Ga direct naar de content

Een akkoord met gevaarlijke kanten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 4 1985

betalen. Voor Rotterdam is de SHB(Stichting Haben Bedrijven)-pool in het leven geroepen om de asynchrone werkdrukte bij
de havenbedrijven op te vangen. De werknemers hebben een normaal arbeidscontract bij de pool, terwijl de bedrijven met
een minimale eigen bezetting kunnen volstaan.
Financieel wordt de pool gedragen door:
— de betrokken werkgevers, die eventuele
leegloop in de pool (in slappe tijden) gezamenlijk dragen;
— werkgevers die niet zijn aangesloten
doch in piekperioden tegen (een hoger)
tarief poolwerknemers kunnen inschakelen voor zover deze door de garanderende bedrijven op dat moment niet nodig zijn; en
— een bijdrage in de improduktiviteitskosten van de pool uit het Algemeen
Werkloosheidsfonds (AWF) 1).

Maatschappijspiegel

Het werkgelegenheidsakkoord
in de stukgoedsector
in Rotterdam
Een akkoord met gevaarlijke kanten
PROF. DR. W. VAN VOORDEN

Inleiding
In juli jongstleden is in de zogenoemde
commissie-Van der Louw een conceptwerkgelegenheidsakkoord voor de stukgoedsector afgesloten tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties in de Rotterdamse haven voor de periode 1985 tot
1991. Nieuwe afspraken tussen partijen
waren nodig vanwege het aflopen van de
tot dan toe geldende afspraken, die gemaakt waren in de zogenoemde commissie
II (die zocht naar oplossingen voor de
werkgelegenheidsproblematiek in de Rotterdamse haven), en die hun weerslag vonden in het Nehem-rapport Structuurver-

beteringsplan voor de conventionele stukgoedsector in de Nederlandse havens
(1982).
Het nieuwe concept-akkoord raakt een
groot aantal werkgelegenheidsfacetten. Zo
zijn afspraken gemaakt met betrekking tot

910

arbeidstijdverkorting, VUT, afvloeiing
voor 57,5-jarigen, instroom van jongere
werknemers en – last but not least – toepassing van de arbeidspoolconstructie.
Met name de invulling van dit laatste element in het concept-akkoord vormt een essentiele verandering ten opzichte van de
bestaande regeling, die, zoals hier zal worden uiteengezet, negatief moet worden gewaardeerd.

De voordelen van een dergelijke regeling
zijn evident. De deelnemende bedrijven
kunnen bij pieken in het werkaanbod beschikken over vakbekwaam personeel dat
in dalperioden niet (of slechts ten dele) behoeft te worden doorbetaald. De betrokken werknemers hebben een normale
rechtspositie ten opzichte van de pool, die
veruit te verkiezen is boven tijdelijke arbeidscontracten en/of werkloosheid. De
voordelen van de arbeidspool komen uiteraard het sterkst tot uitdrukking wanneer
het werkaanbod bij de deelnemende bedrijven asynchroon fluctueert en de maximale omvang van de pool zodanig is vastgesteld dat de gemiddelde leegloop (improduktiviteit) zo klein mogelijk is.
Aan de eerste voorwaa’rde voldoet de haven bij uitstek, hoewel ook elders (b.v. beroepsgoederenvervoer, bouw, horeca) van
wisselend werkaanbod tussen bedrijven
sprake is. De tweede voorwaarde is door
middel van afspraken min of meer aangetast. De commissie II heeft in 1983 bepaald
dat de SHE in verhouding tot het stukgoedpersoneel in dienst van de bedrijven
een omvang van 50 % + 100 zou moeten
hebben. Voordien was de verhouding vast
personeel: SHE 70: 30. Vooruitberekeningen over structurele en conjuncturele ontwikkelingen met betrekking tot de stukgoedbehandeling in de Rotterdamse haven
rechtvaardigen volgens de commissie deze
nieuwe verhoudingsgetallen. Het Algemeen Werkloosheidsfonds als medefinancier van de improduktiviteit heeft vervolgens een onderzoek gestart naar de werking van de SHE om inzicht te verkrijgen
in de maximaal toelaatbare poolomvang
gerelateerd aan de goederenstromen. Naar
verwachting zullen de resultaten van dit
onderzoek binnen twee maanden ter beschikking komen. So far so good.

De functie van de arbeidspool
In de Werkloosheidswet is een bepaling
(art. 42) opgenomen die het de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid mogelijk maakt tegen bepaalde werkgevers een
loongarantieregeling te treffen. Dit betekent dat de betrokken werkgevers, ook indien er geen werk voorhanden is, gehouden
zijn het loon van de werknemers door te

Kernelemenlen uit het concept-akkoord
Het expireren van het akkoord van de
1) Het is opvallend dat in de wet alleen een bijdrageregeling is opgenomen voor een arbeidsreserve in de haven.

Grensverleggende gevolgen
commissie II per 1 juli jl. maakte overleg
nodig over de eventuele voortzetting van
Voor een buitenstaander bevat het
de havenarbeidsreserveregeling, alsmede
over de condities waaronder dat diende concept-akkoord een aantal moeilijk te
doorgronden regelingen. Zeker is dat de
plaats te vinden. Na zeer weerbarstige onbetekenis van de hier verkort weergegeven
derhandelingen heeft dit geresulteerd in
het in de inleiding genoemde concept- elementen die op de havenarbeidsreserveakkoord. Met betrekking tot de havenar- regeling betrekking hebben verstrekkend
beidsreserveregeling zijn daarin enige ele- is. Opmerkelijk zijn mijns inziens met
name:
menten opgenomen die in meer dan een op1. de wettelijke regeling (hoofdstuk IIIc
zicht twijfelachtig zijn. Het gaat daarbij
van de Werkloosheidswet (WW)) is
met name om de volgende afspraken:
ontworpen vanuit de intentie om een
– ,,de omvang van de SHB wordt tot en
adequate arbeidskrachtenvoorziening
met 1990 vastgelegd op 55 procent van
te bewerkstelligen, met voldoende vakde behoefte aan direct personeel in het
bekwaamheid om de fluctuerende goestukgoed (door middel van halfjaarderenstromen in de haven te behandelijkse peildatumberekeningen vast te
len. Het nieuwe akkoord laat deze instellen) plus de ingevolge 7 (zie volgententie volledig ,,los”; niet langer wordt
de gedachtenstreepje, WvV) vast te
de maximale omvang van de pool bestellen omvang van de PFO.” 2);
paald door de verwachte ladingstro- ,,er komt voor direct personeel een remen, doch door de mate waarin persogeling in de vorm van een pool voor tijneel overtollig (overcompleet, faillissedelijk overcompleet en faillissement) wordt. De pool krijgt daarmee
ment/surseance. Deze pool, die PFO,
het karakter van reservoir voor overis een doorlopende, administratieve
tolligheid. Fijnmazige afstemming van
SHB-constructie tot en met 1990. De
de poolomvang gebaseerd op een geleegloop in de PFO komt voor 70 promiddeld lage improduktiviteit, vercent voor rekening van het AWF. Dit
keert afhankelijk van deconfitures en
betekent dat de feitelijke leegloop binneergang in de stukgoedsector in het tenen de SHB in eerste instantie voor 70
gendeel van uitdijende leegloop. Tegen
procent voor rekening van het AWF
de achtergrond van de intentie van de
komt, voor zover die feitelijke leegloop
wet is er sprake van een oneigenlijk gekleiner of gelijk aan de omvang van de
bruik van de havenarbeidsreserveregePFO is. Eventuele feitelijke leegloop
ling, dat vanzelfsprekend een precehoger dan de omvang van de PFO valt
dentwerking zal uitoefenen in andere
in de gebruikelijke AWF-regeling.
havens en sectoren;
Voor de goede orde zij opgemerkt dat
deze administratieve constructie niet
inhoudt dat er binnen de SHB sprake is
Deze rubriek wordt verzorgd door de
van PFO-werknemers, die anders ingevakgroep Sociaal-economisch Besluit van
deeld zouden kunnen worden dan de
de Erasmus Universiteit Rotterdam
overige SHB’ers. Evenmin is sprake
van een verschillende rechtspositie
resp. verschillende arbeidsvoorwaarden. De omvang van de PFO ter afdek- 2. de verhouding vast personeel – SHB
king van een tijdelijk overcompleet
(oorspronkelijk 50 : 50 + 100) wordt
voor de SHB op 55% gebracht, terwijl
wordt bepaald met behulp van halfjaarlijkse peildatumberekeningen en is
het vergoedingspercentage door het
AWF (nu bij benadering 50) voor de
gelijk aan het op die peildatum te berePFO- en OHP-pools op 70 wordt gekenen overschot aan direct personeel
bracht. Het concept-akkoord voert
(…)”;
voor deze wijzigingen geen overtuigen- , ,de indirecten en beambten die hun arbeidsplaats bij hun bedrijf als gevolg
de argumentatie aan. De verhogingen
van faillissement verliezen, kunnen op
lijken met name te zijn ingevoerd om
gemaakte berekeningen over de oplobasis van vrijwilligheid via een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worpende kosten van improduktiviteit ten
gevolge van afnemende behoefte aan
den ondergebracht in een om-, her- en
bijscholingspool (OHP), die aan de
direct en indirect personeel in de haven
bij ontslagverbod sluitend te kunnen
SHB gelieerd is. Vanuit deze pool zulmaken. Het is evident dat door deze
len deze werknemers worden bemiddeld met als doel zo spoedig mogelijk
verhogingen kosten van de inkrimpen-

voor hen een nieuwe arbeidsplaats te

de werkgelegenheid op het AWF wor-

vinden (…). Ten behoeve van de
noodzakelijke om-, her- en bijscholing
zal een beroep worden gedaan op de
scholingsfaciliteiten en subsidiemogelijkheden van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze
pool wordt voorts gefinancierd door de
verplichtingen uit hoofde van de opzegtermijn van de vorige werkgever (…).
Gedurende de eerste zes maanden, valt
de OHP onder de bijdrageregeling van
het AWF. De bijdrage in de leegloop
bedraagt 70 procent(…)”.

den afgewenteld. De verhoging van de
bijdrageregeling voor de PFO- en
OHP-pools naar 70% maakt voorts
dat er twee vergoedingspercentages zullen gelden: 50 voor de ,,normale” SHB
en 70 voor de PFO en OHP. De verdeling van direct personeel over de normale pool en de 70%-pool is evenwel
alleen een administratieve handeling en
is niet fysiek — naar personen – onderscheiden. Het gevolg van deze aanpak is dat steeds eerst de improduktiviteit onder de 70%-vergoedingsregeling

ESB 11-9-1985

wordt gebracht en pas indien daar het
plafond is bereikt de 50%-bijdrageregeling wordt gehanteerd. Zowel door
het hogerc vergoedingspercentage als
door de overeengekomen volgtijdelijkheid worden de lasten van improduktiviteit en overtolligheid in zeer sterke

mate afgewenteld op het AWF;
3. deze elementen in het concept-akkoord
werken zeer onrechtvaardig uit voor de
rest van het bedrijfsleven. De premies
in het kader van de Werkloosheidswet
die door het AWF worden beheerd,
worden door het gehele bedrijfsleven
(werkgevers en werknemers) opge-

bracht. Deze premies worden (te zamen
met andere middelen) in het conceptakkoord voor de haven aangewend om
ontslagen te voorkomen, terwijl voor
de premiedragers zelf (met uitzondering van de haven) het werkloosheidsrisico niet is uitgesloten; een duidelijke
vorm van rechtsongelijkheid. Via het
AWF dreigt het bedrijfsleven een werkgelegenheidsgarantieregeling in de

Rotterdamse haven tot en met 1990 te
financieren, die voor de andere bedrijfstakken en sectoren onbereikbaar
is;
4. het is in hoge mate twijfelachtig of de
om-, her- en bijscholingspool (OHP)
wel onder de wettelijk geregelde bijdrageregeling (art. 42 van de WW) kan
worden gebracht. Ten eerste is ook hier
overduidelijk dat de intentie van op
werkaanbod (goederenstromen) afgestemd poolaanbod volledig is losgelaten, omdat via om- bij- en herscholing herplaatsing elders wordt nagestreefd. Ten tweede gaat het bij de
beoogde beroepscategorieen – indirecten en beambten — niet om personeel wier inzet varieert met het komen
en gaan van schepen. Kantinepersoneel, portiers en boekhouders zijn ook
in dalperioden nodig voor koffie, bewaking en financiele verslaglegging.
Dit werk neemt niet af wanneer een
schip de kade verlaat. Juridisch vormt

ten slotte het grootste obstakel om de
OHP onder de wettelijke havenarbeidsreserveregeling te brengen het feit
dat het hier beroepen betreft die niet als
havenberoepen kunnen worden gekwalificeerd. Herplaatsing van overtollig
geworden indirecten en beambten
wordt dan ook (vooral) beoogd in andere bedrijfstakken en sectoren.
Stuwende krachten achter het conceptakkoord

Rechtsongelijkheid,
onvoldoende
rechtsgrond, een vage financiele horizon
en een mogelijke precedentwerking zijn
door de betrokken partijen voor lief genomen om tot overeenstemming te komen.
Zoekend naar een verklaring voor dit resultaat zijn de volgende krachten van belang.
2) PFO = pool voor faillissementen en overcompleet.

911

De economische betekenis van deze sector en de noodzaak ten opzichte van bui-

houdingen aldaar. Dit dilemma mani-

dilemma door het AWF bij de bespre-

festeert zich concreet voor de centrale

kingen te betrekken, ontmoet weer-

tenlandse havens een gunstige concurren-

organisaties die in een tripartite struc-

tiepositie te verkrijgen zijn bepalende fac-

tuur te zamen met onafhankelijke le-

toren geweest om in de Werkloosheidswet
een uitzonderingspositie voor de haven te

ten de omvang van de stukgoedsector in de
haven van geringe betekenis is, hebben de

den in het AWF, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op zijn
verzoek moeten adviseren. Beide dilemma’s spelen evenzeer aan werkgeverszijde; kostenbewust ingesteld aanvaardt men het concept-akkoord als
wapenstilstand tot 1991, ondanks de
grensverleggende effecten; het afwegingsprobleem bij de centrale organisaties is identiek aan dat aan werknemerszijde;
het dilemma van de ideologic. De bijdrageregeling als een structured onderdeel van de bedrijfsvoering staat dwars

stand omdat dan de centrale organisaties via het AWF in rechtstreekse onderhandelingen met hun aangesloten
bonden zouden komen te verkeren.

daar afgedwongen verbeteringen in de ar-

op het in werkgeverskring sterk aange-

In andere bedrijfstakken bereidt men op

beidsvoorwaarden een grote olievlekwerking op de arbeidsvoorwaarden elders. De
400-gulden-actie uit 1970 en het havenconflict in 1979 hebben als Rotterdamse acties

hangen geloof in de vrije werking van
de markt. Bij de vervoersbonden staat
het beleid gericht op het voorkomen
van ontslag van havenwerknemers

nationale betekenis c.q. nationale aandacht gekregen. Het belang om de arbeids-

dwars op de intersectorale werkne-

dit moment arbeidspools voor. Ik vraag
mij af welke houtsnijdende argumenten
kunnen worden gebruikt om dat wat in de
haven is toegestaan elders te weigeren.
Wellicht is het beter om de gehele bijdrageregeling uit de nieuwe werkloosheidswet
te verwijderen. De nationale betekenis van
de haven kan dan worden ondersteund en
tot uitdrukking worden gebracht door subsidiering door de overheid. Dat doen andere landen immers ook.

scheppen. Daar komt bij dat het gedrag

van havenarbeiders voor het stelsel van arbeidsverhoudingen van cruciaal belang is.
Arbeidsconflicten in de haven zijn niet al-

leen nadelig omdat zij afbreuk doen aan de
reputatie van bedrijfszekerheid in de internationale vervoerswereld,,maar ook vanwege hun uitstraling naar de arbeidsverhoudingen in andere sectoren van het bedrijfsleven. Hoewel naar personeel geme-

rust in de haven te bewaren, stijgt daarmee
ver uit boven de omvang van deze sector

merssolidariteit die de grondslag van
de vakbeweging is;
het dilemma van de gescheiden rollen

als zodanig. Opvallend voor de havenar-

van onderhandelaar en financier. De

beid is de invloed van de basis op de institutionele verhoudingen. Ruwe, onregelmati-

belangen, machtsmiddelen inzetten voor

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het concept-akkoord
mogelijk gemaakt door financiele toezeggingen die in belangrijke mate voor
rekening van het AWF komen, dat zelf
niet bij de beraadslagingen betrokken
is geweest. Sinds 1982 is de rijksbijdrage aan het AWF afgeschaft en wordt

loonsverbetering. Deze stuwende krachten
aan de basis maken dat de vervoersbonden

het fonds louter gevoed door premies
van werkgevers en werknemers.

zich slechts dan vertegenwoordigers van de
havenarbeiders weten, wanneer zij kans
zien meer radicale bewegingen de wind uit
de zeilen te nemen. Na een dramatische

M.a.w. de minister zegt toe, het AWF
betaalt. De mogelijke oplossing uit dit

ge arbeid in de buitenlucht, veelal door qua

herkomst en opleiding homogene ploegen,
vormt kennelijk een goede voedingsbodem
voor anarchistische, egocentrische coalities, die zonder bekommernis om bredere

wending in het begin van de jaren zeventig

is dat gelukt met een beleid dat is gericht op
,,geen man gedwongen de poort uit”. De

hoge kosten van conflicten, de gevoeligheid voor ‘s lands economie en het besmettingsgevaar voor de arbeidsverhoudingen
elders hebben gemaakt dat de havenwerkgevers en de overheid op deze basis afspra-

ken hebben willen maken.
Dilemma’s

Achter de afspraken in het conceptakkoord gaat een reeks dilemma’s schuil:
– het dilemma van de druk van onderop.
Dit betreft het hierbovengenoemde dilemma voor de vervoersbonden die onder dreiging van het opduiken van radicale, vluchtige groeperingen en wilde
acties de belangen van hun leden sterk
particularistisch en weinig solidaristisch definieren;
– het dilemma van de bredere verantwoordelijkheid. Dit speelt op het niveau van de centrale organisaties waar
de consequenties van het conceptakkoord (rechtsongelijkheid, onvoldoende rechtsgrond, vage financiele
horizon en precendentwerking) moeten
worden afgewogen’ tegen de druk van
de aangesloten vervoersorganisatie en
de beheersbaarheid van de arbeidsver-

912

Slot

Het voorgaande maakt duidelijk dat
over de afspraken in het concept-akkoord
in verscheidene opzichten negatief moet
worden geoordeeld. Wie zal evenwel tot afkeuring (of negatieve advisering) willen
overgaan nu moeizaam een overeenkomst
tussen de partijen in de haven is bereikt, die
arbeidsrust lijkt te waarborgen tot 1991?

W. van Voorden

3) Het concept-akkoord is overigens dermate

ingewikkeld en ,,open” op een aantal punten,
dat conflicten over de interpretatie en nadere invulling geenszins zijn uitgesloten. Ook over de
interpretatie van het haven-akkoord in 1984 is
immers een langdurig conflict uitgebroken.

Auteur