De ware eenvoud
Als de voorstellen van de commissie-Stevens door
de politick worden aanvaard, wordt een belangrijke
stap gezet op weg naar verdere vereenvoudiging
van de loon- en inkomstenbelasting . De verbreding
van de belastinggrondslag en de wijziging van de tariefstructuur in combinatie met het samenvoegen
van de belasting- en premieheffing betekenen een
duidelijke vereenvoudiging en vermindering van de
administratieve last voor burgers, bedrijven en belastingbeambten. Na ‘Oort’, dat veelbelovend begon,
maar gaandeweg als vereenvoudigingsoperatie om
zeep werd geholpen, ligt er nu een nieuwe kans om
paal en perk te stellen aan de ondoorzichtigheid en
inefficiency van de belasting- en premieheffing.
Belangrijker nog is dat de voorstellen van de commissie-Stevens een aantal positieve economische effecten hebben. De verbreding van de belastinggrondslag leidt tot een vermindering van de marginale druk, waardoor het arbeidsaanbod wordt bevorderd. De beperking van het forfait voor niet-actieven en de verhoging van het forfait voor beroepskosten vergroot het verschil tussen netto lonen en
netto uitkeringen en vormt daardoor eveneens een
prikkel tot arbeidsparticipatie. De omzetting van de
belastingvrije voet in een voor ieder gelijke korting
verlaagt in veel gevallen de toetredingsdrempel
voor gehuwde vrouwen tot de arbeidsmarkt. Het
vervallen van het reiskostenforfait en de verhoging
van het autokostenforfait remmen de mobiliteit en
zijn gunstig voor het milieu. Het bedrijfsleven profiteer! van de vermindering van de administratieve
lastendruk. En ten slotte brengt de tariefverlaging
de Nederlandse tarieven meer in lijn met die van
omringende landen, wat onze positie in de international ‘tax competition’ versterkt.
Deze voordelen zijn volgens de commissie-Stevens
bovendien te bereiken binnen de gestelde randvoorwaarden van budgettaire en inkomensneutraliteit,
dus wie of wat kan er nog op tegen zijn? Laten de
politieke partijen de plannen onmiddellijk overnemen en ten uitvoer brengen! Helaas is de ervaring
van vele belastingvereenvoudigingscommissies waaronder Oort — dat de voorstellen zeer positief
worden onthaald, maar dat er vervolgens weinig of
niets van terechtkomt. Zal de commissie-Stevens
een beter lot beschoren zijn?
De eerste voorwaarde voor elke belastingvereenvoudiging is dat niemand er financieel op achteruitgaat
en liefst zoveel mogelijk mensen er op vooruit. Omdat vereenvoudiging nu eenmaal betekent dat bepaalde belastingprivileges verdwijnen, moet er voldoende wisselgeld zijn om de verliezers compensatie te bieden. Bij Oort was hiervoor/ 4 mrd. beschikbaar. Bij Stevens ontbreekt het smeergeld. Sterker,
om de financiele problematiek van de tussenbalans
op te lessen, heeft het kabinet zich al een deel van
het wisselgeld van Stevens toegeeigend. De recent
door de Kamer goedgekeurde verhoging van het
huurwaardeforfait en de voorgenomen beperking
van de rente-aftrek op consumptief krediet slaan
een financieel gat in de voorstellen van Stevens van
/ 1.300 mln. Gezien de benarde financiele positie
van het kabinet vermindert dit de kans op integrale
overname van de vereenvoudigingsvoorstellen aanmerkelijk.
ESB 10-7-1991
Een tweede gevaar dat op de loer ligt, is dat zich
groepen van ‘zwaar gedupeerden’ zullen melden.
De commissie-Stevens heeft weliswaar netjes uitgerekend dat het overgrote deel van de belastingplichtigen er niet meer dan 5% op voor- of achteruitgaat,
maar dat neemt niet weg dat er nog altijd een half
miljoen belastingbetalers zijn die er meer dan duizend gulden bij inschieten. Bovendien, zo leert de
ervaring bij Oort, zullen er groepen boven water komen die niet in de koopkrachtoverzichten voorkomen, maar die wel fikse schade lijden. Gegeven de
nationale fixatie op evenwichtige koopkrachtplaatjes mag worden aangenomen dat deze groepen in
de politick gehoor zullen vinden en dat de voorstellen zullen worden bijgesteld. Van de eenvoud blijft
dan niet veel over. Deze ‘dictatuur van de koopkrachtplaatjes’ is een belangrijke reden waarom er
van de belastingvereenvoudiging-Oort niet veel is terechtgekomen.
Een derde gevaar is dat de voorstellen van de commissie-Stevens door de politick worden opgevat als
een fiscale grabbelton. De ideee’n die geld opleveren worden eruit gepikt om tekorten elders te dekken en de maatregelen die geld kosten, zoals de tariefverlaging, blijven achterwege. Commissievoorzitter Stevens waarschuwt in zijn voorwoord bij het
rapport nadrukkelijk dat de voorstellen een onlosmakelijk geheel zijn. Er kunnen geen onderdelen uit
worden gehaald “zonder het fragiele evenwicht van
de neutrale uitruil van verbreding (van de belastinggrondslag) tegen verlaging (van de tarieven) te verbreken”. De keuze is: graag of niet. Maar politici laten zich zo’n keuze niet graag opdringen. Zij komen
liever ergens halverwege uit. In de ogen van de
commissie-Stevens is dat dus nergens.
Een volgende bedreiging is het fiscale perfectionisme. Een ongelijke behandeling of ruwe tariefgroepindeling wordt in de fiscale politiek al snel als een
doodzonde beschouwd. Liever wordt gekozen voor
een vergaande verfijning die aan alle belangen recht
doet. De eenvoudige contribuabele is het spoor dan
al lang bijster.
Ten slotte is er de neiging om de belastingheffing
voor allerlei niet-fiscale doelen in te zetten (het probleem van de fiscale vervuiling). Het belastinginstrument wordt dankbaar gebruikt om de mobiliteit te
beperken, het eigen-woningbezit te bevorderen, het
milieu te verbeteren, de ondernemingslust te prikkelen, de investeringen te stimuleren enzovoort. Dat
er van de eenvoud van het belastingstelsel op die
manier niet veel overblijft, laat zich raden. Daar mag
de volgende vereenvoudigingscommissie zich dan
weer over buigen.
Alle grote politieke partijen hebben de voorstellen
van de commissie-Stevens omhelsd. Maar de lakmoesproef moet nog komen als de voorstellen in
wetgeving moeten worden omgezet. Zal de commissie dan niet opnieuw in de rug worden aangevallen,
zoals bij Oort is gebeurd? Of zou het werkelijk waar
zijn en overwint de politiek zich zelf? Dat zal wel te
eenvoudig gedacht zijn.
L. van der Geest
1. Graag of niet, Rapport van de Commissie voor de Belastingherziening, SDU, “s-Gravenhage, juli 1991.