Ga direct naar de content

Economische baten van 1992

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 11 1988

Economische baten van 1992
Deze week is het Cecchini-rapport over de economische baten van de voltooiing van de
EG interne markt in 1992 verschenen. Dit rapport geeft de resultaten van empirisch
economisch onderzoek naar de kosten van de huidige fragmentatie van de Euromarkt en
daarmee de directe en indirecte baten van het Witboek. Bovendien is uitvoerig ‘veldwerk’
verricht ten einde allerlei ‘informatietekorten’ bij voorbeeld op het gebied van
overheidsopdrachten en openbare werken te verminderen. De analyse leidt tot de
conclusie dat de baten aanzienlijk zijn, zowel op micro-economisch vlak als in termen
van inkomenstoename en werkgelegenheid. De onderstaande bijdrage geeft een beknopt
overzicht van de belangrijkste resultaten.

PROF. DR. J. PELKMANS*
Het Witboek van de EG-Commissie, Voltooiing van de
interne markt, is in wezen een omvangrijk programma om
de aanbodkant van de economie van de Gemeenschap radicaal te wijzigen. Weliswaar raakt dit programma niet de
gehele aanbodkant – met name de arbeidsmarkt blijft buiten schot – maar de voorgestelde maatregelen gaan desondanks aanzienlijk verder dan in het verstarde West-Europa aan het begin van de jaren tachtig voor mogelijk werd
gehouden.
De argumentatie ten gunste van een dergelijk initiatief is
vrijwel zonder uitzondering kwalitatief geweest. Vele pleidooien bewogen zich op een hoog abstractieniveau. De
sectorspecifieke redeneringen waren doorspekt met anekdotische bewijsvoering. Economische analyse was nauwelijks voorhanden. Sterker, zelfs de basis voor empirisch
economisch onderzoek bleek zwak, aangezien de aard en
de omvang van talloze intra-EG- belemmeringen onvoldoende bekend waren. Pogingen om althans de kwalitatieve economische betekenis van het voltooien van de interne produktmarkt te schetsen slaagden slechts ten dele. De
‘integratietekorten’ van de Europese Gemeenschap gingen gepaard met zo mogelijk nog grotere ‘informatietekorten1 .

schreven als het opheffen van de directe en indirecte fragmentatiekosten, voor zover deze het gevolg zouden zijn
van het volledig uitvoeren van het Witboek. Voor een goed
begrip van de resultaten is het zinvol kort in te gaan op de
taakopvatting, mogelijkheden en randvoorwaarden van dit
onderzoek.
In het licht van de geconstateerde informatietekorten
was het noodzakelijk, naast analyse, uitvoerig Veldwerk’
te verrichten. Onafhankelijk van de evaluatie van de gehanteerde methoden en de berekening van de baten, kan
het rapport dan ook worden beoordeeld in het licht van de
doelstelling de informatietekorten op het gebied van de interne markt te verminderen. De mogelijkheden daartoe waren uiteraard beperkt. Studie van de talloze achtergrondrapporten zal duidelijk maken dat het Cecchini-rapport kan
worden opgevat als een aansporing tot uitvoerige en regelmatige statistische rapportage (voorbeeld: overheidsaankoopbeleid) en nader economisch onderzoek (voorbeeld:
technische handelsbelemmeringen). De randvoorwaarden
bestonden vooral uit het korte tijdsbestek en budgettaire
beperkingen, hetgeen bij veldonderzoek op zoveel terreinen wel tot keuzes moest leiden.

