Een visie op sociale zekerheid?
Aute ur(s ):
Pelle, E.S.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4074, pagina 785, 25 september 1996 (datum)
Rubrie k :
redactioneel
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid
De toekomst van de sociale zekerheid blijft inspireren, onlangs nog een projectgroep van de PvdA onder leiding van vicefractievoorzitter Adelmund. Het uitgangspunt van hun nota Sociale zekerheid bij de tijd is dat de sociale zekerheid vaak niet goed is
aangepast aan veranderingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Zo gaan veel sociale-zekerheidsregelingen nog uit van het
kostwinnersgezin, en vallen flexibele arbeidskrachten vaak buiten de boot. Tegelijkertijd is er een hardnekkige langdurige
werkloosheid. Het stelsel voldoet steeds minder aan zijn taak om zekerheid te bieden aan hen die daar niet zelf voor kunnen zorgen, en
zo enerzijds de ongelijkheid in de samenleving te beperken, en anderzijds de arbeidsmarkt soepel te laten functioneren.
Wat wil de PvdA-projectgroep daaraan doen? Ten eerste acht men het wenselijk dat de ‘werking’ van het stelsel zich gaat uitstrekken tot
nieuwe groepen, zoals flexwerkers. De belangrijkste reden is domweg rechtvaardigheid: vaak betalen zij wel premie, maar komen
vervolgens niet of nauwelijks in aanmerking voor een uitkering. Daarbij hebben juist flexwerkers, vanwege hun onzekere positie,
behoefte aan (sociale) zekerheid. Toch roept dit voorstel de vraag op wat de extra kosten hiervan zijn (dat staat nergens), en vooral: hoe
die betaald moeten worden. Het argument (op blz. 33), dat de rekening hiervoor thuis hoort bij de bedrijven “want daar slaan ook de
opbrengsten van de flexarbeid neer” is een beetje erg kort door de bocht, en valt moeilijk te rijmen met het streven naar gerichte verlaging
van de werkgeverslasten aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Verder wil de projectgroep de belasting- en sociale- zekerheidsregelingen individualiseren, dat wil zeggen onafhankelijk maken van de
leefvorm. Dat sluit aan bij de behoefte van mensen om, ook als ze samenwonen, economisch zelfstandig te blijven. Maar de kosten voor
mensen die alleen blijven wonen, zijn gewoon hoger: twee woningen, twee bankstellen, twee wasmachines. Nu valt er vanuit economisch
opzicht natuurlijk veel voor te zeggen dat mensen geconfronteerd worden met door henzelf veroorzaakte kosten. Een in de nota niet
genoemd gevolg hiervan is echter wel, dat òf de individuele uitkeringen erg laag worden, òf zo hoog dat de samenwonenden van hun
twee uitkeringen riant kunnen gaan leven. Met andere woorden: individualisering wordt door velen als rechtvaardig ervaren, maar leidt
wel tot een relatieve achteruitgang van de inkomenspositie van alleenwonenden. Het CDA zal dit voorstel dan ook van harte kunnen
ondersteunen.
Verder wil de nota dat de sociale zekerheid niet alleen het vangnet voor achterblijvers is, maar zich ook op de middengroepen richt. Een
dergelijk ‘maxi-stelsel’ biedt meer mensen een reductie van onzekerheid en zal zo een grotere rol kunnen spelen bij het soepel laten
functioneren van de arbeidsmarkt, dan een ministelsel. Maar aan deze keuze zijn ook kosten verbonden. De premies voor de
bovenminimale uitkeringen maken immers deel uit van de wig, en hebben zo een sterker verstorende werking op de arbeidsmarkt dan bij
private bijverzekering van het bovenminimale deel.
Ten slotte tracht de nota solidariteit en keuzevrijheid met elkaar te verzoenen. Het belang daarvan is duidelijk: in een individualiserende
samenleving is er behoefte aan eigen keuzes, zodat een boven-minimaal stelsel alleen handhaafbaar zal zijn als het hiertoe ruimte biedt.
Maar hoe doe je dat? De projectgroep stelt voor om spaar-elementen in het stelsel te brengen, waarmee boven-minimale rechten
individueel toerekenbaar worden. Dat schept de mogelijkheid voor keuzevrijheid, bijvoorbeeld voor een korte en hoge, of langdurig lage
uitkering bij werkloosheid. De solidariteit in dit ‘rugzak-model’ komt van de verevening van premies: de spaarpot van mensen met een
hoog inkomen wordt als het ware afgeroomd ten gunste van anderen. Toch, als verzoening van solidariteit en keuzevrijheid overtuigt dit
niet. Immers, om de verevening mogelijk te maken zal de premieheffing verplicht moeten zijn (anders gaan degenen die verevend worden
liever naar een particuliere verzekeraar). De vrijheid die dan overblijft, is die van de besteding aan de een of andere vorm van sociale
zekerheid. Dat is een schrale vrijheid die sterk aan paternalisme doet denken. Want waarom zouden mensen wel zelf mogen bepalen of ze
een jaar zorgverlof willen of eerder willen uittreden, maar niet om het geld aan een kindercrèche te besteden? Òf de overheid dwingt
solidariteit af, en legt verplichte premie- òf belastingheffing op, òf de overheid is paternalistisch, en stelt sparen voor zorgverlof
verplicht, òf we mogen het zelf uitmaken, en dan moeten we ook vrij zijn om een bestemming buiten de sociale zekerheid te kiezen.
De nota begint met een pleidooi om, na jarenlange discussies over de betaalbaarheid van het stelsel, nu eens niet de kosten maar de
baten centraal te stellen. Vervolgens worden er tal van meer of minder creatieve voorstellen gedaan (waarvan in het voorgaande slechts
enkele tegen het licht gehouden zijn), die een beeld oproepen van een sterke sociale zekerheid met hoge baten voor economie en
samenleving. Maar net zo goed als de fixatie op de kosten van de sociale zekerheid in de afgelopen jaren tot ondoordachte beslissingen
heeft geleid, zal een fixatie op de baten dat doen. Het gaat altijd om de afweging van kosten en baten, van voor- en nadelen, van
verschillende vormen van rechtvaardigheid. Deze afwegingen komen in de nota veel te weinig uit de verf.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )