, 99(4683), 247–249.

Lukkezen, J. (2016) Definitie lost probleem zelfstandigen niet op. ESB, 101(4743), 692–693.

Smulders, P.G.W. en G.E. Evers (2000) Wie wordt zelfstandige en wie werknemer en wat zijn de effecten? Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 16(4), 320–334.

Torre, W. van der, en H.J. Dirven (2016) Duurzame inzetbaarheid van zelfstandig ondernemers zonder personeel. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 32(3), 240–247.

Auteurs

Categorieën