Benadering en methoden
Mandaat van de Cecchini-groep ____
Het Witboek behelst een technische uitwerking van de
volgens de Commissie benodigde besluiten op EG-niveau
voor de voltooiing van de interne markt. In de inleiding baseert de Commissie zich op de achtereenvolgende resoluties van de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders tussen eind 1982 en begin 1985. Behalve een
algemene verwijzing naar verwachte groei, is er geen economische rechtvaardiging in het Witboek te vinden.
De Cecchini-groep werd gevraagd een empirisch onderzoek te verrichten naar de kosten van de huidige fragmentatie van de interne markt. De baten van ‘1992’ werden om-

ESB 11-5-1988

Gezien het mandaat is het Witboek als gegeven aangenomen. Vanuit economisch perspectief kleven er echter tekortkomingen aan dit document. Deze tekortkomingen
kunnen door aanvullende maatregelen worden weggeno-

* Hoogleraar economie, European Institute of Public Administration, Maastricht. De auteur was lid van de stuurgroep voor het onderzoek naarde economische baten van 1992 (Cecchini-groep).
1. Zie bij voorbeeld J. Pelkmans, De interne markt voor industriele produkten, WRR, Den Haag, 1985, en M. Albert en J. Ball,
Vers te redressement de I’economie europeenne, Rapport voor
het Europese Parlement, juli 1983.
447

men , maar dit is uiteindelijk een politieke kwestie waar het
onderzoek niet op is vooruitgelopen. Zo is de handelspolitiek van 1992 buiten beschouwing gelaten, hoewel de uitschakeling van art. 115, EEG, vragen oproept over de protectie voor personenauto’s alsmede voortextiel en kleding.
Deze vragen worden echter in het Witboek niet beantwoord.
Het rapport bestrijkt de industriele en dienstenmarkten.
De arbeidsmarkten blijven in het Witboek (en de Europese
Akte, die over ‘personen’, niet over ‘werknemers’ spreekt)
nationaal gereguleerd, inclusief het daaraan gekoppelde
niveau van de sociale voorzieningen, en zijn dus niet onderzocht. Kapitaalmarktliberalisatie is geheel benaderd
vanuit het perspectief van onbelemmerde verlening van financiele diensten door de gehele EG. Onder financiele
diensten zijn begrepen bankdiensten, verzekeringsdiensten en diensten met betrekking tot de effectenhandel.
Ondanks de begrijpelijke aandacht voor de macro-economische uitkomsten, dientte worden onderstreept dat het
rapport in hoofdzaak micro-economisch van aard is. Daarbij iszowel horizontaal (per type belemmering) als vertikaal
(per sector) gewerkt, en zijn diverse methoden gehanteerd
om de specifieke beperkingen van de gebruikte methoden
te omzeilen. Meestal is partiele- evenwichtsanalyse benut
om de directe baten te berekenen waar dat mogelijk was.
Bovendien is een prijsconvergentie- exercitie uitgevoerd.
Voor de indirecte effecten (in de traditionele integratieliteratuur de ‘dynamische’ effecten genoemd) is teruggegrepen op de industriele economie, waarbij diverse technieken zijn gehanteerd. Daarnaast is aanvullende informatie
over de kosten van belemmeringen en strategische intenties van bedrijven in reactie op ‘1992’verkregen door middel van een uitgebreide ondernemingsenquete.
De macro-economische schattingen zijn gebaseerd op
analyse van een viertal impulsen (opheffing binnengrenzen; non-discriminatoire overheidsaankopen en openbare
aanbestedingen van werken; liberalisatie van financiele
diensten; bepaalde gestyleerde, indirecte effecten aan de
aanbodkant; de stylering steunt op de empirische gegevens uit het micro-economische onderzoek), in twee verschillende modellen:
– het HERMES-model, dat negen sectoren maar (nog)
niet alle EG-lidstaten omvat, en het INTERLINK-model,
dat wel alle lidstaten omvat (alsmede derde landen), een
uitgebreid financieel blok heeft en waarbij niet alleen produkthandel maar ook diensten, kapitaal en teruggeploegde winsten de nationale economieen verbinden;
– een van de gedwongen keuzes was om het onderzoek
van belemmeringen en sectoren te concentreren op de
vier grote EG lidstaten. Andere lidstaten zijn soms wel,
soms niet meegenomen, behalve in de ondernemingsenquete die zich over alle lidstaten en alle (industrie)sectoren uitstrekte. Voor Nederland is bij voorbeeld geen
onderzoek gedaan naar de overheidsaankopen, wel
naar de kosten van grenscontroles en -formaliteiten en
de financiele diensten.

