De rol van Japan in de
wereldeconomie
Het economische primaat van de VS wankelt. Volgens de auteur nadert net moment
waarop dit land de verantwoordelijkheid voor de wereldeconomie met Japan en de EG
moet gaan delen. In dit artikel wordt beschreven hoe de Japanse economic op deze
ontwikkelingen reageert. Ook worden hechtere banden tussen Japan en de EG bepleit.
Ten slotte geeft de auteur aan op welke manier de economische grootmachten naar
stabiliteit en groei moeten streven. Met klem wijst hij er op dat moet worden voorkomen
dat protectionistische gevoelens de overhand krijgen.
S. FUKUKAWA*
Veranderingen in de wereldeconomie
De structuur van de wereldeconomie is op het ogenblik
sterk aan het veranderen. Daarbij zijn drie fundamentele ontwikkelingen te onderscheiden. In de eerste plaats heeft er,
doordat de economische bedrijvigheid steeds meer de gehele wereld gaat omvatten en ook doordat de positie van de
VS relatief aan kracht inboet, een verschuiving op de wereldranglijst plaats. Het economische leiderschap van de VS
maakt plaats voor een stelsel dat berust op samenwerking
en saamhorigheid van de vooraanstaande industrielanden.
In de tweede plaats treedt er als gevolg van de voortgaande technologische vernieuwing, die ook wel de derde industrie’le revolutie wordt genoemd, een verandering op in de
structuur van de industrie. Van massaproduktie en massaconsumptie wordt omgeschakeld naar verscheidenheid in
produktie en consumptie.
In de derde plaats gaan de geVndustrialiseerde landen ondanks de dreiging van protectionisme door met nun pogingen tot het inrichten van een nieuw stelsel van vrijhandel.
Van pax americana naar pax consortis
De eerste grate ontwikkeling heeft te maken met het aanbreken van een tijdperk waarin de intemationale maatschappelijke orde wordt gehandhaafd door gezamenlijke inspanning en saamhorigheid van de vooraanstaande geTndustrialiseerde naties. Ik zou dit proces widen omschrijven als de
verschuiving van pax americana naar pax consortis, waarbij
ik het Latijnse woord ‘consortis’ gebruik in de betekenis van
samenwerking en harmonie.
Uit de ontwikkelingen van de intemationale samenleving in
de tweede helft van de twintigste eeuw blijkt dat er grote technische vooruitgang is geboekt op het gebied van vervoer,
communicatie en informatie. De vermindering van het aantal
beperkende bepalingen op wereldschaal heeft ertoe geleid
dat het bedrijfsleven in sterke mate internationaal is geworden. Dat wordt vooral duidelijk als we in aanmerking nemen
dat in de jaren tussen 1983 en 1986 bij een groeivoet van de
ESB 21/28-12-1988
wereldeconomie van 3,3% de wereldhandel met 5,4% groeide en de kapitaalbewegingen met 33,5% toenamen.
Deze ontwikkeling doet de onderlinge economische afhankelijkheid toenemen, en daardoor neemt de betekenis
van politieke grenzen tussen de landen in snel tempo af. Tot
in de negentiende eeuw berustte economische welvaart
vaak op uitbreiding van het grondgebied gesteund door politieke en militaire macht, maar nu nationale grenzen veel van
hun betekenis verliezen is het mogelijk er zonder politiek en
militair machtsvertoon in economisch en cultureel opzicht op
vooruit te gaan. Men kan eigenlijk stellen dat de vroegere
verhoudingen, waarbij de economie en de cultuur afhankelijk waren van politieke en militaire macht, zijn omgedraaid.
Ik ben ervan overtuigd dat het door deze verandering, gevoegd bij de technologische vooruitgang, in principe voor de
gehele wereldeconomie mogelijk is geworden over te gaan
van een zero-sum-groei naar een plus-sum-groei.
De wijdverbreide belangstelling die Paul Kennedy met zijn
boek The rise and fall of the great powers in de VS heeft gewekt, illustreert dat de wereldhegemonie aan het veranderen
is doordat de macht van de VS is afgenomen. Dat houdt in
dat we niet langer op de VS alleen kunnen rekenen als de
macht die bij de aanpassing van de wereldeconomie aan het
plus-sum-spel leiding kan geven. De VS zullen hun leidende
rol in het westen nu moeten delen met de EG en Japan. Dit
is wat ik bedoel met een rond de VS gegroepeerde pax consortis: een stelsel waarin de VS, de EG en Japan de in de intemationale maatschappij beschikbare informatie samen delen en waarin ze gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen
voor het nemen van belangrijke beslissingen.
Technologische vernieuwingen
De eerste industriele revolutie werd veroorzaakt door het
gebruik van steenkool, de vooruitgang in de techniek van de
*De auteur is voormalig onderminister van het Japanse Ministerie
van Internationale Handel en Industrie (Mill). Oit artikel is gebaseerd op een voordracht van de auteur op de conferentie “Economic decision-making in a changing world”, Groningen, 12-16 September 1988.
1209
staalproduktie en de komst van de stoommachine. De tweede werd voortgebracht door de motor met inwendige verbranding, automobielen, vliegtuigen, telecommunicatie en
andere nieuwe ontwikkelingen waarbij olie of elektriciteit als
brandstof diende. In beide gevallen was technologische vernieuwing de stuwende kracht achter de revolutionaire economische vooruitgang. Thans bevinden we ons midden in
een krachtige nieuwe golf van technologische vernieuwing,
waarbij de micro-elektronica, nieuwe materialen en andere
soorten geavanceerde technologie een belangrijke rol spelen. Deze derde industriele revolutie voegt een nieuwe dimensie toe aan de wereldeconomie en de samenleving, en
doet een gevarieerd en veelzijdig industrieel stelsel ontstaan.
In tegenstelling tot het vroegere systeem, waarbij de nadruk
lag op standaardisatie, schaalvergroting en popularisering
op grate schaal, wordt het nieuwe systeem gekenmerkt door
diversiteit, veelzijdigheid en aandacht voor het eigene.
Deze verandering is mogelijk doordat er aan de aanvoerkant, veelzijdige produktiesystemen worden ontwikkeld die
berusten op vooruitgang in de elektronische informatietechnologie. Nieuwe processen gebaseerd op zeer geavanceerde technieken hebben gediversif iceerde en innovatieve produktie mogelijk gemaakt. Aan de vraagkant krijgen
de mensen steeds meer oog voor cultuur. Deze verandering
van normen leidt tot een grotere verscheidenheid aan levensstijlen en persoonlijke voorkeuren. Met andere woorden, de geest van vernieuwing die wordt opgeroepen door
de technische vooruitgang en de verfijnde behoeften die worden gekweekt door veranderende waarden doen een nieuwe markt ontstaan en zetten een nieuwe economische ontwikkeling in gang. Tegelijkertijd treden er onstuitbare veranderingen op in de produktieprocessen, in de structuur van de
Industrie en in de wijze waarop bedrijven worden bestuurd.
Nieuwe mogelijkheden voor vrijhandel
De geTndustrialiseerde naties van tegenwoordig trachten het protectionisme de kop in te drukken. Er wordt vooruitgang geboekt in de Uruguay-ronde, die erop gericht is
het veelzijdige vrijhandelssysteem te versterken. Het valt
echter niet te ontkennen dat de enorme onevenwichtigheden op de handelsbalansen diepgewortelde protectionistische gevoelens wakker maken. Een analyse van deze
onevenwichtigheden toont naar mijn mening aan dat ze
vooral zijn ontstaan doordat de naties zich in ongelijke mate
inspannen om technologische vernieuwingen te bevorderen en doordat er verschillen in economisch beleid bestaan. In dat licht bezien moeten de geTndustrialiseerde
landen niet alleen een evenwichtig macro-economisch beleid voeren waarbij de investeringen en besparingen op elkaar zijn afgestemd. Ze moeten ook de hervorming van hun
economische structuur met kracht ter hand te nemen, ten
einde de concurrentiekracht van het bedrijfsleven op peil
te houden.
In de praktijk is de Internationale afstemming van beleid al
aanvaard. Voor de stabiliteit van de wereldeconomie en de
bescherming van de vrijhandel is aanvullend beleid echter
wenselijk. De economische samenwerking tussen landen
zou in kwaliteit en in omvang moeten worden urtgebreid. Financiele middelen zouden naar de landen met een omvangrijke buitenlandse schuld geleid moeten worden.
