Ga direct naar de content

Effectiviteit van subsisies voor giften aan goede doelen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 13 2006

geversgedrag

Effectiviteit van subsidies voor
giften aan goede doelen
R.H.F.P. Bekkers
ICS/Sociologie, Faculteit Sociale Wetenschappen,
Universiteit Utrecht.
r.bekkers@fss.uu.nl.
Ik bedank TNS/NIPO voor het mogelijk maken 
van het experiment en Theo Schuyt van de Werkgroep
Filantropie van de Vrije Universiteit voor het beschikbaar
stellen van de ‘Geven in Nederland’-data. Met dank aan 
Elly Mariani voor commentaar op dit artikel.

Uit een experiment blijkt dat Nederlanders meer geven aan
goede doelen als hun giften worden vermeerderd, dan als ze
een gelijkwaardige korting krijgen. Dit roept de vraag op of
de regeling voor belastingaftrek de meest effectieve manier is
om giften te bevorderen.

I

n Nederland kunnen donateurs aan ‘goede doelen’ hun
giften van de belasting aftrekken. De idee achter deze regeling is dat donateurs meer geven dan ze zouden doen zonder
belastingaftrek, omdat het geven van een euro minder dan een
euro kost. De belastingaftrek heeft het karakter van een korting op giften. Donateurs krijgen van de overheid geld terug
in de vorm van een lagere inkomstenbelasting. De hoogte
van de korting is afhankelijk van de belastingschijf waarin de
donateur valt en kan variëren van 7 procent (voor de laagste
inkomens) tot 52 procent (voor de hoogste inkomens). De
overheid subsidieert goede doelen via belastingaftrek jaarlijks
voor ongeveer 200 miljoen euro. Dit rechtvaardigt de vraag of
belastingaftrek de meest efficiënte regeling is om giften aan
goede doelen te stimuleren. Ons onderzoek laat zien dat subsidies in de vorm van een vermeerdering giften aan goede doelen effectiever bevorderen dan subsidies die een gelijkwaardige
prijsverlaging bieden in de vorm van korting.

Twijfel over effectiviteit
van belastingaftrek

Om de effectiviteit van belastingaftrek te bepalen hebben
we een veldexperiment gedaan. Huishoudens besloten over
giften aan goede doelen en kregen daar verschillende soorten
subsidies voor. De opzet van het experiment is gebaseerd op een
voorgaande studie (Eckel & Grossman, 2003), waarin studenten besloten over het weggeven van geld aan goede doelen. De
deelnemers werden willekeurig in groepen verdeeld en kregen
op hun giften ofwel een korting van een bepaald percentage,
of hun giften werden met een bepaalde factor vermeerderd. De
korting en de vermeerdering werden zodanig gekozen dat ze
wiskundig hetzelfde waren. Een korting van vijftig procent werd
bijvoorbeeld vergeleken met een verdubbeling (vermeerdering
met honderd procent). In beide groepen was de prijs van het
geven van één dollar daardoor hetzelfde, namelijk vijftig cent.
De resultaten van het experiment lieten zien dat in de groep die
vijftig procent korting kreeg minder geld werd gegeven dan in
de groep die een verdubbeling kreeg aangeboden. Omdat korting lijkt op belastingaftrek, concluderen Eckel & Grossman uit
hun resultaten dat belastingaftrek inefficiënt is. In het experiment dat we hieronder bespreken gaan we nader in op de vraag
waarom een korting minder goed werkt dan een vermeerdering.

ESB  13-1-2006

Deelnemers en opzet van
het experiment

In het experiment hebben we bovendien twee methodologische problemen uit het onderzoek van Eckel & Grossman
opgelost. Ten eerste hebben we een representatieve steekproef van de bevolking onderzocht en niet alleen studenten.
Studenten zijn jonger en hoger opgeleid dan de gemiddelde
Nederlander. Leeftijd en opleidingsniveau zijn belangrijke
factoren die samenhangen met de hoogte van giften aan goede
doelen (Bekkers, 2003; Schuyt & Gouwenberg, 2005). Ten
tweede hebben we de deelnemers laten beslissen over geld dat
ze zelf hadden verdiend en niet over geld dat ze onverwacht
hadden gekregen. Cherry, Fryblom & Shogren (2002) hebben
aangetoond dat studenten veel vrijgeviger zijn wanneer zij
besluiten over geld dat ze onverwacht hebben gekregen, dan
wanneer ze het geld zelf hebben verdiend. Hierdoor lijkt het
experiment sterker op hoe mensen beslissingen maken over
giften onder normale omstandigheden.
De deelnemers aan het experiment waren respondenten van het ‘Geven in Nederland’-onderzoek (Schuyt &
Gouwenberg, 2005). Het experiment vond plaats nadat de
‘Geven in Nederland’-vragenlijst ingevuld was. TNS/NIPO gaf
de respondenten voor deelname aan het onderzoek een beloning, afhankelijk van de tijd die het invullen van de vragenlijst
had gekost. Deze beloning was gemiddeld elf euro. Vervolgens
kregen de respondenten de keuze wat ze met de beloning
wilden doen: zelf houden, of (een gedeelte) weggeven aan één
van drie geselecteerde goede doelen (KWF Kankerbestrijding,
Artsen Zonder Grenzen en Stop Aids Now/Aids Fonds).
Vervolgens vond de manipulatie plaats. Een willekeurig gekozen groep respondenten kreeg door TNS/NIPO een korting
van vijftig procent aangeboden op de gift (n=180). Per saldo
hoefden de respondenten voor een gift van één euro slechts
vijftig eurocent te betalen. De andere vijftig eurocent betaalde
TNS/NIPO. Een andere willekeurig gekozen groep kreeg een
verdubbeling van de giften aangeboden (n=173). Ook in deze
groep kostte een gift van één euro slechts vijftig eurocent. Een
controlegroep (n=165) kreeg geen korting of verdubbeling
aangeboden. In totaal namen 518 respondenten aan het experiment deel. Nadat de respondenten een beslissing hadden
genomen over hun beloning, vroegen we wat zij dachten dat

geversgedrag

‘de gemiddelde Nederlander’ zou hebben gedaan in hun situatie. Hierdoor hebben we een beeld van de verwachtingen die
de respondenten hebben over het geefgedrag van anderen.

houdt gehele
beloning (%)

gemiddelde gift
gemiddelde gift
(in % van beloning) onder de gevers (in e)

controlegroep
(n=165)

Het succes van verdubbeling

Tabel 1 geeft de resultaten van het experiment weer. Uit
de eerste kolom blijkt dat de respondenten vaker de beloning
geheel zelf hielden wanneer ze korting kregen dan wanneer
hun giften werden verdubbeld. Het verschil van 9,4 procentpunten is significant (p<0,038). Zowel de korting als de
verdubbeling leverden meer giften op dan de controlegroep
(p<0,018 respectievelijk p<0,000). De tweede kolom laat zien
dat verdubbeling tot grotere giften leidde dan korting.  
Ten slotte laten we degenen die hun beloning zelf hielden
buiten beschouwing en berekenen de gemiddelde gift alleen
voor degenen die tenminste een gedeelte van hun beloning
weggaven (vierde kolom). Het blijkt dat dit geen hogere giften
oplevert dan de controlegroep. De verdubbeling levert onder
de gevers wel iets hogere bedragen op.

We geven vaker als we denken
dat anderen dat ook zullen doen
Waarom verdubbeling
effectiever is dan korting

Uit het experiment blijkt dat een vermeerdering een grotere groep mensen over de streep haalt om te geven dan een
korting en dat een vermeerdering ook hogere giften oplevert.
Waarom is dat zo? Uit ons experiment blijkt dat mensen bij
verdubbeling vaker hun beloning weggeven dan bij korting,
omdat ze verwachten dat anderen dat ook zullen doen. Uit de
sociale psychologie is bekend dat geefgedrag afhankelijk is van
de verwachting die mensen hebben over het gedrag van anderen (Kelley & Stahelski, 1970). We geven vaker als we denken
dat anderen dat ook zullen doen. Ook in ons experiment blijkt
dat het geval te zijn (zie tabel 2). De respondenten dachten dat
bij het aanbod van een verdubbeling slechts 18,5 procent van
de Nederlanders de beloning zou houden, terwijl dit bij een
korting 23,9 procent was en in de controlegroep 28,5 procent.
Het effect van de verdubbeling is wel significant (p<0,015),
maar het effect van de korting niet (p<0,166). Nederlanders
verwachten dus dat anderen vaker geven bij een verdubbeling
dan bij een (gelijkwaardige) korting. De respondenten verwachten echter niet dat de verdubbeling ook meer geld voor
goede doelen oplevert dan de korting (zie de tweede kolom
van tabel 2), omdat zij verwachten dat degenen die zullen
Tabel 1. Donaties in experimentele condities

houdt
gemiddelde
gehele
gift (in % van
beloning (%)
beloning)

