Consumenten hechten zeer aan energieleveringszekerheid. Om consumenten te bewegen actiever te worden op de energiemarkt, moet de overheid niet de te behalen prijsvoordelen, maar veeleer het verwaarloosbare risico op verlies aan leveringszekerheid bij overstap naar een andere leverancier belichten.
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
markten
De relatie tussen
consumenten en energiemarkt onder spanning
Veel huishoudens zijn tevreden met hun huidige energieleverancier. Van leverancier wisselen levert voor sommigen
het perspectief van een prijsvoordeel op, maar voor anderen behelst dit het risico op het verlies van wat nu goed geregeld is. Als consumenten geïnformeerd worden dat overstappen tot vrijwel geen verlies aan zekerheden leidt, lijkt
dat effectiever om inactieve consumenten in beweging te
krijgen dan als ze informatie krijgen over te behalen prijsvoordelen. Overstappen is echter geen doel op zich, want
sommige goed geïnformeerde consumenten nemen soms
financieel ongunstige overstapbeslissingen.
Machiel
Mulder
Hoogleraar aan de
Rijksuniversiteit
Groningen en speÂ
cialist reguleringsÂ
economie bij de AuÂ
toriteit Consument
en Markt
50
E
nergie-uitgaven vormen een wezenlijk onderdeel van de consumptieve bestedingen.
Van de bestedingen door huishoudens
heeft ongeveer zes procent betrekking
op verwarming en verlichting; voor onder meer eenpersoonshuishoudens ligt dat percentage nog hoger
(CBS-database). Consumenten kunnen hun gas- en
elektriciteitsverbruik op korte termijn moeilijk veranderen, omdat dit sterk samenhangt met woning-
kenmerken, zoals grootte en isolatie, en huishoudÂ
samenstelling. De prijs per eenheid energie is voor een
belangrijk deel evenmin door consumenten te beïnvloeden. Deze prijs bestaat uit drie hoofdcomponenten: ten eerste de prijs van het product (elektriciteit
en gas), ten tweede de vergoeding voor transport en
distributie en ten derde belastingen. Deze drie onderdelen maken respectievelijk ongeveer 45, 20 en 35 procent uit van de gemiddelde prijs van energie voor kleinverbruikers (ACM, 2013). De belastingen, bestaande
uit energiebelastingen en accijnzen, worden door de
rijksoverheid bepaald, terwijl de vergoeding voor het
transport en distributie afhangt van de tariefregulering
door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Zodoende is de prijs die consumenten voor het product
energie moeten betalen de belangrijkste factor om hun
energie-uitgaven enigszins te beheersen.
De elektriciteits- en gasprijzen die leveranciers
hun klanten in rekening brengen, hangen mede af van
de prijzen van deze energiedragers op de internationale
groothandelsmarkten. Sinds 2010 is de groothandelsprijs van gas bijvoorbeeld toegenomen van circa 10
euro per MWh tot circa 25 euro per MWh in 2013,
als gevolg van onder meer de toegenomen gasvraag
door het sluiten van kerncentrales in Japan en Duitsland. Door integratie van de Nederlandse gasmarkt
met die van de buurlanden kan steeds meer gesproken
worden van een Europese gasprijs (Kuper en Mulder,
2013). Bij elektriciteit is er weliswaar ook sprake van
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
meer integratie tussen landen, maar hier komen nog
vaak aanzienlijke prijsverschillen voor vanwege sterke
verschillen in de wijze waarop de stroom wordt opgewekt en restricties op de beschikbare capaciteit voor
grensoverschrijdende handel. Desalniettemin is de
elektriciteitsprijs in Nederland de afgelopen jaren gedaald onder invloed van het toegenomen aanbod van
onder andere windstroom uit Duitsland (Mulder en
Scholtens, 2013).
Dat de groothandelsprijs in belangrijke mate de
prijs bepaalt die leveranciers hun klanten in rekening
brengen, geldt niet alleen voor leveranciers die niet
over eigen elektriciteitscentrales beschikken, maar ook
voor leveranciers die wel een eigen productiepark hebben. Twee van de drie grote leveranciers op de Nederlandse markt voor kleinverbruikers (Nuon en Essent)
zijn onderdeel van concerns die ook actief zijn als
aanbieder van stroom op de groothandelsmarkt (Vattenfall en RWE). Mochten deze stroomproducenten
de stroom goedkoper kunnen leveren dan de vigerende
elektriciteitsprijs, dan nog zal deze laatste richtinggevend voor de prijszetting op de kleinverbruikersmarkt
zijn, omdat die prijs immers de opportuniteitskosten
van elektriciteit weergeeft. Overigens zal die situatie
zich niet snel voordoen omdat beide concerns een gemengde portfolio aan opwekkingscapaciteit hebben,
inclusief centrales die geregeld de prijszettende centrales op de elektriciteitsmarkt zijn.
