Ga direct naar de content

Economie van de taal

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 21 2003

Economie van de taal
Aute ur(s ):
Hartog, J. (auteur)
Hoogleraar algemene economie aan de Universiteit van Amsterdam. J.Hartog@uva.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4397, pagina 123, 21 maart 2003 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Ik heb een leerstoel voor mijzelf opgericht. In mijn vrije tijd wijd ik mij aan de economie van de taal. Ik zit nu al zo lang in de taal van de
economie dat ik snakte naar de duaal. Onlangs heb ik mijn oratie gehouden, gewoon thuis, in mijn comfortabele leerstoel, voor vrouw en
kinderen, en mijn gestorven kat, en ik geraakte zelfs tot enige beleidsaanbevelingen (dereguleer de taal!). Taal, waarde lezer, is
fascinerend voor een econoom. Taal wordt aangeboden als een voetpad in de jungle, het is er gewoon, als kapitale erfenis zonder
erflater, een collectief goed dat gratis is geleverd door anonymi zonder enig eigendomsrecht. De taal is een productiefactor, een
infrastructuur voor communicatie. En van een productiefactor verwacht je marktdruk, minimalisering van de kosten per boodschap.
Indikken van de taal tot het noodzakelijke minimum. Zoals vroeger in telegrammen, met hoge prijzen per woord en nu weer in sms’jes, met
weinig ruimte per zin. En in situaties waar tijd onbetaalbaar is: oorlogssituaties (“vuur!”), op de beursvloer, op de veiling (“mijn!”). Als de
kosten van tijd voortdurend stijgen verwacht je, in het voetspoor van Gary Becker, een compactere taal, woordsamentrekkingen, kortere
zinnen en een verhoogde spreeksnelheid1. De plicht-plegingen in zakelijke correspondentie uit vroeger eeuwen zijn inmiddels inderdaad
tot een minimum gereduceerd. In de Wall Street Journal las ik dat de naam van nieuwe ondernemingen nu gemiddeld veertien letters telt,
tegen achttien in 1896. Maar zoals het collectieve goederen betaamt, is het optimum van een afgekloven taal toch niet bereikt op de
markt. Dat gebeurde door zelfregulering in de wetenschap. In de wiskunde ligt het ware summum, ontdaan van alle overbodigheden en
dubbelzinnigheden. Een zuiverder voorbeeld van kale taal, louter efficiënt communicatiemiddel, is niet denkbaar. De tegenkrachten
komen van taal als consumptiegoed. Taal is muziek, taal is poëzie. Als taalconsument willen we juist wel franje. Zoals we onze
kantoorruimte evenmin beperken tot een tafel en een stoel. Ook in onze taal willen we prettig wonen, precies zoals Slauerhoff niet genoeg
had aan een simpele scheepshut (“alleen in mijn gedichten kan ik wonen”). Zo handhaven we genotzuchtig de ludieke elementen in de
taal en gebruiken we die zelfs productief. Goede beeldspraak beklijft, als een kapstok voor het geheugen. Dus hanteren we beeldspraak
en woordgrappen in de reclame en bij het opvoeden van kinderen en personeel. Hoeveel overheidsbemoeienis heeft taal nodig?
Taalinnovatie wordt slecht betaald (“Van dichten comt mi cleine bate, die liede raden mi dat ict late”). Opvallende taalvirtuozen als Kees
van Kooten en Marten Toonder worden wel beloond voor hun oorspronkelijke innovaties, maar niet voor hergebruik door anderen.
Hebben we een buma voor de taal nodig? Volgens sommigen hebben we juist te veel taalvernieuwing en hebben we veel meer behoefte
aan een strenge censuur op leenwoorden en totaal nieuwe woorden en uitdrukkingen. Sterker nog, moet een centrale instantie krachtig
blijven waken over één standaardtaal en één standaardspelling. Wordt een soort monopolie opgelegd, net zoals er maar één centrale
bank geld mag uitgeven.Ik denk dat we eigenlijk terug moeten naar taal als een competitief proces, zoals in de Gouden Eeuw, toen
individuele taalondernemers zochten naar richtlijnen voor spraakkunst en spelling2. En naar nevenschikking in plaats van
onderschikking. In de muziek bestaat tussen pop, punk en klassiek toch ook geen verschil van goed of fout? Individuele vrijheid in taal
en spelling zal een enorme kostenbesparing geven. Nooit meer inhameren van de dee’s en de tee’s. Die tijd op school kan dan besteed
worden aan werkelijk creatieve vakken, aan kunstzinnige vorming. Het aanleren van al die idiote spellinghervormingen is dan overbodig.
Wie zat er nou te wachten op pannenkoeken? Er zal een uitbarsting van creativiteit en taalvernieuwing plaatsvinden. Txten worden
hoogst persoonluk, we worden yndeluk bevreid van taalterreur, we crejeren foneetiese festynen! Weg met de regulering! Meer
marktwerking in de taal! Zelf kiezen bij welke taalconventie je wilt aansluiten. Regelmatige of onregelmatige verbuiging naar eigen keus.
Spreken, sprak, gesproken? Dan wil ik ook preken, prak, geproken. En wreken, wrak, gewroken. Denk eens aan de tijdbesparing bij
Sinterklaasrijmen! Ik heb in mijn oratio pro domo natuurlijk ook een onderzoekprogramma ontvouwd. Wat zijn de kosten en baten van
meertaligheid? Hoe duur is taalzuiverheid, in grammatica en spelling? (Absolute foutloosheid is vitaal in de ruimtevaart, maar te duur
voor computers en het spoor). Spreken mensen met hoge tijdkosten sneller en verklaart dat de slome spraak van plattelanders? Verraad
(t?) de trage spraak van oude rijkdom een inkomenseffect? Kan stotteren worden verklaard uit onzekerheid over de loonvoet?

1 Zie G.S. Becker, The economic way of looking at behavior, Nobel lecture, Journal of Political Economy, jrg. 101, nr. 3, 1993, blz. 385-409.
2 Zie H.W. van Tricht, Het leven van P.C. Hooft, Martinus Hijhoff, ‘s-Gravenhage, 1980.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur