Economisch-Statistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIEN EN VERKEER
SECRETARIS VAN MEDEWERKERS: Mr. H. C. KRONENBERC
1 E JAARGANG
WOENSDAG 5 JANUARI 1916
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
No. I
de grootste beteekenis. Ieder pogen tot vermeerdering
Met den groei van het economisch leven van onzen van kennis op dit gebied en tot zooveel mogelijk zelftijd verbreedt zich de kring van verschijnselen, welke standig Nederlandsche voorlichting dient thans meer
aan den handelsman en i n het algemeen aan hem, die dan ooit een nationaal belang.
Zal het blad evenwel in staat zijn deze taak te verden ontwikkelingsgang van dat leven wil gadeslaan,
vullen, dan i s samenwerking van alle beschikbare
belang inboezemen.
Tegelijkertijd neemt d e berichtgeving in omvang krachten noodzakelijk. Ondergeteekenden doenhiervoor
toe : vakbladen, mededeelingen van vakgenooten, de een beroep op de medewerking hunner landgenooten,
groote dagbladpers verschaffen voortdurend meer ge- op de mannen u i t het practische leven in de eerste
gevens, die den koopman en den industriëel i n staat plaats, op allen, die i n de economische ontwikkeling
stellen zich een steeds scherper beeld t e vormen van van ons land belangstellen, en inzonderheid op hunne
hetgeen hier en elders op het eigen gebied voorvalt, landgenooten i n de ko!oniën en in den vreemde.
doch tegelijkertijd den buiten dat speciale vak staanDe hoofdlijnen, die den inhoud van het tijdschrift
den belangstellende het gezicht op de groote lijnen
bemoeilijken.
zullen bepalen, zijn i n het bovenstaande weergegeven.
Voor de economische en financiëele verschijnselen H e t redactioneele gedeelte zal daarnevens onder meer
van meer algemeenen aard geldt ten deele hetzelfde.
nog bevatten overzichten van belangrijke rechterlijke
De groote dagbladpers, die o p steeds ruimer schaal de beslissingen op handelsgebied, overzichten van de berol van berichtgeefster op d i t gebied op zich neemt, drijfsresultaten van belmgrijke vennootschappen of
i s door haren aard i n hoofdzaak aangewezen op het groepen van vennootschappen, boekaankondigingen etc.
geven van bouwstoffen. Wel bevatten ook hier t e lande
De afdeeling ,,Statistiek en Overzichten” draagt in
de voornaamste bladen regelmatig belangrijke samen- verschillend opzicht het stempel van dezen tijd. Vervattende overzichten, doch de taak van het weekblad, scheidene gegevens ontbreken of hebben door de abnordat juist door het bestaan dezer dagbladpers zich tot male omstandigheden, waarin verschillende takken van
hoofdzaken kan bepalen, dat zijn statistisch materiaal handel en bedrijf i n toenemende mate komen t e vervolledig kan rangschikken en d e weergegeven cijfers keeren, voorshands aan beteekenis verloren. Daarenstellen i n de r i j hunner voorgangers, kan het dagblad
tegen is met name aan de statistiek der wisselkoersen
en aan de weekstaten der buitenlandsche circulatieniet overnemen.
Deze en dergelijke oorzaken hebben buiten ons land
banken meer ruimte gegeven dan in rustiger tijden
het geval zou zijn.
het aanzijn gegeven aan een reeks van weekbladen,
H e t ligt in het voornemen de gepubliceerde koersen
waarvan enkele als de Engelsche,,Economist” zich een
en weekstaten achtereenvolgens in het kort toetelicliten.
internationalen naam hebben verworven.
I n een der volgende numniers zal hiermede een aanvang
Hier te lande ontbreekt een dergelijk blad. Welwordt
worden gemaakt.
door een aantal tijdschriften en enkele officiëele publiUit den naasten kring van hen, die i n het blad belangcaties een gedeelte van het gebied bestreken, doch het
stellen en zich tot daadwerkelijke medewerking bereid
geschiedt in ander verband en met ander doel.
