Ga direct naar de content

Winnaars en verliezers van vrij verkeer van werknemers

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 2 2017

Europese politici benadrukken vaak vooral de mogelijke negatieve effecten van arbeidsmigratie, zoals verdringing op de arbeidsmarkt. Daardoor kan een negatief beeld ontstaan van het vrije verkeer van werknemers. Op basis van een recente enquête brengt dit artikel in beeld hoe ­Nederlanders aankijken tegen vrij verkeer van werknemers in de EU.

In het kort

– Opvattingen over de EU ­worden vaak in verband gebracht met ideeën over het vrije verkeer van werknemers.
– Hogeropgeleiden zijn vaker positief over de economische baten van vrij verkeer van werknemers dan lageropgeleiden.
– Mensen met weinig ­vertrouwen in de politieke elite schatten de gevolgen van arbeidsmigratie negatiever in.

Vrij verkeer van werknemers is een belangrijke pijler van de Europese integratie, en een belangrijke bron van welvaartsgroei (SER, 2014). Daarnaast is arbeidsmigratie ook belangrijk als stabiliseringsmechanisme in de monetaire unie, omdat landen geen eigen monetair beleid kunnen voeren om economische schokken te dempen (Mundell, 1961; Krugman, 2012). Tegelijkertijd is het duidelijk dat iemands houding ten opzichte van arbeidsmigratie kan variëren met zijn persoonseigenschappen, zoals het opleidingsniveau, wat ook gevolgen heeft voor het draagvlak ervoor. Uit recent onderzoek op basis van de Eurobarometer volgt dan ook dat er grote verschillen zijn in hoe Europeanen het vrije verkeer van werknemers waarderen (Vasilopoulou en Tarving, 2017). Zoals verwacht, staan inwoners van armere Europese landen positiever tegenover het vrije verkeer dan mensen uit rijkere landen. Daarnaast heeft opleidingsniveau een duidelijk effect: hoogopgeleiden staan positiever tegenover het vrije verkeer van werknemers.

istock.com/gael_f

Opvattingen over de EU worden, onder invloed van radicaal-rechtse populisten, niet zelden in verband gebracht met ideeën over immigratie en het vrije ­verkeer van werknemers. Zo is in gebieden in het Verenigd Koninkrijk waar zich veel Oost-Europese arbeids­migranten hebben gevestigd, relatief vaker gestemd voor het verlaten van de Europese Unie (Becker en Fetzer, 2016). Overigens spreken ook West-Europese politici in het midden, zoals Macron in Frankrijk en Asscher en Buma in ons land, vaak vooral over de hinder die West-Europese werknemers kunnen ondervinden van immigratie uit met name Oost-Europese landen.

Data en methode

Om de houding van Nederlanders tegenover arbeidsmigratie te meten, is aan de leden van het CentER­panel gevraagd naar hun verwachtingen van de effecten van vrij verkeer van werknemers. De uiteindelijke steekproef komt uit op 1.897 respondenten. Met een multivariaat regressiemodel (OLS) is geschat welke kenmerken de houding van respondenten beïnvloeden.

Als afhankelijke variabelen gebruiken we de reacties van respondenten op twee stellingen: (1) “Het komt de economische activiteit in Nederland ten goede dat ­mensen in de Europese Unie overal in de Europese Unie kunnen werken”, en (2) “Het zijn vooral de laagst opgeleide werknemers die nadelen ondervinden van vrij verkeer van werknemers binnen de Europese Unie”. Beide stellingen zijn geïnspireerd op vragen die in 2013 gesteld zijn in het Me Judice Economenpanel (Me Judice, 2013).

Als verklarende variabelen zijn demografische en financiële kenmerken opgenomen. Daarnaast zijn twee variabelen toegevoegd die aangeven of respondenten vertrouwen hebben in andere mensen en in de politiek. Ook is een dummy opgenomen voor respondenten die zichzelf aan de rechterzijde van het politieke spectrum plaatsen. Ten slotte is een variabele geconstrueerd voor de populistische oriëntatie van respondenten. Deze variabele is gebaseerd op werk van politicologen en is opgebouwd uit reacties op zes stellingen over de ­politiek, zoals “Politici in de Tweede Kamer moeten zich laten leiden door de meningen van het volk” (Akkerman et al., 2014).

Resultaten

De effecten van de verklarende variabelen op de mening van respondenten zijn samengevat in tabel 1. We gaan hier nader in op twee aspecten uit het onderzoek: de voordelen en de nadelen van het vrije verkeer.

Tabel 1

Voordelen van vrij verkeer van werknemers

Nederlandse huishoudens blijken niet overweldigend positief over de baten van vrij werknemersverkeer. Waar 88 procent van de economen van het Economenpanel het eens of zeer eens is met de stelling dat vrij verkeer van werknemers de economische activiteit in Nederland ten goede komt (de overige 12 procent is ­neutraal), is dit slechts 44 procent van de huishoudens in onze enquête.

Uit de regressie blijkt ten eerste dat zowel jongeren als ouderen significant positiever zijn dan mensen van middelbare leeftijd over het vrije werknemersverkeer (tabel 1). Dit kan ermee samenhangen dat hun afstand tot de arbeidsmarkt groter is. Ten tweede schatten respondenten met een hbo- of universitaire opleiding de effecten van arbeidsmigratie een stuk positiever in dan andere groepen. Dit is niet verwonderlijk, aan­gezien hoogopgeleide Nederlanders vaker dan andere groepen gebruikmaken van de mogelijkheid om in een ander EU-land te gaan werken (Kahanec et al., 2014). Daarnaast is het aannemelijk dat universitair geschoolden minder concurrentie vrezen van arbeidsmigranten, omdat deze vaker in lagere segmenten aan het werk gaan, waar zij niet gehinderd worden door opleidings- of taalbarrières (Berkhout et al., 2014), en zijn zij mogelijk ook kosmopolitischer ingesteld, en daarom inherent positiever over Europese integratie (Lampert en Blanksma, 2017; Vasilopoulou en Tarving, 2017).

Respondenten met vertrouwen in de politiek en in de medemens kijken positiever naar de gevolgen van arbeidsmigratie in de EU. Een mogelijke ­verklaring hiervoor is dat mensen die geloven dat anderen te vertrouwen zijn, ook geloven in goede intenties van arbeidsmigranten om bij te dragen aan het arbeidsproces. Mensen met vertrouwen in de politiek hebben wellicht ook meer vertrouwen in Europese instituties en de positieve effecten daarvan. Ten slotte blijken respondenten die zichzelf aan de rechterzijde van het politieke spectrum plaatsen en respondenten met een populistische houding de gevolgen van arbeidsmigratie voor de economie negatiever in te schatten. Opvallend is dat de populistische houding zelfs het grootste deel van de verklaarde variatie in de data kan duiden (bijna veertig procent). Dit zou ermee te maken kunnen hebben dat de populistische houding gezien kan worden als een antagonistisch en moralistisch wereldbeeld, waarin ‘het volk’ inherent goed is en ‘de elite’ door en door slecht. Het is niet ondenkbaar dat mensen met een populistisch wereldbeeld daarom eerder geneigd zijn om arbeidsmigratie in de EU als een bedreiging voor het ‘eigen’ volk te zien.

Nadelen van vrij verkeer van werknemers

Bij de tweede stelling is het opvallend dat de jongste en oudste respondenten vaker dan anderen verwachten dat de nadelen van vrij verkeer van werknemers vooral de laagst opgeleide werknemers raken. Ook respondenten met een populistische houding verwachten vaker dat de nadelen vooral bij de mensen met de laagste opleiding terechtkomen. Tegen de verwachting in laat opleidingsniveau geen significant effect zien. Van de totale steekproef verwacht 62 procent dat de nadelen voor een groot deel voor rekening van de laagst opgeleide werknemers komen. Overigens verwachtten ook de meeste deelnemers van het Me Judice Economenpanel dat dit het geval was (63 procent).

Conclusie

Veel Nederlanders geloven niet in de positieve economische effecten van vrij verkeer van arbeid binnen de EU. Dit geldt vooral voor lageropgeleiden en mensen die weinig vertrouwen hebben in de politieke elite. Hier ligt voor beleidsmakers en politici een belangrijke uitdaging. In plaats van mee te gaan in het discours dat arbeidsmigratie voornamelijk negatieve gevolgen heeft, zouden zij veel meer uit kunnen dragen welke voordelen vrij werknemersverkeer voor huishoudens oplevert – bijvoorbeeld als consument – en hoe geborgd wordt dat er geen oneerlijke concurrentie optreedt, zoals het werklandprincipe en handhaving (SER, 2014).

Literatuur

Akkerman, A., C. Mudde en A. Zaslove (2014) How populist are the people? Measuring populist attitudes in voters. Comparative Political Studies, 47(9), 1324–1353.

Becker, S.O. en T. Fetzer (2016) Does migration cause extreme voting? CAGE ­Working Paper, 306.

Berkhout, E, P. Bisschop en M. Volkerink (2014) Grensoverschrijdend aanbod van personeel, verschuivingen in nationaliteit en contractvormen op de Nederlandse ­arbeidsmarkt 2001–2011. SEO-rapport, 2014-49.

Kahanec, M, M. Pytliková en K.F. Zimmermann (2014) The free movement of ­workers in an enlarged European Union: institutional underpinnings of economic ­adjustment. IZA Discussion Paper, 8456.

Krugman, P. (2012) Revenge of the optimum currency area. In: D. Acemoglu, ­J. Parker en M. Woodford (red.), NBER Macroeconomics Annual 2012, Vol. 27, 439–448.

Lampert, M. en A. Blanksma (2017) Why elites are failing and people revolt. Artikel te vinden op www.glocalities.com.

Me Judice (2013) Me Judice Economenpanel: migratie gewogen. Artikel te vinden op www.mejudice.nl.

Mundell, R.A. (1961) A theory of optimum currency areas. The American Economic Review, 51(4), 657–665.

SER (2014) Arbeidsmigratie. Advies, 14/09. Den Haag; Sociaal-Economische Raad.

Vasilopoulou, S. en L. Tarving (2017) Issue-based Euroscepticism: public attitudes on EU freedom of movement. Paper te vinden op eustudies.org.

Auteurs

Categorieën