Ga direct naar de content

Druk woonlasten groot bij alleenstaande huiseigenaren

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 19 2022

In 2021 was het deel van het besteedbaar inkomen dat woningeigenaren kwijt zijn aan woonlasten (woonquote) gemiddeld 23,4 procent. Achter dit gemiddelde gaan echter grote verschillen schuil. In 2022 nemen de woonlasten hoogstwaarschijnlijk toe door de snel stijgende energieprijzen en hypotheekrentes. Welke groepen huishoudens zijn het meest kwetsbaar voor deze stijgende woonlasten?

Uitgesplitst naar kwantielgroepen, zien we dat de woonquote sterk afneemt naarmate het inkomen van huishoudens toeneemt (figuur). Voor huiseigenaren in de laagste 20-procentsinkomensgroep bedroegen de woonlasten gemiddeld 45,5 procent van het inkomen. Woningeigenaren binnen deze groep waren in 2021 maandelijks gemiddeld 560 euro kwijt aan woonlasten. In de hoogste 20-procentsinkomensgroep waren de maandelijkse woonlasten met 1.250 euro ruim twee keer zo hoog, maar vormden die slechts 17,5 procent van het besteedbaar inkomen.

De gemiddelde woonquote varieert nauwelijks met de (WOZ-)waarde. De woonlasten in 2021 liepen wel op, van gemiddeld 620 euro per maand voor huishoudens in de 25 procent woningen met de laagste waarden, tot 1.180 euro voor de huishoudens in de duurste woningen. Toch is de woonquote nagenoeg constant, omdat de hypotheek en de daaruit volgende woonlasten zijn afgestemd op het inkomen. Vooral door inkomensschommelingen naderhand kan de balans tussen woonlasten en inkomen verstoord raken.

Voor alleenstaande huiseigenaren was de woonquote relatief hoog, met 29,7 procent. Hun maandelijkse woonlasten kwamen uit op 660 euro. Ook eenoudergezinnen in een eigen woning hadden, met 27,4 procent, een bovengemiddeld hoge woonquote. Paren, zonder en met kinderen, hadden in 2021 een relatief lage woonquote van 21 procent. Paren met kinderen hadden gemiddeld wel de hoogste absolute woonlasten, namelijk 1.160 euro per maand.

Vooral eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen zijn kwetsbaar voor toenemende woonlasten. Beide typen huishoudens komen frequent voor in de laagste inkomensgroepen met relatief hoge woonquotes.

Auteurs