Ook het blad, waarvan hiermede het eerste nummer verklaarden, heeft zich reeds voorloopig eene commissie
het licht ziet, is in den vorm, waarin het zijn levensloop van -medewerkers gevormd, welker ledental zich, naar
aanvaardt, niet bij machte die leemte geheel t e vullen. ondergetiekenden hopen, nog belangrijk zal uitbreiden.
Toch hebben ondergeteekenden gemeend met de ver- De leiding van het tijdschrift berust bij ondergeteewezenlijking der plannen, die reeds voor den oorlog tot kenden, terwijl eene commissie u i t hun midden, aanzekere rijpheid waren gekomen, niet langer t e moeten gevuld met enkele leden van de algemeene commissie
wachten. Immers indien ooit, dan heeft thans een van medewerkers, zich met de dagelijksche zorg belast.
dergelijk blad, ook al moet het zich aanvankelijk zekere
Jhr. F. W. L. D E BEAUFORT.
beperkingen opleggen en al zal in den eersten tijd het
Mr. G. W. J. URUINS.
reproductieve karakter wellicht meer op den voorgrond
Mr. R. E. KIELSTRA.
staan, hier t e lande een taak t e vervullen. H e t groote
Mr. H. G. KRONENBERO.
economische gebeuren van onzen tijd, de economische
NICO J. POLAK.
verschuivingen, die zich in deze dagen in de internatioMr. Q. J. TERPSTRA.
nale samenleving voltrekken, zijn ook voor ons land van ,Januari 1916.
E. D E N T E X .
19
Mi
e
1920
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
AANTEEKENINGEN.
D e g e l d p o l i t i e k i n N e d e r l a n d . – Getlateerd 15 M e i 1920 i s de n a v o l g e n d e v e r k l a r i n g
openbaar g e m a a k t :
Onder de ingewikkelde sociaal-economische vragen, die
hier t e lande op het oogenblik eene oplossing eischen, neemt
dat dcr geldpolitiek, als onderdeel van h e t duurtevraagstuk, een eerste plaats in.
Doordrongen van d e groote volksbelangen, welke bij een
ordelijk en waardevast ruilmiddel, vooral thans, betrokken zijn, achten ondergeteekenden het hun plicht een woord
van ernstige waarsohuwing t e doen hooren tegen de neiging in vele kringen, om in een voortgaande uitzetting
van het ruilmiddel, met haar direct gevolg van ruimte op
de gelà markt, heil t e zien.
Deze politiek is dezer dagen door eeu der grootste bankiiistellingen aangeprezen, al< mare / i j in het nlgemceii
Iwlaug, terwijl ook de geldpolitiek, die tot dusverre, met
name sedert den wapenstilstantl, gevolgd is, van denzelfden gedaohtengang blijk geeft.
I n de eerste dagen van den oorlog heeft men den zuiveren gouden standaard verlaten. Of d i t terecht geschied is
en met name gedurende den oorlog d e gezondheid van ons
ruilmiddel voor hoogere belangen moest wijken, wensrlieii
wij in het midden t e laten. H e t k a n eohter niet ontkend
worden, d a t door d a t verlaten van den gouden standaard
de mogelijkheid geopend is voor een uitzetting van den
voorraad ruiImidde1en (zoowel i n den vorm van papiergeld
als van rekening-courant saldi) buiten d e normale grenzen.
I n het bijzonder is hierdoor een zeer omvangrijke uitzetting van de credieten der Nederlandsche Bank a a n Rijk e n
gemeenten mogelijk geworden.
Naar de meening van ondergeteekenden mocht de omvang onzer circulatie, nadat er van een noodtoestand geen
sprake meer ,was, niet langer overwegend door boveristaande factoren worden heheerscht. Slechts d e wezenlijke
behoefte a a n ruilmiddel bij het publiek mag thans aan de
<.irculatiebank t o t richtsnoer dienen hij de bepaling van
ilcii ruilmiddelenvoorraad.
De leer der inflabiouisteii u i t de l ï e en de 18e eeuw, als
oude het economisch leven baat vinden bij het bederf van
liet ruilmiddel, immers bij hooge prijzen, is t e afdoend weerlegd, d a n dat zij hier nog bestrijding van noode zoude
hebben.
Het is noodzakelijk, d a t Nederland een groot aandecl
iieme in den wederopbouw van Europa. Vergrooting van
de hoeveelheid circuleerend ruilmiddel is echter a a n deze
hulpverleening allerminst noodwendig verbonden. Lanqs
anderen e n beteren weg kunnen de hiervoor noodige )eiiitlerdaad meer ruilmiddel noodig is, om daarna weer iugekrompen t e kunnen worden. Maar diiiirzanic verineiSrdering i n een tijd, waarin de productie niet vermeerderd
i,;, terwijl tevens de natuurlijke weg tot inkrimping afgv
doten is, is niet de eischen eener juiste elasticiteit iii
strijd.
Van den verkeerden weg, waarop wij ons bevinden, op
den goeden weg terug t e keeien, g a a t niet zonder moeilijkheden. Zij mogen geen reden zijn om dien terugkeer, die
eens plaats moet vinden, u i t t e stelleii. Dc moeilijkheden
zouden er slechts door vermeerderen.
Ons ruilmiddel is gedeprecieerd tegenover het goud, d a t
zijn wettelijke waardestandaard was, waardoor tevens een
onnoodig element v a 3 onzekerheid is gekomen i n d e wisselkoersen op die landen, waar de gouden standaard gehsndhaafd is.
Twee middelen i n onderling verband zijn noodig t o t lierstel van dezen misstand.
IIet eene mid,del is afgifte van goud (of goudsaldi) door
cle Nederlandsche Bank. Op welke wijze z u P s moet geschieden, is een vraag van uitvoering, welke geen nioeilijkheden oplevert. Aaiivankelijk zal bij den vast t e stellen
prijs met de bestaande depreciatie rekening kunnen worden gehoudeii.
Niet’ minder noodzakelijk is h e t brengen van de hier t c
lande abnormaal lage geldrente i n overeenstemming niet
de reëele rente. Deze eisch vervalt niet door het feit, d a t
vcrachilleude credieteischen, thans aai1 d e Bank gesteld.
in de eerste plaats die van S t a a t e n gemeenten, wellicht
oiigevoelig zullen blijken t e zijn voor discontoverhoogiiig.
Zoo n o d i g worde tegelijkertijd langs anderen weg de crcdictverleeni,ng ingekrompen.
IIoofdzaak is, d a t de elasticiteit i n de credietpositie der
Nederlandsrhe Bank worde hersteld. Discontoverhooging
en afgifte van goud moeten, althans bij het geldende geldstelsel, i n onderlinge samenwerking wederom d e rem tegen
t e sterke uitzetting van den voorraad circuleerend ruilmiddel vormen.
Vroeg of l a a t moet men terugkeeren t o t een op juiste
beginselen berustende praktijk, en het is van het grootste
belang d a t d i t spoedig geschiede. W a a r d e Nederlandsche
Bank daarbij vermoedelijk de publieke opinie zal hebben
t e trotseeren, die ten onrechte i n goudafgifte een gevaar
ziet, hebben ondergeteekenden gemeend hunne , m e n i n g
t e moeten doen kennen, opdat d e Bankdirectie zich alsdan
gesteund wete.
. Internationale samenwerking i n deze zonde toe t e
juichen zijn, doch is geen vereischte. Volgt het briiteiiland,
voorzoover daartoe eenigszins i n staat, het hier t e lande
t e geven goede voorbeeld niet, dan zal het heilzame gevo!g
van vaste wisselkoersen tcn aanzien van die landen achterwege blijven Dit mag echter geen reden zijn om den inge- ,
zeteuen Iangi~r te oi:thoiideii wat hun renht is: een ordeli,jk ei1 zoo vast mogelijk ruilmid(Ie1. Een otitwricht ruilriii~hlel is een sociaal gevaar van den eerste11 raiig.
De tegei!woordige gezindheitl; om met eeii beroep op de
buiteitgewoiie oinstandighetleii liet werk rail AIws en Pierson terzijde t e srhuiven en daarvoor de clwalingen der 17e
en 18de eeuw wederom in de plaats t e stellen, is in hooge
matc schiiltl aan de huitl’ige moeilijkheden. Een goede geldpolitiek kan slechts op jiiiste beginselen herusteii. T e r ~ i j . 1 ~ stelliii,z d t w r beginselen heeft t e alleii tijde verwarring
C(lil;rr~l:i~tl de haritl gemerkt.
in
J.
D.
IT.
G.
P.
D’AULNIS D E
V A N BLOM.
ROUROUILI,.
W. C. B O R D E W I J K .
W. J . B R U I N S .
4 . DIEPEKHORST.
E . C. V A N DORP
T J . GREIDANUS:
H. B. G R E V E N .
ANT. V A N GIJN.
-4. H E R I N G A .
W. C. M E E S R . A m .
E. M . MEYERS
c. A . V E R R I J N BTC
I”. D E V R I E S .
MEDEZEGGENSCHAP.
I.
I n het bedrijfsleven heeft men met groote moeilijkheden te kampen. Reeds s e d e ~ thet einde van 1920
valt er over malaise t e klagen. H e t jaar 1921 stond
geheel i n het teeken van d e economische crisis. E n
het is wel zeker, dat ook 1922 tot. h e t crisistijdperk
zal behooren.
Slechts oppervlakkigen kunnen benveren, dat de
crisis in ernstige mate wordt verscherpt door de sociale
wetgeving t e n onzent. D e malaise i s het gevolg van
de verarming, van de desorganisatie van productie en
geldwezen, waartoe de oorlog wel leiden moest. Ook
de politieke en sociale conflicten, i n meer dan een
land na den wapenstilstand uitgebroken, droegen er
toe bij am de ellende nog grooter t e maken. E n de
wiize.. waaror, men te Versailles het vredestractaat
redigeerde, was weinig geschikt om een spoedige
restauratie van het Europeesche economische leven te
,bevorderen.
Al komt er nu straks ook i n d e verhouding tusschen de oorlogvoerende Staten een verandering ten
goede, al gelukt het ook spoedig aan Engeland, om
het Frankrijk van Poincar6 van ongelijk te overtuigen, dan nog zal men in een reeks van jaren niet de
gevolgen van den oorlog kunnen overwinnen. I n geen
tien jaren van harden, toegemijden arbeid en van
groote spaarzaamheid kan worden hern-onnen. wat
sedert 1914 verloren ging. Stellig is, al heeft onze
moderne maatschappij een sroot restauratieveriiioge:1.
daarvoor een veel langere periode noodiq. E n dan
moet nog worden voldaan aan allerlei voorwaarden,
waarvan het nog onzeker is, of zii wel dooi. allen aanvaard worden.
Nu versta men mij wel. I k zeg niet. dat in alle landen, ook i n ons land, de malaise zich in scherpen
vorm vele jaren lang zal doen gevoelen. De toestand
was en is ten onzent i n nienig opzicht gunstiger dan
elders. Wij hebben veel bij anderen voor. Naar i n
de meeste staten, die a a n den oorlog hebben deelgenomen, zal het levenspeil van millioenen g e d u r e d e
een reeks van jaren lager blijven dan het voorheen
was. E n het is te vreezen, dat ook wij daarvan d~ gevolgen zullen ondervinden. I n steeds mindere mate,
wanneer het ons gelukt om nieuwe banen koor onze
industrie en onzen landbouw t e ontsluiten. OIE voor
onzen export nieuwe af~et~gebieden vinden. I n meerte
dere mate, wanneer dit, door allerlei chmstandigheden.
onmogelijk zou blijken t e zijn.
Hoe maken wij nu voor onze bedrijven de omstandigheden zoo gunstig mogelijk? Op tal van factoren,
die voor d e economische restauratie van Europa van
beteekenis zijn, kunnem wij, burgers van een klein
land, weinig directen invloed iiitwfencu. l i e n denke
o.m. aan het Russische probleem. aan de regelinq der
schadeloosstellingen, aan d e oorlogss~hulden,aan de
verkwisting, waartoe h e t Fransche militairisme leidt.
Wij kunnen op internationale conferenties onze stem
doen hooren, maar ten slotte ligt de beslissino: niet
i n Ã’nze handen.
W61 kunnen wij met inspanning van alle krachten
ons eigen ‘bedrijfsleven zóó organiseeren, op zulk een
peil brengen, dat wij ,,concurrenzfiiliig” zijn. W&lkunnen wij ernstig pogen, om d e verhouding tussclien
ondernemers (bedrijfsleiders) en arbeiders zóó te
regelen, dat niet telkens weer allerlci conflict het bedrijfsleven en daarmede ook onze nationale welvaart
schaadt. H e t is vooral over deze quaestie, waarvan wel
niemand de beteekenis voor onze economische positie
zal ontkennen, dat ik enkele opmerkingen wensch te
maken.
Wel zeer eenzijsdig wordt in de laatste tijden op
loons~erlaging en verlenging van den werktijd aangedrongen. N u erken ik gaarne. dat i n een groot
aantal gevallen verlaging van de productiekosten
noodzakelijk is. Ook ik zie daarin heel dikwijls
een der voorwaarden voor industrieele herleving,
voor geleidelijke vermindering d u s van de werklomheid. I k uni niet gaarne d e stelling van Mej. Mr. v.
Dorp voor mijne rekening nemen, d a t e r werk genoeg
nou zijn voor alle arbeiders i n Nederland, indien zij
zich maar tegen een sterk verlaagd loon wilden aanbieden. Naar mijne overtuiging zou de practijk wel
leeren, dat deze theorie onjuist is. Een groote daling
van h e t welvaartspeil der Nderlandsche anbeiders
zou ook voor het Nederlandsche bedrijfsileiven zeer b e
denkelijke gevolgen hebben!
Maar i k erken i n een aantal gevallen de noodzakelijkheid van verlaging der productiekosten. E r is
thans t e weinig ,,vraag9′. Maar daaruit mag niet de
conclusie worden getrokken, dat e r ,,overproductie” is,
zoodat reeds uit d i e n hoofde elke gedachte bijv. aan
een tijdelijke verlenging van den werktijd oen belachelij!te dwaasheid zou zijn. Zóó wordt het wel eens i n
arbeiderskringen voorgesteld, maar deze voorstelling
is onjuist. E r is geen voldoende vraag bij de tegenwoordige prijzen. Maar er is wel groote behoefte. Althans aan andere dan weeldeproducten. E n i n verband met heel den wereldtoestand zullen wij tegen
lagere prijzen moeten aanbieden. Daartoe noopt niet
alleen de concurrentie van de landen met gedeprecieerde valuta, waarvan men de beteekenis voor de
naaste toekomst m.i. niet moet overschatten, maar
drilartoe noopt ook de verlaagde levensstandaard reeds
op zichzelf.
Nog iets anders geef ik toe. E r i s voor de Nederlandsche arbeiders een verlaging van d e loonen denkbaar, waarbij de levensstandaard niet daalt, vergeleken bij den tijd, toen het lioogere loonbedrag werd
vast~gesteld (in 1920 bijvoorbeeld). De prijsdaling kan
de daling der geldloonen neutraliseeren.
Naar zij men hier met zijn conclusies voorzichtig!
Met statistieken kan men hier nu eens niet alles bewijzen. E r i s prijsdaling. Naar i n een groot aantal
gevallen wordt die prijsdaling weer geneutraliseerd
door de huurstijging. Door een grootere huurstijging
dan in de Amsterd-amsche budgetstatistiek tot uitdrukking komt. Zoolang de prijzen zó6 weinig dalen,
schijnt mij alleen op grond daarvan een loonsverlaging
7eker niet gemotiveerd.
Vooral echter moet hier met het volgende worden
gerekerid. Het is een niet te loochenen feit, dat de
levcnsstandaard der arbeiders-in-doorsnee, zij m o p
vergelijkenderwijs hier hooger zijn dan in menig ander
land. nog altijd vrij laag is. Naakt men een uitzondering voor enkele groepen van stedelijke bonwvakarbeiders, voor gezinnen, die mede door den arbeid van
inwonende kinderen tijdelijk i n goede conditie verkeeren, dan kan voor het overige zeker niet gezegd, dat
het levenspeil hoog is. Integentdeel! E r blijven nog
zooveel onvervulde, maar toch op zichzelf volstrekt
niet onredelijke, behoeften. I k bedoel hiermede ‘geen
verwijt aan wie ook. I k acht de ,,verdeeling” i n onze
maatschappij zeker niet ideaal. Maar ik weet ook, dat
zelfs bij de meest ideale verdeeling de maatschappelijke rijkdom het niet mogelijk nitaakt. ani aan allen
een hoog levenspeil te verzekeren.
Slechts een f e i t wilde ik constateeren. De levensstandaard der massa is betrekkelijk laag. Bij allerlei
eventualiteit komen de arbeiders onmiddellijk i n moeiLijkheden.
Met dat feit moet gerekend.
Ook vergete men niet, d a t velen i n den oorlogstijd
achterop ziJn geraakt. Wie gpen vreemdeling is in
i e gezinnen van goede, degel~jkearbeiders, die geen
:ent uitgeven voor drank of bioscoop, u-eet hoe er
raak geleden i s in de jaren, toen de prijsstijging nog
niet door de loonsverhooging ten volle werd gecompenseerd. E n wie bij een arbeidersinkomen eenmaal
~ c h t e r o praakt, kan, ook al stijgen de loonen vrij aancienlijk, niet in korten tijd d e schade weer inhalen.
Naar vooral wees ik op het feit van den betrekke
ijk lagen levensstandaard, op de vele onvervulde beloeften, om te doen gevoelen, dat het beroep op de
rijsv verlaging ten einde een loonsvermindering te
25 Januari
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
1922
p
–
rechtvaardigen, ,meni,gnaal op de arbeiders een vreemden indruk maakt. H e t is mij zelfs herhaaldelijk overkomen, dat men mij vroeg, of ik wel geloofde aan de
juistheid van d e bekende Amsterdamsche budgetstatistiek. Men bemerkte weinig of niets van die prijsverlaging. Men had het loon nog evenzeer hard noodig, om rond te komen.
Heel verklaarbaar!
Dalen de prijzen en blijven d e geldloonen intact,
dan zet zich, schier onmerkbaar, de behoeftenbevrediging uit. Heel weinig maar. W a t betekenen een of
twee gulden per week meer uitgaven voor een arbeidersgezin met vijf B zes personen. E n toch bedraagt
het voordeel van d e prijsverlaging, na aftrek van de
liuurstijging, i n een aantal gevallen niet meer. Soms
zelfs nog minder. Vandaar, dat velen geheel t e goeder trouw zeggen: wij mei-ken er niets van, dat d e
budgdstatistiek een verlaging van ruim 1 2 p c t . aanwijst. Velen kìinnen hier ook geen zuivere rekening
naken, omdat de omstandigheden in hun gezin, bijv.
door de geboorte van een kind, veranderden.
Xen zal dan ook steeds, gezien de onvervulde behoeften der arbeiders, bij een loonsvcrlaging voor bijzondere moeilijkheden staan. Zelfs al dalen de prijzen
nog sterker. Wie bij het spreken en schrijven over
deze dingen geen rekening houdt niet dien factor der
onverviilde mbohoeften, wie hier niet met voorzichtigheid zijn uitdrukkingen kiest. [doet meer kwaad dan
goed. Menig betoog, dat in den laatsten tijd werd
geleverd. mocht op vrij goede economische argumenten steunen, het was psychologisch onjuist en had een
niet gewenschte uitwerking.
Verlaging der productiekosten! Hoe daartoe te
komen? I k geef natuurlijk onniiddelli,ik toe, d a t hzt
antwoord niet eenvoudig kan luiden: door vermindering van de ondernemerswinsten! H e t sclicrmen met
hooge dividenden, met atanzienliike inkomens van faZelfs niet.
brikanten, zegt hier meestal heel
al laat men buiten beschouwing de quaestie der Itapitaalvorming – waarvan de noodzakelijkheid overigens
door ieder wordt erkend -, en al houdt men geen
rekening met het feit. dat een niet onbelangrijk deel
van deze winsten e n groote inkomens weer aan .,de
gemeenschap” ten goede komt in den vorm wan de opbrengst der belastingen. I n een aantal gevallen vertegenwoordigt de eigenlijke n-inst. ook al bedraazt
zij in een groote fabriek in totaal een vrij aanzienlijk
bedrag, toch slechts een klein percentage van den
verkoopprijs per eenheid. Verlaging van deze winst.
vermindering van de inkomens der bedriifdeiders. lioezeer in een aantal gevallen onvermijdelijk en noodzakelijk, zal meestal niet kunnen leiden tot een wel reedkooper aanbod.
X a a r het is m.i. eveneens onjuist. om zonder mccr
te zeggen: de verlaging der productiekosten moet alleen ikomen door vermindering van dc loonen of door
verlenging van den ai-beidqtijd. Waarbij men dan gewoonlijk ook met den invloed daarvan op de praesta-
tie. op de ,,Arbeitsfreudigkeit” geen rekening houdt.
E r zijn ook nog andere middelen! I k denk hier aan
technische verbeteringen. aan een meer economisc:ie
inrichting van liet bedrijf. aan het tesengaan van
alle verspilling. aan doeltreffender arbeidsmethoden,
aan een vereenvoudigde. minder kostbare reseling vaii
den afzet. Wat d i t laatste betreft: herhaaldelijk moet
d e fabrikant den qroothandelaar, srossier of winlrelier leveren tegen lage prijzen, terwijl toch de verkoop
van het artikel gedrukt ,wordt door de tamelijk hooge
prijzen, welke de consument moet betalen.
Hiermede zeg ik niet, dat al deze middelen overal
toegepast kunnen worden. I k zog alleen, ,dat e r in
deze richtins stellig nog wel een en ander valt t e bereiken. E n het i s t e bejammeren. dat men door liet
voortdurend spreken over verslechtering van de arbei~dsvoorwaarden aan deze. metterdaad minder gemakkelijk toe te passen, middelen betrekkelijk 700
weinig aandacht schenkt.
Maar ik geef meer t e dat ‘men i n een aantal geo.
vallen de verlaging der productiekosten mede !moet
verkrijgen door vermindering van de geldloonen.
N u veroorloof ik mij evenwel een vraag ,aan de
leiders der productie, aan de schrijvers over dit onderwerp i n d e groote pers. Hoe ‘zoudt gij het opnemen,
indien uw inkomen nauwelijks ruimte liet voor een
eenvoudig levensbestaan e n men wilde dat nog met
eenige procenten verminderen? Zou h e t u dan onvrrschillig zijn. òf en o p welke wijze men u de overtuiging bijbracht, d a t het niet anders kan? Zoudt gij i n
de gewenschte stemming verkeeren, indien *men de
vermindering van uw inkomen vrijwel decreteerde,
zonder u behoorlijke inlichtingen te verschaffen?
Zoudt g j het langs 11 heen laten gaan, wanneer onder
i
die omstandigheden anderen, die op royaler voet kunnen leveii, zich stekelige opmerkingen aan uw adres
veroorloofden over het feit, dat gij u wel eens een
minder noodzakelijke uitgave hebt gepermitteerd?
E e t =-are oolr i n dezen tijd wel zeer i n het belang
van den socialen vrede, indien men meer handelde
ovoreenliomstig de Elangelische vermaning: ,,En gelijk gij wilt, dat d e menschen u adoen zullen, doet gij
hun ook desgelijks.”
Xeer dan ooit moet o p georganiseerd overleg tusschen werkgevers en arbeiders worden aangedrongen.
Naar ik zeg dit niet alleen met het oog op de moeilijkheden. waarin het bedrijfsleven zich thans bevindt.
Ik zou het ook zeggen, indien wij verkeerden i n een
periode van hoog-conjunctuur. De positie. waarin de
nrbeidersklasse in onze moderne maatsohappij is gekomen, is van dien aard, dat zij geen genoegen kan
en mag nemen met een toestand, waarbij er van erkenning en overleg weinig of geen sprake is. De drang
nnar ..modezeggenschap7′ is verklaarbaar niet alleen,
maar zelfs toe te juichen.