Efficiënter betalen door tarifering
Aute ur(s ):
N. Jonker, R. Kleijmeer en R.A. Uittenbogaard (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij DNB, divisie Betalingsverkeer Beleid. Met dank aan Hans Brits, Rein Kieviet, Albert Veerman en Carlo Winder voor
hun waardevolle commentaar op eerdere versies van dit artikel. n.jonker@dnb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4458, pagina 182, 22 april 2005 (datum)
Rubrie k :
Consumentengedrag
Tre fw oord(e n):
Consumenten zien contant geld als het goedkoopste betaalmiddel, terwijl elektronisch betalen veelal goedkoper is. Tarifering kan
hier een oplossing voor zijn.
De maatschappelijke kosten van het toonbankbetalingsverkeer zijn aanzienlijk (0,65% bbp) en kunnen worden verminderd als
consumenten vaker elektronisch betalen in plaats van met contant geld. In Nederland wordt contant geld door consumenten als een
goedkoop betaalproduct ervaren. De chipknip is per transactie echter goedkoper. Tarifering kan bijdragen aan het bewustzijn van de
kosten die zijn verbonden aan het gebruik van betaalproducten. Het introduceren van een tarief voor het opnemen van contant geld ligt
het meest voor de hand. Hierdoor krijgen consumenten financiële prikkels om kostenbewuster te betalen.
Kostenonderzoek
De maatschappelijke kosten van het toonbankbetalingsverkeer zijn de som van de interne kosten die de partijen in de betaalketen (o.a.
detailhandel, banken, Interpay, DNB) maken om betalingen en ontvangsten te realiseren. Als we kijken naar de vier meest gangbare
betaalproducten om te betalen in de winkel in Nederland, namelijk contant geld, pinpas, chipknip en creditcard, blijkt dat deze kosten
circa 2,9 miljard euro bedroegen in 2002 (MOB, 2004). Dit komt neer op ruim vierhonderd euro per huishouden. Consumenten betaalden
in 2002 het meest met contant geld (ruim zeven miljard betalingen), gevolgd door de pinpas (ruim één miljard betalingen), de chipknip (87
miljoen betalingen) en ten slotte de creditcard (46 miljoen betalingen).
Vanuit een welvaartseconomische invalshoek beschouwd, blijken er grote verschillen te bestaan in de kosten van het gebruik van de vier
betaalproducten. 1 Figuur 1 geeft de marginale maatschappelijke kosten per transactie weer bij het gebruik van contant geld, de pinpas
en de chipknip bij transactiebedragen tot en met 25 euro. 2 Deze marginale kosten bestaan uit de variabele kosten per transactie en de
variabele omzetgerelateerde kosten. De kosten van het betalen met contant geld nemen lineair toe met de hoogte van het
transactiebedrag. De chipknip is met ruim drie eurocent per extra transactie veruit het goedkoopst in het gebruik, terwijl de creditcard het
duurste is (circa tachtig eurocent per transactie). De marginale kosten van een pinbetaling liggen rond de negentien eurocent. De pinpas
is daarmee goedkoper in het gebruik dan contant geld, bij transactiebedragen vanaf ongeveer twaalf euro. Deze waarde is iets lager dan
het door Ten Raa en Shestalova (2001) berekende omslagpunt van ƒ 29 (€ 13,16). De kosten van pinnen worden voor een substantieel
deel bepaald door de kosten van datacommunicatie: naarmate die dalen, komt het omslagpunt op een lager bedrag uit.
De grootste kostenbesparingen zouden optreden als consumenten vaker met de chipknip zouden gaan betalen, ongeacht het
transactiebedrag. Ook zouden er kosten worden bespaard als consumenten vaker – meer nog dan nu – bedragen boven de twaalf euro met
de pinpas zouden betalen in plaats van met contant geld.
Om consumenten te sturen richting efficiënte betaalproducten, zouden de transactietarieven de relatieve marginale maatschappelijke
kosten per transactie dienen te weerspiegelen. In Noorwegen is dit succesvol gebleken (zie kader). Gezien de uitkomsten van het
Kostenonderzoek (MOB, 2004) levert dan niet zozeer het tariferen van pinbetalingen de grootste besparing op, maar vooral het tariferen
van het gebruik van contant geld. Dat kan in theorie in de winkel, maar dat is voor een winkelier om commerciële redenen niet
aantrekkelijk. Een alternatief is het tariferen van de opname van contant geld. figuur 1
Figuur 1. Marginale maatschappelijke kosten per betaling
Belevingsonderzoek
In september 2004 hebben DNB en Centerdata onder ruim tweeduizend Nederlanders het Belevingsonderzoek Toonbankbetaalproducten
gehouden (DNB, 2005), met als doel het keuzegedrag van consumenten omtrent het gebruik van betaalproducten in kaart te brengen.
Inzicht in de gebruikservaring en mogelijke weerstandspunten die consumenten bij elektronische betaalproducten hebben, biedt
mogelijkheden om het gebruik ervan te stimuleren, indien dat vanuit kostenoogpunt wenselijk is. Er blijken belangrijke verschillen te
bestaan tussen de maatschappelijke kosten van het gebruik van betaalproducten en de (gepercipieerde) kosten voor de consumenten
zelf.
Eén van de gestelde vragen was hoe consumenten de eigen kosten, de transactiesnelheid, de veiligheid en het gebruiksgemak ervaren
van de verschillende betaalproducten. De pinpas wordt het meest als veilig (96%), snel (97%) en gebruiksvriendelijk (98%) betaalproduct
genoemd. Dit blijkt uit tabel 1 waarin een overzicht wordt getoond van de tevredenheidspercentages, uitgesplitst naar betaalproduct en
beschouwd aspect. tabel 1
Tabel 1. Waardering betaalproducten door consumenten naar aspect, in procenten
contant geld
pinpas
chipknip
creditcard
Veilig
86
96
89
81
goedkoop
96
83
86
55
snel
90
97
95
88
gemakkelijk
91
98
87
91
Opvallend is dat de respondenten het meest tevreden zijn over de pinpas, terwijl contant geld het meest gebruikte betaalproduct is in het
toonbankbetalingsverkeer. Dit kan mogelijk worden verklaard uit de kostenervaring van de consument: de Nederlandse consument vindt
de betaalproducten goedkoop in het gebruik, waarbij contant geld als veruit het goedkoopste betaalproduct uit de bus komt en de
creditcard als het duurste: 44% van de respondenten vindt de creditcard een duur betaalproduct, circa vijftien procent vindt de pinpas en
de chipknip duur, terwijl slechts vier procent van de respondenten contant geld als duur ervaart.
Tarifering kan vooral het pinnen doen toenemen. De enige van de vier aspecten waarop contant geld thans meer wordt gewaardeerd dan
de pinpas, namelijk de kosten, komt daarmee immers te vervallen. 3 De impopulariteit van de chipknip ligt niet alleen in de kostensfeer,
maar vooral op het terrein van het gebruiksgemak. Transactietarifering alleen is dan ook niet voldoende om consumenten aan het
chippen te krijgen. Belangrijker is om de drempels die consumenten ervaren bij het betalen met de chipknip te verlagen of zelfs weg te
nemen.
Compensatie voor de consument
Tarifering kan het gedrag van de consument sturen en kan bijdragen aan besparingen op maatschappelijke kosten van het
betalingsverkeer. De acceptatie van tarifering door consumenten kan worden bevorderd door te wijzen op de mogelijkheid dat men
goedkoper uit is, vanwege substitutie van onzichtbare kosten door zichtbare kosten. De consument betaalt immers uiteindelijk de kosten
van het betalingsverkeer, maar deze kosten worden veelal onzichtbaar voor de consument doorbelast. Indirect betalen consumenten aan
winkeliers, die de kosten voor het ontvangen van betalingen in hun afzetprijzen doorberekenen. Consumenten betalen ook aan banken
voor het betalingsverkeer: door middel van jaarlijkse pastarieven en via gederfde rente-inkomsten op tegoeden op de betaalrekening.
Als de consument door directe tarifering meer gebruikmaakt van betaalproducten met lagere kosten, levert dit besparingen op. Het is
daarom redelijk om (een deel van) de maatschappelijke besparingen die resulteren uit gedragsverandering terug te laten vloeien naar
consumenten. Dit kan betekenen dat een consument die kostenefficiënt betaalt goedkoper uit is bij tarifering.
Conclusie
Tarifering in het betalingsverkeer kan belangrijke besparingen met zich meebrengen, omdat consumenten ermee gestuurd kunnen worden
naar betaalproducten met lagere maatschappelijke kosten. De banken kunnen bij het invoeren van tarifering de dekking van het
toonbankbetalingsverkeer vanuit andere inkomstenbronnen verlagen vanwege nieuwe inkomsten en besparingen door efficiënter
betaalgedrag van consumenten. Daardoor kunnen consumenten de vruchten plukken van verhoging van de maatschappelijke efficiëntie.