Structurele aanpassing in Japan
Structurele aanpassingen hebben de afgelopen twee jaar
de Japanse economie in een zeer hoog tempo veranderd.
De verhouding tussen het overschot op de lopende rekening
van het land en het bnp bereikte met 5,0% een hoogtepunt
in het tweede kwartaal van 1986. Bij de aanvang van het eerste kwartaal van dit jaar bleek het verhoudingsgetal scherp
1210
gedaald te zijn tot 3,0%, en volgens economische voorspellingen van regeringswege zal het in het tweede kwartaal zakken naar 2,6%.
Een belangrijke factor bij deze terugval is de verrassende
snelheid waarmee de invoer, vooral van fabrikaten, is gestegen. In de eerste zeven maanden van dit jaar bedroeg het
volume van de invoer 20% meer dan in het vorige f iscale jaar;
in dollars uitgedrukt was de stijging 33%. De invoer van fabrikaten sprang 44% omhoog in de periode van januari tot
juli, waardoor de verhouding tussen geimporteerde fabrikaten en totale invoer omhoogschoot van slechts 31 % in 1985
naar 48% in deze periode van zeven maanden.
Er hebben zich ook Structurele veranderingen voorgedaan
in het Japanse consumptiepatroon. Mits de kwaliteit goed is,
laat het de consumenten steeds vaker onverschillig of de waren van buitenlandse of binnenlandse herkomst zijn. In de
distributiesector worden steeds nieuwe kanalen opengesteld. Erzijn supermarkten ontstaan die zich specialiseren in
de verkoop van goederen uit Zuidoost-Azie, en de parallelle
invoer breidt zich uit.
De uitbreiding van de invoer is niet alleen te danken aan
wisselkoersaanpassingen, maar ook aan een Structurele
verschuiving in de Japanse economie in de richting van de
binnenlandse vraag. Deze verschuiving bleek zeer ingrijpend. Terwijl het reele groeipercentage in het fiscale jaar
1987 nog 5,0% bedroeg, gaf de Japanse economie alleen al
in het eerste kwartaal van 1988, omgerekend op jaarbasis,
een groeipercentage van 11,3% te zien. Bovendien bleek de
bijdrage van de externe sector aan deze groei, die in het fiscale jaar 1985 nog 0,8 procentpunt bedroeg, in het fiscale
jaar 1987 tot min 1 procentpunt gedaald.
Wat de directe overzeese investeringen betreft, voor zover opgegeven bedroegen deze in het belastingjaar 1987 in
totaal 33,4 miljard dollar, 49,6% meer dan het jaar daarvoor.
Alleen al de industriele sector investeerde 7,8 miljard dollar,
105,8% meer dan in het jaar daarvoor. In de industriele sector groeiden vooral de veredelings- en montagebedrijven, in
het bijzonder de fabrieken van elektrische machines en
transportmiddelen, bijzonder sterk. De verschuiving van produktiefaciliteiten die daaruit blijkt, doet vermoeden dat veel
basisindustrieen naar overzee zullen worden verplaatst. In
de automobielindustrie bij voorbeeld is het aandeel van de
overzeese produktie nu iets meer dan 10%, maar verwacht
wordt dat het in tien jaar tot 30% zal stijgen; in hetzelfde tijdsbestek zal het aandeel van de overzeese produktie in de sector werktuigbouw naar verwachting stijgen van 5% naar 30%.
Blijkbaar is men in het Japanse particuliere bedrijfsleven erop
uit de activiteiten in snel tempo intemationaal te spreiden, zodat de Internationale arbeidsverdeling gestadig voortschrijdt.
Een van de voornaamste kenmerken van Structurele aanpassing is dat industriele ondernemingen voortdurend bezig
zijn niet-winstgevende delen van het bedrijf af te stoten, zich
toe te leggen op produkten met hoge toegevoegde waarde,
nieuwe activiteitenvelden te ontsluiten, en hun verkoopinspanningen naar de binnenlandse markt te verleggen. Dank
zij dit soort aanpassingen is de Japanse economie zich
steeds duidelijker aan het richten op Internationale arbeidsverdeling. De band tussen Japan en de Internationale
samenleving wordt dan ook steeds hechter.
In de jaren zestig was de economie voor 9 % afhankelijk
van de buitenlandse handel, in de jaren zeventig voor 12 %.
Hetzelfde cijfer geldt voor de jaren 1980. Dit wijst erop dat de
economie stabieler is dan bij voorbeeld die van West-Duitsland of Nederland, waar deze cijfers in 1986 respectievelijk
27% en 47% bedroegen. Er zijn tekenen die erop wijzen dat
Japan een steeds belangrijker plaats in de wereldeconomie
gaat innemen. In 1987 droeg Japan 10% bij aan het bnp van
de gehele wereld, en eveneens 10% aan de wereldhandel;
het exporteerde bovendien voor 136,5 miljard dollar aan kapitaal en werd daarmee de grootste kapitaalexporteur ter wereld. Het aantal transacties in yens neemt snel toe en verte-
genwoordigt nu 36% van de Japanse uitvoer en 11 % van de
invoer. Het aandeel van de yen in de valutareserves van andere landen was in 1986 tot 6,9% gestegen.
De EG en Japan
______
Naar mijn mening moet de leiding van de wereldeconomie in de toekomst in handen zijn van de VS, de EG en Japan, die samen 60% van de wereldeconomie vertegenwoordigen. Helaas steekt de omvang van de economische verbindingen tussen de EG en Japan nog steeds ongunstig af
bij die tussen Japan en de VS en tussen de EG en de VS.
Volgens de douanestatistieken van 1987 vertegenwoordigde de handel tussen de EG en Japan – dat wil zeggen de
gezamenlijke waarde van invoer en uitvoer – in totaal 58 miljard dollar. Dit is minder dan de helft van de 116,3 miljard dollar die werd verhandeld tussen Japan en de VS, en ook minder dan de 145,5 miljard die in de statistieken van het Amerikaanse ministerie van Handel vermeld staan als waarde
van de handel tussen de EG en de VS. Cumulatief bedroegen de directe investeringen tussen de EG en Japan tot eind
1987 in totaal niet meer dan ongeveer 15 miljard dollar,
slechts een derde van de totale wederzijdse investeringen
tussen Japan en de VS, en maar een zestiende van het totaal tussen de EG en de VS. Het lijkt mij toe dat versterking
van de samenwerking tussen de EG en Japan van groot belang is voor de gestage ontwikkeling van de wereldeconomie. Ik acht het dan ook bemoedigend dat er de laatste tijd
duidelijke aanwijzingen te bespeuren zijn van een beweging
in die richting.
Zo’n aanwijzing is bij voorbeeld de tnspanning die men
zich aan beide kanten getroost om de handel uit te bretden.
In 1985 besloeg de handel van Japan met de EG 9,4% van
de totale buitenlandse handel -dat wil zeggen de gezamenlijke waarde van de invoer en de totale uitvoer -, maar het
percentage is sindsdien gestadig gestegen, en wel tot 14,6%
in 1987 en tot 16,1 % in de eerste zes maanden van dit jaar.
De invoer van Japan uit Nederland breidt zich eveneens
voortdurend uit. In 1987 bedroeg de toeneming 31,7%, in dollars gerekend, en in de eerste zes maanden van het lopende jaar steeg de invoer met 41,6%. Tot die groei is aanzienlijk bijgedragen door de pogingen van de kant van de Japanse overheid en het Japanse bedrijfsleven om de invoer te bevorderen. Ook de Nederlandse overheid draagt hier aan bij,
onder andere door het programma tot handeJsbevordering
en de exploitatie van de ‘Holland-Expres’-tentoonsteHingstrein. Overigens is het teleursteltend dat de EG de handel
tracht te beperken door voor meer dan hortderd Japanse artikelen invoerquota in te stellen. Zeven daarvan zijn voor Nederland van belang, en onze hoop is op Nederland gevestigd om te zorgen dat deze beperkende maatregelen ten
spoedigste worden ingetrokken.