De rapportage
Een groot aantal eindprodukten zal worden gepubliceerd. In het tijdschrift European Economy verschijnt een
dezer dagen het economisch rapport onder de titel The
economics of 1992′. Een korte, niet-technische versie is
deze week gepubliceerd als Alles op alles voor Europa, de
uitdaging 19923. In de komende maanden worden tevens
uitgebreide samenvattingen van de horizontale en sectorale achtergrondstudies, empirische studies over bepaalde specifieke effecten van marktintegratie4 en enkele ad
hoc studies5 gepubliceerd. De ondernemingsenquete, de
micro- en macro-exercities en alle rapporten van consultants over horizontale barrieres, zes industriesectoren en
vijf dienstensectoren worden afzonderlijk en in hun geheel

448

uitgebracht ten einde de ‘informatietekorten’ te verminderen en nader onderzoek te bevorderen. Alleen de eerste
twee genoemde eindprodukten verschijnen in alle Gemeenschapstalen.

Directe kosten van belemmeringen_______
label 1 geeft de directe kosten van de onderzochte belemmeringen weer zoals deze uit de sectorstudies blijken.
Conceptueel zijn ertwee soorten directe kosten: enerzijds
kosten die de intra-EG-handel duurder maken (bij voorbeeld grenscontroles e.d.), anderzijds belemmeringen die
de kostprijs per eenheid produkt van de gehele output direct bemvloeden (b.v. bepaalde technische handelsbelemmeringen of specifieke regelgeving in sommige dienstensectoren).
De directe kosten spelen op korte termijn en zijn berekend voor een gegeven output en handelsvolume. Voor de
talloze details en empirische problemen hierbij wordt verwezen naar de achtergrondstudies of, tot op zekere hoogte, naar het economische rapport. Een enkele opmerking
is echter onontbeerlijk. Met betrekking tot groep I in label
1 zij vermeld dat tevens de technische handelsbelemmeringen zijn onderzocht. Het bleek echter niet verantwoord
de gedane case-studies op enigerlei wijze te generaliseTabel 1. Directe kosten van de onvoltooide interne markt
volgens sectorstudies, in mrd. ecu perjaar voor de EG-12*
I. Horizontale belemmeringen
– douanecontrole en -formaliteiten
8a9
– overheidsaankopen en openbare werken (excl. defensie) 4,4
II. Belemmeringen per industriesector
– levensmiddelen (incl. dranken)

0,4 a 0,8

0,3 a 0,6
0,5

geneesmiddelen
auto’s0
kleding en textiel
bouwmaterialen
telecom materiaald

III. Belemmeringen per dienstensector
– financiele diensten6
– bedrijfsdiensten6
– wegvervoer

– luchtvervoer (geregeld, passagiers)6
– telecom-dienstend

0,1 a 0,4
0,8
2,3

5,3
0,8
0,3
0,8
2,0

a. In het empirisch onderzoek bleek het niet altijd mogelijk de directe en indirecte kosten te scheiden.
b. De Witboekvoorstellen leiden niet tot prijsconvergentie of zelfs een belangrijke beweging in deze richting. Prijsconvergentiescenario’s (die overigens grote veranderingen in de nationale regelgeving veronderstellen) leveren veel grotere baten op.
c. Op grond van kwalitatieve informatie in het achtergrondrapport van Ludvigsen Ass. is een kwart van de totale kosten aangenomen.
d. Volgens het Telecom Groenboek scenario,
e. Arbitraire aanname: een kwart van de uiteindelijke prijsdaling.

2. Zie J. Pelkmans en A. Winter, Europe’s domestic market, Routledge/Royal Institute of International Affairs, Londen, 1988;T. Padoa-Schioppa e.a., Efficiency, stability and equity (Padoa-Scboppa rapport), Oxford University Press, Oxford, 1987.
3. Uitgever: B0rsen Nederland BV, Amsterdam.

4. Over schaaleffecten door C. Pratten; over wijzigingen van de
bedrijfs- en vestigingsgrootte in de loop der tijd door Schwalbach;
over de effecten van potentiele of actuele invoerconcurrentie op
kostenminimalisatie, in sectoren met schaaleffecten en produktdifferentiatie door A. Smith en A. Venables.
5. Waaronder een verkenning van de effecten van een zevental
belemmeringen binnen de interne markten van de VS en Canada, door J. Pelkmans en M. Vanheukelen.

ren. Waar mogelijk zijn de kosten van technische belemmeringen op conservatieve wijze geschat bij de sectorstudies. Met betrekking tot groep III dient te worden vermeld
dat met betrekking tot het wegvervoer alleen het grensoponthoud empirisch is onderzocht; voor luchtvervoer is geen
apart onderzoek gedaan. Beide cijfers resulteren uit een
voorzichtige interpretatie van de literatuur. Ten slotte zij de
lezer gewaarschuwd dat het optellen van I en II tot een beperkte mate van dubbeltelling leidt.
De kosten in tabel 1 zijn niet bijzonder hoog. Dit strookt
met de verwachtingen uit de theorie van de internationale
handel, waarin de statische netto voordelen ongeacht de
elasticiteiten betrekkelijk gering zijn6. De cijfers komen
eveneens overeen met de ordes van grootte voor welvaartsbaten in conventionele studies over handelsliberalisatie. Het belang van de voltooiing van de interne markt is
dan ook gelegen in de processen die de vergroting van de
markt en de concurrentie op gang brengen. Deze processen werken op langere termijn en vormen de basis voor
verdere groei en een groter concurrentievermogen.
Niettemin zijn enkele pogingen ondernomen om de totale directe baten te benaderen (tabel 1 is immers selectief). Voorde kostenverlagingen in de handel zelf zijn twee
varianten gebruikt die steunen op respectievelijk het achtergrondrapport over de kosten van grenscontroles/formaliteilen en dezelfde soort kosten in de ondernemingsenquete (de laatste met enige correcties). Hierbij zijn de bekende netto welvaartseffecten berekend voor 65 NACE-eindprodukten op drie-cijferniveau. Bij de kosten die direct op
de produktie drukken is vooral gelet op intermediaire goederen of leveringen: intermediaire inputs ingevoerd uit andere landen dalen in prijs en er treden schaaleffecten op
bij intermediaire goederenproduktie. Verder zijn er sectorale kostenreducties door selectieve deregulering die
‘1992’ nu eenmaal inhoudt. De gegevens voor de berekeningen komen uit de ondernemingsenquete (gezien de desaggregatie voor sectoren).
Er zijn twee calculates gemaakt; de tweede bevat ook
prijsverlagingen voor landbouwprodukten en staal. Het is
Tabel 2. Directe baten van de voltooiing van de interne
markt, in mrd. ecu perjaara
Variant A

Variant B

Landbouw
Olie, gas, benzine
Elektra, gas, water

0,7
1,2
3,3

3,0
1,6
3,3

Ertsen, metalen

0,5

1,7

Chemische produkten
Niet-elektr. machines
Kantoormachines

2,8
2,6
1,6
2,6
2,1

2,9
3,2
1,7
3,3
3,1

0,5
1,2
1,6

2,0
2,7
1,7

4,3
3,5
1,4
10,5

4,9
3,8
1,4
10,6

5,8

6,4

64,8

79,8

Elektr. goederen
Auto’s

Zuivelprodukten
Andere levensmiddelen (excl. dranken)
Textiel en kleding
Bouw
Groot- en kleinhandel
Zee- en luchtvaart
Krediet/verzekeringen
Niet-markt diensten

Totaal

a. Niet alle sectoren zijn in deze tabel opgenomen. Zie Tabel A.8, The economics of 1992. Wel is rekening gehouden met intermediaire inputs. Voor
de varianten zie de tekst.

van belang te zien dat diverse diensten goedkoper worden
als intermediaire input voor Industrie en diensten. Bij deze
twee directe baten naar sector zijn de resultaten voor overheidsaankopen opgeteld. Zie tabel 2.
De cijfers in tabel 2 zijn aanmerkelijk hoger dan die in tabel 1. Dat komt vooral doordat via de input-output-tabellen
het doorgeven van prijs- respectievelijk kostenverlagingen
van zowel industriele als diensteninputs kan worden aangetoond. Tabel 2 bestrijkt ook alle sectoren, terwijl tabel 1
weliswaar zes industriesectoren omvat die ongeveer 43 %
van de industriele toegevoegde waarde van de Gemeenschap produceren, maar de primaire sector geheel en de
diensten gedeeltelijk buiten beschouwing laat.

De indirecte baten_________________
De toenemende concurrentie en de grotere marktomvang leidt tot een aantal indirecte baten op lets langere termijn. Voor twee baten zijn berekeningen gemaakt, namelijk de schaaleffecten en (de opheffing van) technische inefficientie voor zover deze niet veroorzaakt wordt door suboptimale schaalproduktie (X-inefficientie). Voor schaaleffecten steunt het rapport op de zes sectorstudies in de Industrie, een uitgebreid overzicht van Cliff Pratten7 en werk
van Schwalbach over optimale bedrijfsgrootte. De voor de
benutting van schaaleffecten vereiste herstructurering is
geschat door Schwalbachs groeivoeten voor de vestigingsgrootte over 1979-1985 voor 10 sectoren te extrapoleren en de uitkomsten te vergelijken met de in Pratten te
vinden minimum efficiente schaalgrootte. Hieruit zijn kostenreducties berekend voor de finale output.
Voor X-efficiency zijn coefficienten berekend van de directe baten als een functie van de concentratiegraad in de
sector en de potentiele schaaleffecten. Deze coefficienten
zijn afgeleid van het werk van Smith en Venables8. Hierbij
zijn weer diverse varianten ingevoerd. Voor zover hier monopoliewinsten of excessieve factorbeloningen door speciale bescherming zijn opgenomen, is het niet mogelijk de
berekende voordelen van deze ‘overdrachten’ te zuiveren.
Gezien de berekeningswijze kan de X-efficiency-coefficient niet voor alle sectoren worden afgeleid; bij de diensten (bij voorbeeld verzekeringen en luchtvervoer) en de
primaire sectorzijn deze op nul gesteld, hetgeen de uitkomsten vermoedelijk sterk onderschat. Tabel 3 geeft een selectie van schaal- en X-efficiency-effecten in de Industrie
en totaaltellingen.
De omvang van de indirecte baten zijn globaal geverifieerd door de totale baten (als bij voorbeeld in tabel 2 en 3)
te vergelijken met de uitkomsten van een prijsconvergentie-analyse. Daarbij zijn twee hypothesen gebruikt. De eerste hypothese neemt convergentie op het EG-gemiddelde
aan voor industrieprodukten; voor andere goederen en
diensten is aangenomen dat de prijsdaling de helft is van
het verschil met de gemiddelde prijs in de twee lage-prijs6. Zij bij voorbeeld de uitvoerige studie van M. Miller en J. Spencer, die de welvaartseffecten (en niet alleen de wijzigingen in de
handelsstromen) meten: The static economic effects of the UK joining the EEC, Review of Economic Studies, februari 1977. Vgl. te-

vens hfst. 1-3 in J. Pelkmans, Market integration in the EC, Martinus Nijhoff, Boston/Dordrecht, 1984.

