Ga direct naar de content

Economen in de praktijk (2) Dion Reijnders: “Om goed te functioneren als econoom heb je meer nodig dan wat de opleiding je biedt”

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 20 2018

In het tweede deel van de serie Economen in de praktijk spreekt Rethinking Economics met Dion Reijnders. Reijnders (27) combineert een baan als beleidsmedewerker bij de afdeling Monetaire Operaties van DNB met een detachering bij het Ministerie van Financiën. Hoe heeft zijn studie hem op deze werkzaamheden voorbereid?

In het kort

In deze blogreeks geeft ESB het woord aan Rethinking Economics. Zij interviewen economen die werkzaam zijn in de praktijk om inzichtelijk te krijgen wat nodig is in economieopleidingen om economen gedegen te equiperen.
Bekijk ook de blogreeks over economen voor de klas.

Waar heb je je tijdens je studie in gespecialiseerd?

“Ver voordat ik naar de universiteit ging was ik al geïnteresseerd in de wisselwerking tussen financiële markten en de reële economie. Zo volgde ik als middelbare scholier met enthousiasme de beursverslagen van RTLZ, en keek ik met verwondering naar bijvoorbeeld de kredietcrisis. Dat werd uiteindelijk ook de rode draad van mijn studieperiode. Ik heb aan de Universiteit van Maastricht een bachelor in Economie en Bedrijfskunde gedaan en een master in Financiële Economie (beiden Engelstalig). Financiële Economie bevindt zich op het snijvlak van economie en finance; de prijsvorming op financiële markten staat centraal, vanuit het perspectief van financiële instellingen zoals vermogensbeheerders. Maar die prijsvorming is niet los te zien van reële economische ontwikkelingen en het monetair beleid. Hierin waren de bachelor en master complementair.”

Waar ben je op dit moment precies mee bezig?

“Op dit moment combineer ik een baan bij DNB met een detachering bij het ministerie van Financiën. Bij DNB zit ik aan de centrale bankkant van de organisatie bij de afdeling Monetaire Operaties. Daar voeren we het Nederlandse deel van het monetaire beleid van de ECB uit, waarbij wij o.a. de aankoop van Nederlandse staatsobligaties verzorgen. Daarnaast dragen we bij aan vorming van het monetair beleid. Dat gebeurt via de dossiervoorbereiding van Klaas Knot voor de Governing Council, maar ook via de beleidscomités van het Europese stelsel van centrale banken. Daarin worden de stukken voor de Governing Council-vergaderingen voorbereid en de verdere details van het beleid uitgewerkt.

Tegelijkertijd heb ik op dit moment een tijdelijke rol bij Financiën. Ik hou me in deze hoedanigheid bezig met de beleidsvorming rond cryptocurrency’s. De minister wil deze binnen een passend regelgevend kader brengen; het is aan mij en een paar collega’s om samen met de toezichthouders en internationale collega’s dit kader de komende maanden uit te werken. Dan gaat het over zaken als terrorismefinanciering en witwassen, maar ook over consumentenbescherming; beleggers in cryptovaluta lopen vaak onbewust aanzienlijke tegenpartijrisico”.

Wat voor vaardigheden zet je in tijdens je werk?

“Dit hangt deels af van de aard van het werk, maar in algemene termen zijn er mijn inziens drie vaardigheden van groot belang. Ten eerste moet je scherp analytisch kunnen nadenken en relevante kennis paraat hebben. Je moet logisch zaken kunnen doordenken, redenatiefouten bij jezelf voorkomen en bij anderen herkennen. Daarnaast is algemenere kennis van economische en monetaire geschiedenis van evident belang. Het analytische en de kennis helpen bij het uitdenken van vragen als: welke potentie hebben cryptocurrency’s en hoe kan de handel in cryptovaluta beter werken? En wat zouden de gevolgen zijn wanneer centrale banken zelf een digitale munt zouden uitgeven?

Ten tweede is het belangrijk dat je bondig en goed kan schrijven — dat is echt een kunst. Daarin verschillen academische taal en beleidstaal significant. Ik heb zelf veel teksten vertaalt tijdens mijn studie, en dat helpt nu. Ook wat betreft Engels, dat moet op niveau zijn.

Ten derde is goed kunnen samenwerken van evident belang. Als instituut ben je zo goed als je mensen, en je bent zelf zo goed als het instituut dat je vertegenwoordigt. Een stuk dat je schrijft in naam van een instituut heeft meer impact dan wanneer je hetzelfde stuk op persoonlijke titel uitbrengt. Een publicatie wordt ook pas echt goed als er internationaal nog twintig andere centraal bankiers naar kijken en zich er tegenaan bemoeien. Het brengt het stuk naar een niveau dat je in je eentje niet uitgedacht krijgt. Doordat je een instituut vertegenwoordigt wordt je continue uitgedaagd je werk verder te verfijnen. De samenwerking die je daarvoor nodig hebt vind ik mooi. Het is heel duidelijk dat het geheel dan meer wordt dan de som der delen.”

Heb je het gevoel dat je als jonge beleidsmedewerker invloed hebt in je werk?

“Ik denk dat je er als individu binnen de bestaande structuren niet zomaar vanuit moet gaan dat je veel invloed kunt hebben. Met die gedachte als benchmark, vind ik dat je als jonge beleidsmedewerker vrij veel invloed en verantwoordelijkheid hebt. Natuurlijk heeft het altijd z’n grenzen; een rapport waarvan ik de eerste versie heb geschreven is out of my hands tegen de tijd dat het richting publicatie gaat, maar de beleidswereld is sterk op inhoud gericht. Als je inhoudelijk een goed verhaal hebt, kan je ver komen.”

Op welke manier heeft je economieopleiding je geëquipeerd om je huidige werkzaamheden succesvol uit te voeren?

“Ik zie mijn universitaire opleiding als voorwaarde voor wat ik nu doe, maar alleen de opleiding met succes afronden volstaat niet. De opleiding leert je te begrijpen hoe mainstream theorie in elkaar zit; dat is een onontbeerlijk analytisch gereedschap als econoom.

Tegelijkertijd is er veel meer nodig om als econoom goed te functioneren. Je moet kennis hebben van economische en — in mijn geval — monetaire geschiedenis en van relevante instituties. Daarbij is kennis van de geschiedenis van het economisch denken is cruciaal, omdat er een sterke wisselwerking is tussen de ontwikkeling van het economisch denken en historische economische ontwikkelingen.

Het geschiedkundige aspect komt naar mijn smaak te weinig terug in Nederlandse economiecurricula. De geschiedenis van het economisch denken leert je dat er anders over economie gedacht werd en wordt. Dat helpt je ook om de beperkingen van de hedendaagse economische theorie te herkennen. Neem het gebruik van wiskunde als taal om theorieën uit te drukken of econometrisch geschatte evenwichtsmodellen. Beiden verdedig ik op een bepaalde manier met hartstocht — we moeten nu eenmaal educated guesses maken. Bovendien helpt wiskunde om redenatiefouten te voorkomen. Maar aangezien ons begrip van de wereld onderhevig is aan perspectieven en verandering, is de wiskundige methode niet altijd de meest adequate. Geschiedenis biedt een les in bescheidenheid en de erkenning dat er verschillende opvattingen zijn.”

Hoe heb je zelf alsnog kennis kunnen maken met de rijkheid die economie te bieden heeft?

“Het extra stuk geschiedenis heb ik in mijn vrije tijd opgepakt. Als je een goede econoom wilt worden, moet je dat er ook gewoon voor over hebben. Dat is ook een kwestie van persoonlijke verantwoordelijkheid, je kan niet van een universitaire opleiding verwachten dat ‘ie je bij het handje neemt’. In algemene zin helpt je opleiding je op gang om een verdiepingsslag te maken; het geeft je de handvaten in waar je moet zoeken voor interessant materiaal en brengt je in contact brengt met mensen die met soortgelijke vragen zitten.”

Wat kan je studenten adviseren die over een aantal jaar jouw werk willen doen?

“Ga op uitwisseling in een niet-Engelstalig land! In de beleidsomgeving komen vaardigheden die je aldaar opdoet zeer goed van pas; kennis van andere culturen en talen. In Noordwest-Europa kunnen we de validiteit van perspectieven van andere culturen nog wel eens onderschatten. Dat leer je tijdens zo’n uitwisseling wel af. Het bijzondere voordeel aan de Universiteit Maastricht is overigens dat je eenvoudig op uitwisseling kan. Ik ben zelf naar de Universidad de los Andes in Colombia en de Université Catholique de Louvain bij onze zuiderburen geweest — Colombia was de meest waardevolle periode van m’n gehele studie. Aan beide universiteiten heb ik ook geschiedkundige vakken kunnen volgen.

Daarnaast zou ik willen adviseren: neem verantwoordelijk voor je eigen intellectuele ontwikkeling. De universiteit helpt je op weg en geeft je instrumenten, maar uiteindelijk moet je het zelf doen. Er kunnen best zaken aan het curriculum verbeterd worden, maar essentieel is uiteindelijk: wat doe je zelf? Je hebt zeker in onze samenleving enorm veel mogelijkheden om je te ontwikkelen, maak daar gebruik van. Persoonlijke ontwikkeling is een proces van vallen en opstaan, en hierin moet je je eigen weg ontdekken”.

Auteur

Categorieën

1 reactie

  1. J.F. Boehm
    7 jaar geleden

    Lees hier waarom alle bedrijfskundeopleidingen beter kunnen worden gesloten!
    https://toegepastesocialewetenschap.blogspot.nl/2018/04/waarom-alle-bedrijfskundeopleidingen.html