Tarifering in Noorwegen
In Noorwegen betalen consumenten sinds medio jaren tachtig voor het gebruik van betaalproducten. De banken hebben bij het
invoeren van transactietarieven voor betaalproducten de dekking vanuit andere inkomstenbronnen verlaagd. In 1988 dekten de
directe inkomsten uit de betaaltarieven de productiekosten slechts voor 26%, terwijl dit in 2001 was gestegen naar 70%.
Over het algemeen reflecteren de Noorse tarieven relatieve kostenverschillen van de diensten en dus zijn de meeste papieren
betaalproducten (bijv. cheques, acceptgiro’s) duurder dan hun elektronische tegenhangers. Tarieven van elektronische
betaalproducten voor consumenten zijn de afgelopen jaren stabiel gebleven, terwijl de diverse papieren betaalproducten de
afgelopen jaren duurder zijn geworden. Bij opname van contant geld in Noorwegen worden de tarieven van banken
gedifferentieerd naar tijdstip van opname (tijdens of buiten kantooruren) en plaats van opname (bij de eigen bank of een andere
bank). Alle banken, één uitgezonderd, bieden gratis geldopnamen bij de eigen geldautomaten tijdens kantooruren. De
prijsspreiding tussen banken is aanzienlijk groter bij geldopnamen bij de eigen geldautomaat buiten kantooruren en voor
gastgebruik.
Een goede illustratie van een mogelijk effect van tarifering op betaalgedrag bleek in 2000 toen de tarieven voor gastgebruik met
circa vijftig procent werden verhoogd van gemiddeld 2,64 Noorse kronen (€ 0,30) in 1999 naar 4,00 Noorse kronen (€ 0,45) in
2000. Het aandeel gastgebruik in het totale aantal geldopnamen daalde hierop van 48% (51,3 miljoen transacties) in 1999 naar
43% (47,3 miljoen transacties) in 2001 en het aandeel gastgebruik in de totale waarde van geldopnamen daalde van 46% in
1999 naar 40% in 2001 (Norges Bank, 2004).
Hoewel niet met zekerheid kan worden gezegd dat door tarifering van betaalproducten de ontwikkeling van elektronisch
betalen anders is gelopen dan in Nederland, is het opmerkelijk dat het aantal pinbetalingen per hoofd van de bevolking in
Noorwegen anderhalf maal zo hoog is als in Nederland.
De introductie van tarifering is echter niet eenvoudig. Individuele banken zullen huiverig zijn om als eerste bank tarifering in te voeren:
deze bank loopt het risico dat klanten overstappen naar een andere bank. Als alle banken tegelijkertijd tarifering invoeren, kunnen
mededingingsrechtelijke aspecten een rol spelen. In Noorwegen had de mededingingsautoriteit geen bezwaar tegen het invoeren van
tarifering van bankdiensten, omdat de banken onafhankelijk van elkaar de hoogte van de tarieven vaststelden.
Nicole Jonker, Raymond Kleijmeer en Roland Uittenbogaard
Literatuur
Bolt, W. & C.C.A. Winder (2002) Particulieren betalen voor het betalen. ESB, 23 augustus, 603-605.
DNB (2005) Hoe consumenten betaalmiddelen beleven: een publieksmeting. In Kwartaalbericht DNB, maart, 59-67.
Hoofdbedrijfschap Detailhandel (2002) Afrekenen in winkels 2002. Meningen, feiten en mogelijkheden tot verandering. Den Haag.
Hove, L. van (2004) De Belgische consumenten over elektronisch betalen. Presentatie op de Banksys/NBB conferentie ‘De toekomst van
het elektronische betalingsverkeer, 22 november 2004.
Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (2004) Betalen kost geld. Rapport Kostenonderzoek toonbankbetaalproducten, www.dnb.nl.
Norges Bank (2004) Annual Report on Payment Systems 2003.
Raa, Th. ten & V. Shestalova (2001) Met tarieven beter betalingsverkeer. ESB, 11 mei, 414-416.
1 Zie ook Bolt & Winder (2002) voor een uitgebreide bespreking van de kosten- en tariefstructuur in de betaalmarkt voor consumenten.
2 Ter verbetering van de leesbaarheid van de figuur zijn de (relatief hoge) marginale kosten van betalingen met de creditcard niet
opgenomen.
3 Van Hove (2004) heeft in een onderzoek naar de perceptie van bestaande elektronische betaalproducten en toekomstverwachtingen
onder Belgische consumenten soortgelijke resultaten gevonden.
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)