Ondanks de afhankelijkheid van de leveranciers
van de groothandelsprijzen, bestaan er toch grote verschillen in de prijzen die leveranciers aan hun klanten
in rekening brengen. Medio 2013 bedroeg het verschil
tussen het goedkoopste en het duurste contract voor
levering van elektriciteit aan een gemiddeld huishouden ongeveer vijftig euro op jaarbasis, wat ongeveer
twintig procent is van de elektriciteitsrekening. Bij
gas bedroeg het verschil ongeveer 175 euro op jaarbasis, wat ongeveer dertig procent is van de gasrekening
van het gemiddelde huishouden (ACM, 2013). Bij gas
kunnen huishoudens dus zowel in relatieve als in absolute zin het meeste verdienen door actief te zoeken naar
het goedkoopste contract. Maar in hoeverre gedragen
huishoudens zich als actieve en rationele consumenten
op de energiemarkt? In hoeverre kan het consumentengedrag op de energiemarkt worden verklaard uit
gedragseconomische theorieën? Zijn de consumenten
in staat om zelf de optimale keuzes te maken, of is er
nog een rol voor de toezichthouder weggelegd om de
consumentenwelvaart te bevorderen?
Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014
Ervaringen met de energiemarkt
Kleinverbruikers van elektriciteit en gas in Nederland
kunnen sinds 1 juli 2004 hun energieleverancier kiezen. De markt voor grootverbruikers was al eerder, namelijk in 1998, vrijgegeven (Zijl et al., 2008). Sinds de
start van de energiemarkt voor kleinverbruikers houdt
de markttoezichthouder (ACM, voorheen NMa) toezicht. Dit toezicht bestaat hoofdzakelijk uit het bevorderen van de transparantie in de markt, het bewaken
van de financiële soliditeit van de leveranciers en het
zorgen dat de tarieven die de leveranciers in rekening
brengen niet meer dan redelijk zijn. Dit laatste toezicht, dat ‘vangnetregulering’ heet, voorkomt dat de
tarieven voor huishoudens niet te hoog zijn, maar het
verhindert dus niet dat sommige consumenten beduidend meer voor hun energie betalen dan anderen.
Hoewel het aantal aanbieders sinds 2004 sterk is
toegenomen, hebben de drie grootste aanbieders (Nuon,
Essent en Eneco) nog steeds een gezamenlijk marktaandeel van meer dan tachtig procent. Buitenlandse energiebedrijven, zoals E.ON, en nieuwe ondernemingen, zoals
de Nederlandse Energie Maatschappij, hebben zich wel
op de Nederlandse markt begeven, maar hun marktaandeel blijft vooralsnog steken op zo’n vijf procent (Marketresponse, 2013). De leverancier met het hoogste
marktaandeel buiten de grote drie is Oxxio, maar dit bedrijf – ooit begonnen als dochter van het Britse Centrica
– is sinds 2011 een volledige dochter van Eneco.
Kenmerken kleinverbruikers energiemarkt,
in procenten
Tabel 1
2010
Overgestapt naar andere leverancier sinds 2004
2011
2012
28
34
36
Overgestapt naar ander contract bij huidige
leverancier sinds 2004
.
29
29
Weinig vertrouwen in energiemarkt
41
37
35
Tevreden met totale dienstverlening huidige
leverancier
76
76
79
Prijsoverwegingen spelen geen rol bij
overstapbeslissingen
46
38
34
Energieprijs wordt als “erg hoog†beschouwd
11
14
17
Tenminste eenmaal overgestapt bij
zorgverzekeringen sinds 2006
22
27
31
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
51
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
Ondanks de tamelijk stabiele structuur van de
markt komen consumenten langzamerhand meer in
beweging. Het percentage huishoudens dat in een
jaar overstapt naar een andere leverancier bedroeg in
2013 ongeveer dertien procent, waar dat in 2006 nog
ongeveer zes procent was. In 2010 was 28 procent van
alle huishoudens minimaal één keer overgestapt van
energieÂeverancier en in 2012 was dat gestegen naar
l
36 procent (tabel 1). Een klein percentage van alle
huishoudens is meer dan één keer sinds 2004 van leverancier veranderd (figuur 1). Uit tabel 1 blijkt ook dat
het percentage huishoudens dat minimaal één keer van
energieleverancier is gewisseld weliswaar hoger is dan
het percentage overstappers in de markt voor zorgver-
Aandeel huishoudens in procenten
Verdeling huishoudens in 2012 naar
aantal keren overgestapt sinds 2004
figuur 1
70
60
50
40
30
20
10
0
0
1
2
3
4
5
Aantal keren overgestapt sinds 2004
Bron: ACM
Tevredenheid van huishoudens met
energiemarkt, 2012-2013
Aandeel huishoudens in procenten
100
2
90
19
80
39
70
32
21
49
79
70
61
20
37
10
19
Vertrouwen
in de
energiemarkt?
Tevreden
met totale
dienstverlening?
Nee
52
9
10
50
40
0
figuur 2
53
60
30
6
Vertrouwen
in
informatievoorziening?
Neutraal
Tevreden
met
benaderingswijze?
Ja
Tevreden
met overstap?
Bron: ACM
zekeringen, maar in die markt bestaat de keuzevrijheid
voor consumenten minder lang. Deze gegevens impliceren dat nog steeds ruim zestig procent van de huishoudens nog nooit van energieleverancier veranderd is.
Voor de Britse markt wordt overigens een vergelijkbaar
percentage gevonden, en daar is overstappen al sinds
1998 mogelijk (Ofgem, 2011). Deze huishoudens vormen de grote groep van inactieve energieconsumenten.
Een deel van deze huishoudens is overigens wel eens
van contract gewisseld bij hun huidige leverancier.
Desondanks blijven er grote verschillen in het
gedrag van huishoudens op de energiemarkt. Deze gedragsverschillen hangen mogelijk samen met verschillen in hoe men tegen de energiemarkt aankijkt. Uit
onderzoek door ACM blijkt dat ongeveer een derde
van de kleinverbruikers geen vertrouwen heeft in een
goed functioneren van deze markt (figuur 2). Dit percentage is sinds 2010 overigens wel afgenomen. Opvallend is ook dat een flink deel (79 procent) van de
consumenten tevreden is met de dienstverlening door
de huidige leverancier. Voor de Britse markt wordt
overigens een vergelijkbaar percentage (77 procent)
gevonden (Ofgem, 2011). Deze tevredenheid kan
een reden zijn waarom een grote groep huishoudens
niet van leverancier verandert, ondanks de te behalen
prijsvoordelen. Een kleine groep (tien procent) heeft
geen vertrouwen in de informatievoorziening door
energiebedrijven, terwijl ongeveer de helft daar neutraal tegenover staat. Van de consumenten die door
energiebedrijven zijn benaderd om over te stappen,
is ongeveer een derde niet te spreken over de benaderingswijze. Wanneer men eenmaal is overgestapt, dan
is de meerderheid (zeventig procent) tevreden met die
beslissing.
Overstappen
Het beeld rijst op dat uitgaven voor gas en elektriciteit
een substantieel onderdeel vormen van de totale consumptieve bestedingen door huishoudens, dat huishoudens deze uitgaven kunnen drukken door gunstiger contracten met leveranciers af te sluiten, maar dat
meer dan de helft van de huishoudens tot dusverre nog
nooit van leverancier is veranderd. Welke verklaringen
kunnen voor dit ogenschijnlijk irrationele gedrag worden gegeven?
Om meer zicht te krijgen op de redenen waarom
consumenten al dan niet overstappen, wordt gebruikgemaakt van de gegevens uit het onderzoek dat ACM
periodiek onder een steekproef van energieconsumen-
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
ten laat uitvoeren. In dit onderzoek wordt een representatieve groep van huishoudens gevraagd naar hun
ervaringen met en hun visie op de consumentenmarkt
voor energie. Door middel van een Tobit-regressieÂ
analyse wordt onderzocht in hoeverre de beslissing
om al dan niet over te stappen verklaard kan worden
uit hoe consumenten tegen de energiemarkt aankijken. De afhankelijke variabele is het aantal keren dat
een huishouden sinds 2004 van energieleverancier is
veranderd. Bij een Tobit-regressie kan de afhankelijke
variabele geen waarden lager dan 0 (of lager dan een
andere waarde naar keuze) aannemen. Te verwachten
is dat deze variabele negatief samenhangt met wantrouwen tegenover de energiemarkt en tevredenheid
met de huidige situatie. Beide aspecten kunnen geïnterpreteerd worden in termen van verliesaversie vanuit
de gedragseconomie, wat wil zeggen dat mensen een
verlies zwaarder laten wegen dan een even grote winst.
Bovendien kan worden verwacht dat overstapbeslissingen negatief samenhangen met verwachte overstapkosten. De omvang van het energiegebruik en het
hebben van een somber beeld over de hoogte van de
energieprijs kunnen stimulansen zijn voor huishoudens om actiever op de consumentenmarkt te zijn, omdat de verwachte opbrengsten voor hen dan mogelijk
groter zijn. Huishoudens die daarentegen financiële aspecten van ondergeschikt belang vinden, zijn naar verwachting minder actief. Ervaring op andere markten,
zoals de markt voor zorgverzekeringen, kan maken dat
huishoudens ook actiever op de energiemarkt zijn. Het
overstapgedrag op de zorgverzekeringsmarkt wordt
gebruikt als indicator voor de geneigdheid van huishoudens om zich als actieve consument op te stellen.
De regressieanalyse is gedaan voor elk van de jaren
2010, 2011 en 2012 om te onderzoeken hoe robuust
de effecten in de loop der tijd zijn. Wantrouwen van
huishoudens tegenover de energiemarkt blijkt in geen
van deze jaren een significante invloed te hebben op
de overstapbeslissing (tabel 2). De mate van tevredenheid blijkt in 2012 wel van sterke invloed te zijn op die
beslissing: huishoudens die aangeven tevreden te zijn
met de totale dienstverlening van de huidige leverancier, zijn gemiddeld 0,77 keer minder vaak overgestapt
sinds 2004. De gepercipieerde overstapkosten blijken
een belangrijke reden te zijn om niet van leverancier te
veranderen. Weliswaar is de coëfficiënt in de regressie
klein, maar deze moet gerelateerd worden aan de variabele ‘gepercipieerde overstapkosten’ die gemiddeld
bijna 200 euro bedragen, met als minimum 0 en als
Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014
maximum bijna 1000 euro. Een toename in deze overstapkosten van 100 euro leidt gemiddeld tot 0,1 tot
0,3 keer minder vaak overstappen. De gepercipieerde
overstapkosten zijn gemeten door de huishoudens te
vragen hoe groot het prijsvoordeel minimaal moet zijn
om over te stappen. Deze overstapkosten staan voor de
moeite die huishoudens denken te moeten doen om tot
een afgewogen beslissing te komen en voor het gedoe
dat men vreest bij de afwikkeling van de overstap. Uit
de modelschattingen blijkt ook dat huishoudens met
een groter energiegebruik eerder geneigd zijn over te
stappen dan andere huishoudens: wanneer de jaarlijkse
energiekosten 100 euro hoger zijn, is men sinds 2004
gemiddeld 0,2 tot 0,4 keer vaker overgestapt. De perceptie over de hoogte van de energieprijs blijkt echter
niet van invloed op de beslissing om over te stappen.
Een deel van de huishoudens heeft laten weten
dat de beslissing om al dan niet over te stappen in het
geheel niet afhangt van de te behalen prijsvoordelen.
Uit de regressie blijkt dat huishoudens waarvoor dit
geldt significant (gemiddeld 0,8 tot 1,8 keer) minder
Overstapbeslissing (aantal malen
overgestapt sinds 2004) verklaard¹
tabel 2
Verklarende variabelen
2010
2011
Wantrouwen tegenover
energiemarkt
0,13
0,02
–0,29
Tevreden met huidige leverancier
0,05
0,36
–0,77***
Gepercipieerde overstapkosten
(in euro)
Omvang energiegebruik (in euro)
2012
–0,003*** –0,002*** –0,001**
0,002
0.002*
0,003*
0.39
0,33
Beschouwt energieprijs als “erg
hoogâ€
-0,2
Niet-financiële oriëntatie
–1,76***
–0,82***
–1,37***
0,34***
0,33***
0,31***
²
Aantal keren overgestapt bij
zorgverzekering
Constante
R
2
Aantal waarnemingen
–0,08
–0,36
0,4
0,07
0,03
0,04
335
447
485
¹ Alle verklarende variabelen zijn dummyvariabelen, tenzij anders vermeld.
²
Huishoudens zijn niet financieel georiënteerd als zij aangeven dat prijs geen rol speelt bij
overstapbeslissingen.
*/**/*** Significant op respectievelijk tien-, vijf- en éénprocentsniveau
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
53
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
Gedragseconomische verklaringen voor
gedrag Britse energieconsumenten
tabel 3
Gedrag
Verklaring
70 procent van de consumenten vindt
aangeboden contracten verwarrend;
gebruik van vuistregels om keuzes te
maken
Beperkte
informatieverwerking
85 procent vindt overstappen eenvoudig,
maar 60 procent is nog nooit overgestapt;
77 procent is tevreden met huidige
leverancier
Status quo tendens
58 procent van niet-overstappers vreest
problemen bij overstappen
Verliesaversie
Sommige consumenten tonen zich
gevoelig voor aanbiedingen, waardoor
ze voor de lange-termijn ongunstige
contracten kiezen
Tijdsinconsistentie
Bron: Ofgem, 2011
zijn overgestapt dan huishoudens die het te behalen
financiële voordeel wel laten meewegen. Het percentage huishoudens waarvoor dit geldt, is in de afgelopen
jaren overigens wel gedaald (tabel 1). Tot slot blijkt dat
huishoudens die actief zijn op de markt voor zorgverzekeringen – dat wil zeggen dat ze wel eens van zorgverzekeraar zijn veranderd – ook op de energiemarkt
vaker (gemiddeld 0,3 keer) van leverancier zijn veranderd. Dit illustreert dat de overstapbeslissing mede
afhangt van de persoonskenmerken van een huishouding, te weten de geneigdheid van consumenten om
zich als een actieve consument te gedragen. De verklaringskracht van het gehele model, gemeten via de R2, is
overigens niet groot, wat erop duidt dat er nog andere
belangrijke variabelen zijn die het overstapgedrag verklaren. Deze aanvullende variabelen moeten mogelijk
gezocht worden in de hoek van de gedragseconomie
(Ofgem, 2011).
Per saldo komt uit deze regressieanalyse het beeld
naar voren dat sommige huishoudens zich wel degelijk
door financiële overwegingen laten leiden bij hun beslissingen op de energiemarkt, maar dat er ook huishoudens zijn waarvoor dergelijke overwegingen niet
relevant zijn. Tevredenheid met de huidige leverancier
is een factor die meespeelt bij het niet-veranderen van
leverancier, ook al zijn er wellicht prijsvoordelen te be54
halen. Een andere factor is de perceptie van de hoogte
van de overstapkosten. Huishoudens die deze kosten
hoog inschatten, blijven vaker zitten bij de leverancier
die ze al hebben.
Irrationele energieconsumenten
Het gegeven dat een aanzienlijke groep consumenten
ogenschijnlijke prijsvoordelen laat liggen, heeft dus te
maken met de als hoog gepercipieerde overstapkosten,
het tevreden zijn over hoe goed de huidige energielevering is geregeld en het feit dat men eventuele financiële
voordelen niet van belang vindt bij de keuze van de
energieleverancier. Deze factoren hangen deels onderling samen, want ze duiden – zo blijkt uit de toelichtingen die de respondenten bij hun antwoorden hebben
gegeven – op zorgen bij consumenten dat bij een overstap van leverancier de ongestoorde energielevering
in het geding is, terwijl er ook allerlei administratieve
problemen kunnen optreden. Dat een betrouwbare
energielevering door velen hoog wordt gewaardeerd,
blijkt bijvoorbeeld ook uit het onderzoeksgegeven dat
vrijwel niemand een stroomstoring acceptabel vindt
die langer duurt dan drie uur (Blauw Research, 2012).
De bezorgdheid bij een groep huishoudens over
de mogelijke gevolgen van een overstapbeslissing kan
misschien verklaard worden uit ‘verliesaversie’: deze
consumenten wegen een mogelijk verlies zwaarder dan
een mogelijk voordeel. De lessen voor het toezicht zijn
evident: om deze consumenten te bewegen om actiever op de energiemarkt te worden, moeten niet zozeer
de te behalen prijsvoordelen worden belicht, maar
moet helderder worden gemaakt dat het risico een betrouwbare levering te verliezen verwaarloosbaar is. De
ervaring leert immers dat het risico van overstappen
vrijwel nihil is wat energielevering betreft. Mocht de
leverancier failliet gaan, dan hebben netbeheerders in
Nederland de wettelijke plicht niet alleen voor continuïteit in de energielevering te zorgen, maar moeten
ze ook het leveringscontract van de failliete leverancier
overnemen.