Een ander teken van samenwerking tussen Japan en de
EG is de opkomst van industriele samenwerking. Door de
nadruk te leggen op het uitwisseten van kapitaal en technische kennis, dragen samenwerkende industrieen bij aan de
wederzijdse economische opleving. Zo bedroegen de directe investeringen van Japan in Europa in 1987 6,6 miljard dollar, 90% meer dan het jaar daarvoor. De met deze investeringen gefinanciercle dochterondernemingen hebben in Europa aan 90.000 mensen werk verschaft. De directe investeringen in Nederland bedroegen in totaal 800 mttjoen doHar,
27% meer dan in 1986, en bezorgden het land een centrum
voor automobietonclerdeten en fabrieken voor onder andere
filmrolletjes en glazen platen. Om de directe investeringen
overzee te bevorderen, heeft het Japanse Ministerie van Internationale Handel en Industrie het plan opgevat om volgend jaar ter gelegenheid van de 380e verjaardag van de
vriendschappelijke betrekkingen tussen Nederland en Japan
ESB 21/28-12-1988
een vertegenwoordiging naar Nederland te sturen die ter
plaatse een onderzoek moet instellen naar de investeringsomstandigheden.
Onlangs heeft de EG anti-dumpingregels voor onderdeten
uitgevaardigd. Hierdoor zijn zelfs plaatselijk vervaardigde produkten onderhevig aan anti-dumpingrechten wanneer meer
dan 60% van de onderdelen in Japan is gemaakt. Uiteraard
kan er in de inwerkperiode van een bedrijf, als er nog weinig
toevoerbedrijven zijn en er gebrek is aan essentiele standaardonderdelen, niet veel ter ptaatse worden ingekocht.
Desondanks worden de regels ook in die gevallen toegepast.
Het opleggen van anti-dumpingtarieven op plaatselijk vervaardigde produkten werkt bepaald belemmerend op de investeringen. We rekenen erop dat die maatregelen verholpen
zullen worden. Zeer te betreuren is ook dat topmensen van
sommige vooraanstaande Nederlandse bedrijven onlangs in
het openbaar uiting hebben gegeven aan kritiek op de Japanse investeringen. Het animo van Japanse ondememingen om
in Nederland te investeren is hierdoor verflauwd.
In het fiscale jaar 1987 zijn de Europese investeringen in
Japan met 90% gestegen, maar het totaal bfijft beneden de
500 miljoen dollar en is krap een elfde van het totaal aan Japanse investeringen in de EG. Kort geleden zijn bedrijven in
de EG begonnen de oprichting van fabrieken en onderzoekfaciliteiten in Japan voorte bereiclen. Dit geeft de investeerders de gelegenheid de markt te verkennen en daardoor zoveel mogefljk profit te trekken van hun technische kennis.
Bovendien kan de concurrentie de ondememingen sterker
maken. Ik verheug mij erop in de toekomst een toename van
de investeringen te zien ontstaan tussen de EG en Japan.
Nieuw wereldomvattend beleid
Ten slotte wil ik graag iets zeggen over de koers die de
wereldeconomie bij de overgang naar de eenentwintigste
eeuw het beste kan varen, en over de bijdrage die Japan
daaraan kan leveren.
De wereld van vandaag loopt gevaar af te drijven naar protectionisme en regionalisme. We mogen echter nooit vergeten dat juist het vrije handelsverkeer over de hele wereld de
basis heeft getegd voor de snelle groei van de economie na
de tweede wereldoorlog. Nu het Amerikaanse leiderschap,
waarop de naooriogse mondiale economische en maatschappelijke orde berustte, in verval raakt, kunnen we er niet
(anger op rekenen dat de VS alleen de leidersrol vervuHen.
Anderzgds kunnen West- Europa en Japan die verantwoordelijkheid ook niet alleen dragen. Vandaar dat ik ervoor pleit
het conventionete wereldbeleid te verfijnen tot wat ik ‘nieuw
wereldomvattend belekf zou willen noemen.
Gedeelde verantwoordelijkheid
Een nieuw wereldomvattend beleid zou in de eerste plaats
inhouden dat de VS, West-Europa, Japan en andere vooraanstaande economieen gezamenlijk de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het ontwikkelen en handhaven van
een open, wereldomvattend, economised stelsel. De gei’ndustriattseerde landen zouden moeten trachten economische onevenwichttgheden op wereldniveau uit de weg te ruimen door hun beteid beterop elkaar af te stemmen. Ook zouden ze samen Jnitiatieven moeten nemen om het welslagen
van de Uruguay-ronde te verzekeren en zo een nieuw kader
voor vrijhandel te scheppen.
In de tijd die vertopen is sinds de Groep van Vijf in 1985
de Plaza-overeenkomst sloot, is de coordinatie van het beleid besproken tijdens opeenvolgende intemationale fora,
multilaterafe handeJsconferenties en vergaderingen van de
Groep van Zeven. De basts voor afstemming van het beleid
is steviger en breder geworden doordat men het er bij de top
van Toronto over eens is geworden dat de afstemming niet
1211
alleen door fiscale en monetaire beleidsmaatregelen tot
stand moet worden gebracht. Er zouden ook maatregelen ter
bevordering van structured aanpassing en ter verbetering
van de toegang tot markten genomen moeten worden.
Wat het economisch beleid in Japan betreft, het nieuwe
economische vijfjarenplan dat door de Japanse regering is
opgesteld beoogt een opbouw van de economie die in harmonie is met de wereld buiten Japan. Het plan gaat daarbij
uit van een jaarlijkse groei van meer dan 4% in de binnenlandse vraag. Het plan bevat ook maatregelen ter bevordering van herstructurering, vooral door industriele bedrijven
naar buitengewesten te verplaatsen en de werktijd met 15%
te bekorten. Ten behoeve van de stabiliteit van de westerse
wereld zal Japan ook geleidelijk zijn defensie versterken en
tegelijkertijd de officiele ontwikkelingshulp sterk opvoeren,
welke thans op een na de hoogste is van alle westelijke naties. De totale hulp zal voor de periode van 1988 tot 1992
toenemen tot meer dan 50 miljard dollar, meer dan tweemaal
zoveel als het totaal van de afgelopen vijf jaar. Op deze manier zal Japan, vooral in de economische sfeer, ernaar streven de rol die het land krijgt toegewezen te vervullen.
Wereldwijde saamhorigheid
De tweede betekenis van de nieuwe wereldomvattende
politiek ligt in het opbouwen van een stelsel van wereldwijde
saamhorigheid, dat vooral berust op economische en culturele begrippen. Voorheen lag de nadruk vooral op de handel,
maar in de toekomst zal het nodig zijn ook op andere terreinen wereldwijde interactie te bevorderen, bij voorbeeld op
het gebied van kapitaal, technologie, informatie, cultuur en
wetenschap.
In sommige delen van de wereld van vandaag kunnen we
tekenen ontwaren van wat wel ‘techno-nationalisme’ wordt
genoemd, met andere woorden, de neiging om de overdracht van technologie te beperken. Naar mijn inzicht zal de
vrije uitwisseling van technologie echter vanzelf tot technologische ontwikkeling leiden, en daarom acht ik het van belang daadwerkelijk stappen te ondernemen ter ondersteuning van wat men ‘techno-globalisme’ zou kunnen noemen.
R&D in Japan heeft zich tot dusver toegespitst op toegepast technisch onderzoek. In de toekomst zal Japan zich
echter meer gaan richten op onderzoek en ontwikkeling op
fundamenteel en wetenschappelijk terrein, als wereldcentrum van creatieve kennis. Het is van het grootste belang initiatieven te ontwikkelen tot gezamenlijk internationaal onderzoek op f undamentele terreinen. Zo geeft Japan op het ogenblik financiele steun aan de internationale samenwerking
voor R&D op het gebied van supergeleidende materialen.
Ookwillen wij in Japan, met name uittechnologischoogpunt,
daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de oplossing van de
wereldomvattende milieuproblemen die bij de top van Toronto ter sprake zijn gekomen.