7. Wordt als achtergrondstudie gepubliceerd. Zie tevens hoofdstuk 6 van het economische rapport.
8. A. Smith en A. Venables, The costs of non-Europe, an assessment based on a formal model of imperfect competition and economies of scale, te publiceren als achtergrondstudie. Dit werk
vormt een voortzetting van hun artikel in Economic Policy, nr. 2,
1986. Hun werk is ge’msprireerd door het baanbrekende artikel
van Harris, Applied general equilibrium analysis of small open economies with scale economies and imperfect competition, American Economic Review, december 1984. Smith en Venables werken overigens in partieel evenwicht.

ESB 11-5-1988

449

TabelS. Enkele indirecte baten van marktintegratie, in mrd.
ecu perjaar
Schaaleffecten3 X-efficiency-effecten
plus ‘rents’
Olie, gas, benzine

2,0

0

Ertsen, metalen

2,8

0

Chemische produkten
Niet-elektr. machines
Kantoormachines

7,7
4,6
1,6

4,6
6,2

Elektr. produkten
Auto’s

5,4
4,7

11,0

Papier

2,9

1,5

61,5

45,6

Alle sectoren, incl. diensten

3,6
10,0

a. Weergegeven is de variant met prijsdalingen ook voor landbouw en staal.

landen. Bij de tweede hypothese verschilt alleen dat laatste: de andere goederen en diensten convergeren naar het
gemiddelde van de twee lage-prijslanden. Tabel 4 geeft de
laagste totale baten volgens de eerdere methode en de resultaten via prijsconvergentie.
Uit tabel 4 blijkt dat de ruwe ordes van grootte niet ver
uit elkaar liggen, ondanks de vele empirische problemen
bij de berekeningen. Baten per sector corresponderen
soms slecht. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat de coefficienten met de benadering van Smith en Venables
nauwkeuriger dienen te worden vastgesteld. Behoedzaamheid bij de interpretatie vloeit tevens voort uit variaties op de berekeningen van Harris voor Canada. Harris’
resultaten vertonen grote gevoeligheden voor wijzigingen
in bepaalde parameters9.
Ten slotte zij vermeld dat de onderliggende sectorstudies en de overheidsaankopenstudie eveneens getracht
hebben de indirecte baten te schatten. Hierbij is uitsluitend
op de gegevens voor de betreffende sector gelet, hetgeen
tot lagere resultaten leidt. De indirecte baten van het overheidsaankoop- en openbare-werkenbeleid zijn hoog: zo’n
Tabel 4. Totale baten van marktintegratie bijpartieel evenwichtc.q. prijsconvergentie, in mrd. ecu perjaar
Partieel evenwicht

Prijsconvergentie

16,5 miljard ecu na herstructurering en aanpassing. Bij de
zes industriesectoren van label 1 zijn de indirecte baten bij
de voedingsindustrie betrekkelijk gering (een enkele uitzondering daargelaten, zoals de biersector in Duitsland)
alsmede in de farmaceutica (omdat het Witboek weinig mogelijkheden biedt deze effecten te laten uitwerken). Voor
auto’s (2,1 miljard ecu) en telecom hardware (0,7 tot 2,5
miljard ecu) zijn de indirecte baten volgens de sectorstudies veel groter. Doorgaans echter betreft het hier alleen
schaaleffecten.
Bij de diensten zijn het vooral de traditioneel beschermde en vaak in kartels optredende leveranciers van financiele diensten waar de indirecte baten aanzienlijk zijn: bijna
17 miljard ecu. Ook voor wegvervoer (cabotage verdwijnt;
dit geeft concurrentiedruk; geschat is zo’n 4 miljard ecu),
luchtvervoer en telecomdiensten (afhankelijk van het scenario) zijn de indirecte baten fors. De lezerzij er nogmaals
op geattendeerd: deze sectorstudies staan op zich zelf en
zijn dus niet vergelijkbaar met bij voorbeeld de cijfers van
tabel 3 of 4.