Tabel 2. Verwachtingen over giften van anderen in experimentele condities

gemiddelde
gift (in e)

gemiddelde
gift onder de
gevers (in e)

controlegroep
(n=165)

64,8a

15,36a

1,71a

4,86a

korting
(n=180)

52,2b

22,47b

2,46b

5,15a

verdubbeling
(n=173)

42,8c

29,14c

3,19c

5,58b

Getallen in dezelfde kolom waarvan de superscripten van elkaar verschillen,
zijn significant verschillend van elkaar op p<0,05, eenzijdige toetsing.

28,5a

29,2a

4,58a

korting
(n=180)

23,9a

35,2b

5,01b

verdubbeling
(n=173)

18,5b

34,9b

4,71b

Getallen in dezelfde kolom waarvan de superscripten van elkaar verschillen, zijn
significant verschillend van elkaar op p<0,05, eenzijdige toetsing.

geven door de korting een hoger bedrag zullen geven dan door
de verdubbeling (zie derde kolom van tabel 2).
Verwachtingen over het geefgedrag van anderen hebben
een grote invloed op het eigen geefgedrag. De verwachting dat
de gemiddelde Nederlander minimaal een gedeelte weg zal
geven verhoogt de kans om zelf ook minimaal een gedeelte
van de beloning weg te geven met 52,9 procent (p<0,000). Het
blijkt dat de verdubbeling een minder sterke invloed heeft op
de kans om (minimaal een gedeelte) van de beloning weg te
geven als we rekening houden met de invloed van de verwachtingen over het gedrag van anderen. Het effect van verdubbeling dat in tabel 1 nog 9,4 procent was, neemt dan af tot
8,3 procent en wordt minder sterk significant (p<0,072). Dit
betekent dat de verwachting dat anderen vaker zullen geven
door de verdubbeling dan door de korting, gedeeltelijk verklaart waarom de verdubbeling tot meer giften leidt.
Er is nog een andere reden waarom verdubbeling effectiever is dan korting, behalve positievere verwachtingen over het
gedrag van anderen. Waarschijnlijk zien donateurs een vermeerdering door een derde partij meer als een gezamenlijke
steun voor een gemeenschappelijk doel dan een korting (Eckel
& Grossman, 2003). De verdubbeling in ons experiment maakt
het heel duidelijk dat er een derde partij is die ook geeft aan het
goede doel. Bij een korting zoals in ons experiment draagt de
subsidiërende partij slechts indirect bij aan het goede doel door
de kosten van een gift gedeeltelijk te vergoeden aan de donateur.
De korting vestigt de aandacht op de kosten van een gift. Een
subsidie van het vermeerderingstype vestigt de aandacht van
donateurs juist op de opbrengsten van de gift voor het goede
doel. Dit geldt ook voor de belastingaftrek. De overheid geeft
goede doelen indirect subsidie door het toestaan van belastingaftrek door donateurs. De belastingplichtige merkt dat de gift hem
minder kost, maar moet zelf de beslissing nemen om vervolgens
meer te gaan bijdragen. Het is de vraag of dat ook altijd gebeurt.

Andere nadelen van belastingaftrek

Er zijn nog drie andere nadelen van belastingaftrek die de
efficiëntie ervan verminderen ten opzichte van een vermeerderingsregeling. Een eerste nadeel is dat belastingaftrek grotere
administratiekosten met zich meebrengt dan een subsidie van
het vermeerderingstype. In het huidige systeem moet de belastingdienst de aangiften van belastingplichtigen behandelen en
controleren. De overheid zou op deze kosten kunnen besparen
door direct de algemeen nut beogende instellingen te subsidiëren
via vermeerdering in plaats van indirect via belastingaftrek voor
individuele burgers. Er zijn namelijk veel minder goede doelen
dan burgers. Als de overheid alleen de boekhouding van de ontvangende partijen hoeft te controleren, bespaart zij kosten.

ESB  13-1-2006

geversgedrag

Een tweede nadeel is dat niet iedereen die in aanmerking
komt voor de regeling er ook gebruik van maakt, zo blijkt uit het
‘Geven in Nederland’-onderzoek (Schuyt & Gouwenberg, 2005).
Slechts 16,8 procent van de respondenten zegt de regeling te
gebruiken, terwijl 23,3 procent per jaar meer dan 1 procent van
het bruto huishoudinkomen aan goede doelen geeft. Het invullen van belastingformulieren is voor intelligente, goed opgeleide
burgers wellicht eenvoudig, maar voor vele anderen een lastige
klus.
Een derde nadeel ten slotte is dat korting op giften via belastingaftrek niet onmiddellijk wordt uitgekeerd. Donateurs kunnen de korting pas aanvragen bij de volgende belastingaangifte.
De feitelijke uitbetaling van de korting vindt pas ergens tussen
5 en 16 maanden na de gift plaats. Consumenten prefereren
echter een prijsverlaging nu boven een prijsverlaging die pas
over een jaar wordt teruggegeven. De vertraging maakt de belastingaftrek minder aantrekkelijk.

De overheid kan de maat­
schappelijke verantwoordelijkheid
van bedrijven stimuleren door
gunstige fiscale behandeling
Afsluiting

Gezien de resultaten van het experiment en de overige
nadelen van belastingaftrek is een discussie over de belastingaftrek voor giften aan goede doelen op zijn plaats. Het doel
van de belastingaftrek was bij invoering om de giften te verhogen. Het experiment laat zien dat een vermeerderingssubsidie hiervoor een efficiënter instrument is dan een korting.
Bovendien vergroot vermeerdering het aantal giften. Een verbreding van het publiek dat regelmatig geeft aan goede doelen
is noodzakelijk voor het bereiken van een maatschappijbrede
‘cultuuromslag’ van overheidsfinanciering van publieke doelen
naar private financiering (Innovatieplatform, 2005). De overheid is in deze omslag niet de enige partij die als subsidiegever
kan optreden. Ook vermogensfondsen en bedrijven kunnen
die rol op zich nemen. In de VS en Canada vermeerderen vele
bedrijven de giften van hun werknemers aan goede doelen
(Eckel & Grossman, 2003). Op haar beurt kan de overheid de
maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven stimuleren door gunstige fiscale behandeling van zulke vermeerderingsprogramma’s. ■
René Bekkers

Eigen berekening op basis van gegevens uit Schuyt & Gouwenberg (2005).
Degenen die hun giften niet aftrekken terwijl zij dat wel mogen, scoren
minder goed op een eenvoudige intelligentietest (tabellen verkrijgbaar bij de
auteur). 56,5 procent van degenen die hun giften wel mogen aftrekken maar
dat niet doen denkt onterecht dat zij de drempel niet halen. 28,6 procent
zegt het aftrekken van giften ‘niet nodig’ te vinden. De overige donateurs
die in aanmerking kwamen voor de regeling zeiden geen aangifte te doen
(10,9 procent) of de regeling niet te kennen (4,3 procent).
Giften uit januari 2005 worden normaliter in maart 2006 afgetrokken, maar
pas in mei/juni 2006 uitgekeerd (15-16 maanden later); korting op giften uit
december 2005 wordt minstens vijf maanden na dato uitgekeerd.

10

ESB  13-1-2006

Literatuur
Bekkers, René (2003) Trust, accreditation, and philanthropy in the Netherlands.
Nonprofit & Voluntary Sector Quarterly, 32: 596-615.
Cherry, Todd L.; Peter Frykblom & Jason F. Shogren (2002) Hardnose the
Dictator. American Economic Review, 92: 1218-1221.
Eckel, Catherine C. & Philip J. Grossman (2003) Rebate versus matching:
does how we subsidize charitable contributions matter? Journal of Public
Economics, 87: 681-701.
Innovatieplatform (2005) Geven voor weten: de vierde route. Particuliere
middelen voor de wetenschap. Opgehaald op 21 december 2005 van
www.innovatieplatform.nl/assets/binaries/documenten/2005/onconv_finmeth/
gevenvoorweten.pdf.
Kelley, Harold H. & Anthony J. Stahelski (1970) Social Interaction Basis of
Cooperator’ and Competitors’ Beliefs about Others. Journal of Personality
and Social Psychology, 16: 66-91.
Schuyt, Theo N.M. & Barbara M. Gouwenberg (2005) Geven in Nederland
2005: Giften, Legaten, Sponsoring en Vrijwilligerswerk. Amsterdam: Elsevier.

Auteur