Blokvorming
De derde betekenis van het nieuwe wereldomvattende
politieke denken ligt in het uitdenken van open sub-systemen
die het multilateralisme bevorderen en zowel het IMF als de
GATTdoeltreffender kunnen maken. In ditverband wordt wel
de stelling verkondigd dat bij economische integratie van de
EG en het vrijhandelspact tussen Canada en de VS de openheid naar andere landen gewaarborgd zal zijn. Zouden evenwel die samenwerkingsverbanden afdrijven in de richting van
protectie, dan zou dat aanleiding geven tot blokvorming elders, en ik hoef nauwelijks terug te grijpen naar de geschiedenis om te stellen dat zoiets zeer zeker negatief zal uitwerken op de gehele wereldeconomie en op de landen die naar
regionale samenwerking hebben gestreefd. Het is van het
grootste belang dat groeperingen die naar regionale samenwerking streven, de deur naar buitenstaanders open houden
en optreden als sub-systemen van een wereldomspannend
1212
stelsel van vrijhandel, zodat ze het wereldomvattende beleid
versterken.
Japan probeert nauwere banden van samenwerking aan
te knopen met de landen van de regio Azie-Stille Zuidzee,
een regio met zeer sterke groeikracht. Ons uitgangspunt
daarbij wordt gevormd door onze betrekkingen met de VS
en Europa, die immers onze belangrijkste buitenlandse betrekkingen vertegenwoordigen. Het behouden van openheid
naar derde landen is een belangrijke voorwaarde vooraf voor
het bestuderen van elke economische samenwerking met
de landen in Azie en rand de Stille Zuidzee, en we zouden
willen streven naar veelzijdige en open samenwerkingsverbanden die positief kunnen uitwerken op de ontwikkeling van
de gehele wereldeconomie.
Door de VS genomen eenzijdige maatregelen, waarvan
paragraaf 301 van de pas aanvaarde Omnibus Trade Bill een
voorbeeld is, leiden tot grate problemen omdat ze veel schadetoebrengen aan het multilateralisme. De nieuwe handelswet van de VS zit vol protectionistische regelingen, en zowel
de EG als Japan zullen er nauwlettend op toezien hoe die
wet door de nieuwe regering van de VS wordt toegepast. Zou
de uitvoering van de wet in conflict komen met de geldende
regels van vrijhandel, dan wordt dat binnen het kader van de
GATT vast en zeker een geschilpunt.
Flexibiliteit
De vierde betekenis van het nieuwe wereldomvattende
beleid is dat we bij het formuleren van internationale regels
in de toekomst moeten waken voor eenvormige toepassing
van regels die door de vooraanstaande ge’fndustrialiseerde
landen zijn ingesteld. Veeleer moeten we plooibare regels
toepassen die rekening houden met het stadium en de vorm
van ontwikkeling van elk afzonderlijk land. Voor een goed
werkend wereldbeleid is het van groot belang om plannen te
formuleren die ruimte laten voor de verschillende standpunten van elk afzonderlijk land. Neem de nieuwe regels voor
diensten en eigendomsrechten ten aanzien van intellectueel
eigendom die in de Uruguay-ronde worden geformuleerd. Bij
het streven naar overeenstemming tussen de betrokken naties en bij het beheren van het stelsel mogen we niet de subjectieve opvattingen over rechtvaardigheid van een enkel
land aan anderen opleggen. We moeten veeleer altijd trachten ons constructief en tolerant op te stellen.
Slot__________________________
Ik hoop de ontwikkeling van een nieuw wereldomspannend beleid te mogen meemaken. Japan kan daaraan zijn
eigen bijdrage leveren op een aantal gebieden, waaronder
het doorsluizen van financiele middelen naar ontwikkelingslanden, de uitbreiding van de binnenlandse vraag om een
grotere markt voor ingevoerde artikelen te vormen, de overdracht van technische kennis aan de wereld, en de bevordering van culturele uitwisseling.
Van de toekomst van de wereldeconomie koester ik hoge
verwachtingen. In de eerste plaats omdat ik geloof datde beleidsafstemming tussen de vooraanstaande gei’ndustrialiseerde landen in aanleg de mogelijkheid biedt de economieen van de industrielanden te stabiliseren en de groei van
ontwikkelingslanden te bevorderen. In de tweede plaats
meen ik dat technologische vernieuwing uitzicht biedt op een
nieuwe periode van groei voorde wereldeconomie. Ten slotte zou ik er de nadruk op willen leggen dat een open en verfijnd nieuw wereldomvattend beleid op zichzelf de sleutel
vormt naar wereldwijde ontwikkeling.
S. Fukukawa