Macro-economische effecten
Wegens het problematische karakter van algemeenevenwichtsmodellen voor empirisch onderzoek en wegens
het belang van de aanpassingsprocessen in de eerste,
zeg, vijf, zes jaren, werd geopteerd voor boven beschreven methode. De eerste-orde-effecten zijn op gestyleerde
wijze uit het micro-onderzoek overgenomen en als wijziging in een gedragsrelatie (bij voorbeeld de invoervraag
van openbare aankopers) of als wijziging van de structuur
(bij voorbeeld wijziging van een produktiefunctie in verband
met schaaleffecten of toename van de arbeidsproduktiviteit corresponderend met het opheffen van X- inefficiency)
ingevoerd in het model. Tabel 5 geeft de belangrijkste resultaten na zes jaar van een simulatie waarbij, zoals gezegd, vier impulsen zijn gegeven.
De conclusie is dat het Witboekprogramma als een aanbodeconomisch beleid kan worden gezien met bijzondere
gunstige effecten – en dat zonder belastingverlagingen.
Het bruto binnenlandse produkt neemt over een periode
van zo’n zes jaar met 4,5 % toe, uiteraard na de veronderstelde herstructurering. Het prijsniveau zal dalen of met 6%
minder stijgen. De werkgelegenheid neemt toe met bijna 2
miljoen arbeidsplaatsen, naeen aanpassingsproces waar-

hyp. 1 hyp. 2

Landbouw
Olie, gas, benzine
Elektra, gas, water
Chemische produkten
Niet-elektr. machines

0,7
1,2
3,3
9,2
11,3

Kantoormachines

6,6

Elektr. goederen

15,7

Auto’s

0

0

2,4
3,1
6,6
5,4
1,8

2,4

Textiel en kleding
Bouw
Zee- en luchtvaart
Telecom diensten
(volgens Groenboek)
Krediet/verzekeringen
3

Totaal

Grens-

4,9
11,8
10,8
3,3
7,4

14,1

Andere levensmiddelen
(excl. dranken)

Tabel 5. Macro-economische effecten van voltooiing van
de interne markt na zes jaar

3,7
5,1

10,2

3,6

4,4

5,3

3,3
4,3
1,4
1,7

5,6
12,8
3,4
6,8

5,6
25,5
6,9
13,6

10,5

4,6

9,3

126,3

82,0

controles

Overheids-

Aanbod- Totaal

Toename bbp

142,0

a. Niet alle sectoren zijn expliciet opgenomen. Zie bron, Tabel A.9 in hoofdstuk 7.

in %

0,4

0,5

1,5

2,1

4,5

-1

-1,4

-1,4

-2,3

-6,1

Toename arb.pl.
xl.OOO
200

350

400

850 1 .800a

0,3

1,1

0,6

Stijging
cons.prijzen in %
Daling begrotingstekorten
in % bbp

0,2

2,2

a. Vanaf het derde jaar neemt het aantal arbeidsplaatsen toe; bij de berekening is alle directe arbeidsuitstoot verondersteld plaats te vinden in jaar 1.

9. Voor een beknopt overzicht zie bij voorbeeld John Lester, Un
survol des etudes empiriques sur la liberalisation des changes
commerciaux, Treasury, Ottawa, 1987.

450

Fin.

aankoop- diensten effecten
beleid

bij aanvankelijk arbeidsplaatsen verdwijnen. Verder nemen de begrotingstekorten af10.
Er zijn bovendien nog simulaties uitgevoerd waarbij de
geanticipeerde verbetering van de overheidsfinancien is
benut voor overheidsinvesteringen en verlaging van de directe belastingen. Dit verhoogt de inkomenstoename tot
7,5%, de werkgelegenheidstoename tot bijna zes miljoen
banen, maar verslechtert de externe positie. Corrigeert
men voor dat laatste, dan komt de toename van de werkgelegenheid op zo’n 4,4 miljoen banen.
Een ander scenario voor begeleidend macro-beleid gebruikt 30% van de geanticipeerde prijsdaling, zodat de
prijsdaling uiteindelijk slechts 4,5 % wordt. Dat beleid zou
leiden tot 5 miljoen arbeidsplaatsen, een toename van het
bruto binnenlands produkt met 7 % en een zeer geringe
verslechtering van de externe positie.

Nederland waar de residuen van protectionistisch gedrag
en regelgeving althans in de produkt- en dienstenmarkten
geringer zijn dan in diverse andere lidstaten, geldt dit punt
des te sterker. Overigens moet men bij de ‘opening’ van tot
nu toe gesloten deelmarkten wel verwachten dat ook de lokale marktparticipanten een metamorfose zullen ondergaan, en concurrerend worden.

Jacques Pelkmans

10. Zie hoofdstuk 10.2 van het economische rapport. De omzetting van de vier micro-impulsen aan de aanbodkant in macro-economische effecten kan in dit korte bestek niet worden toegelicht

Conclusies____________________
De voltooiing van de interne markt roept vele vragen op.
Deze vragen betreffen de talloze technische aspecten van
economische regelgeving op vele terreinen, de politieke
haalbaarheid van allerlei zwaardere ‘dossiers’, de economische consequenties van ‘1992’ en de implicaties voor de
Gemeenschap en de lidstaten. Het Cecchini-rapport is een
poging de directe en indirecte baten van de interne markt
te schatten. Deze baten zijn aanzienlijk, niet alleen in de
nu nog enigszins beschermde industrie- of dienstensectoren, maar ook macro-economisch.
Dat neemt niet weg dat vele economische consequenties in het rapport alleen kwalitatief worden behandeld. Zo
wordt bij voorbeeld uitvoerig ingegaan op de effecten van
marktvergroting en concurrentie op de aard en snelheid
van innovatie zonder een en ander in de bovenstaande berekeningen mee te nemen. Allerlei andere denkbare vragen vallen buiten het (tocn al ruime) mandaat van de groep.
Het rapport (en zeker de vele achtergrondrapporten)
verstrekt zoveel details dat allerlei economische consequenties voor de individuele lidstaten opgespoord zouden
kunnen worden. Een systematische evaluatie per lidstaat
is met de gebruikte gegevens echter niet mogelijk. De veel
gestelde vraag welke ruimtelijke relocaties van bedrijven,
vestigingen, nieuwe vestigingen en distributiepunten moeten worden verwacht, wordt niet beantwoord. Daar staat tegenover dat de twee jaar geleden al zo knellende vraag
van het ‘economisch waarom’ van het Witboek in elk geval
naar vermogen empirisch beantwoord is. Bovendien is dit
met een mate van desaggregatie gedaan die past bij een
gedetailleerd programma van regelgeving en liberalisatie
van de vele produkt- en dienstenmarkten. De schromelijke
informatietekorten worden daardoor verminderd.
De uitvoering van het Witboek is momenteel in voile
gang. De scepsis is verminderd en de politieke haalbaarheid van nog te bespreken voorstellen lijkt een positieve
functie te zijn van het aantal en de moeilijkheidsgraad van
reeds genomen beslissingen. Diverse lastige beslissingen
zijn reeds genomen, vooral voor de diensten. De conclusies van het Cecchini-rapport zijn ongetwijfeld op te vatten
als een aansporing voor de bewindslieden in alle lidstaten
het einddoel zo spoedig mogelijk te bereiken en zich niet
door deelbelangen of overdreven vrees voor de aanpassingsprocessen te laten afbrengen.
In alle duidelijkheid dient te worden gesteld dat de feitelijke welvaartsverbeteringen alleen worden bereikt indien
herstructurering, rationalisatie en (soms) een andere ondernemingsstrategie ter hand wordt genomen. Om de geraamde voordelen ook te realiseren moet concurrentie
overal als een uitdaging en een kans worden beschouwd
en niet primair (of zelfs uitsluitend) als een bedreiging. Voor

ESB 11-5-1988

Samenvoegen is precisiewerk

451

Auteur