Wanneer consumenten actiever worden op de
energiemarkt, wil dat overigens niet zeggen dat ze
dan ook ten volle van de te behalen prijsvoordelen
gaan profiteren. Onderzoek van Wilson en Waddams
Price (2010) onder Britse energieconsumenten laat
zien dat circa twintig procent van hen na de overstap
financieel slechter af is dan vóór de overstap. Slechts
een klein deel van de overstapbeslissingen die leiden
tot verslechtering van de financiële voorwaarden is het
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014
ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling
gevolg van agressief verkoopgedrag door leveranciers,
waardoor consumenten te snel ingaan op een voor hen
onaantrekkelijk aanbod. Een groot deel van deze foutieve overstapbeslissingen moet toegeschreven worden
aan verkeerde beslissingen door de huishoudens zelf als
gevolg van onachtzaamheid en geen goede verwerking
van de beschikbare informatie. De consumenten die
wel een voordeel behaalden door over te stappen naar
een ander contract, blijken gemiddeld minder dan vijftig procent van het potentiële voordeel te realiseren.
Deze conclusies worden bevestigd door onderzoek van
de Britse toezichthouder, die verschillende gedragseconomische verklaringen vindt voor het feitelijke
gedrag van energieconsumenten (tabel 3). Per saldo leren de Britse ervaringen ons dat ook als consumenten
toegang hebben tot alle relevante informatie, een vrij
grote groep huishoudens er niet in slaagt om de beste
keus te maken in termen van prijsvoordeel.
menten verkeerde beslissingen kunnen nemen. Het
risico daarop kan verminderd worden door de informatie over zowel (prijs)voordelen als de kosten van
overstappen zo transparant mogelijk te maken en contractvoorwaarden zo veel mogelijk te standaardiseren,
zodat aanbiedingen van leveranciers beter te vergelijken zijn (Ofgem, 2011). Het volledig wegnemen van
dat risico zal echter vooralsnog onmogelijk zijn in een
markt met een homogeen product, waarbij aanbieders
zich alleen via hun leveringscontracten kunnen onderscheiden, terwijl consumenten beperkte mogelijkheden hebben om informatie in optimale beslissingen
te vertalen. Opdat consumenten tot goede keuzes
komen, kan het toezicht op de energiemarkt daarom
beter de transparantie zoveel mogelijk bevorderen en
de keuzemogelijkheden vereenvoudigen, dan de consumenten te proberen via ‘nudges’ tot overstappen te
bewegen – wat mogelijk tot verkeerde keuzes leidt en
de consumentenwelvaart dus verlaagt.
Conclusie
Men kan voor het toezicht twee conclusies trekken.
De eerste is dat energie voor huishoudens van groot
belang is, niet alleen vanwege het aandeel van energieuitgaven in de totale consumptieve uitgaven (gemiddeld ongeveer zes procent), maar ook omdat men
hecht aan een ongestoorde levering. De gehechtheid
aan de bestaande energieleveringssituatie en de vrees
voor gedoe bij het overstappen zijn factoren waarom
een groot deel van de huishoudens nog nooit van energieleverancier is gewisseld. Deze factoren kunnen als
vormen van ‘verliesaversie’ worden ge zien. Het lijkt
effectiever deze huishoudens duidelijk te maken dat
overstappen zonder risico’s verloopt om ze te stimuleren actieve energieconsumenten te worden, dan hen te
informeren over de te behalen prijsvoordelen, aangezien ze voor dat laatste minder gevoelig zijn.
De tweede conclusie die naar voren komt, is dat
overstappen geen doel op zich is. Uit Brits onderzoek
is gebleken dat relatief veel overstapbeslissingen aldaar voor de consumenten niet goed uitpakken, ook
al proberen ze de beste keuze te maken. Vergelijkbare
conclusies zijn te vinden in gedragseconomische studies naar de rationaliteit van consumentenbeslissingen
(Faure en Luth, 2011). De bevindingen in de Britse
energiemarkt zijn mogelijk niet geheel te vertalen naar
de Nederlandse situatie, waar – via prijsvergelijkingswebsites en het toezicht daarop – op het terrein van
transparantie al veel bereikt is. Dat neemt echter niet
weg dat ook op de Nederlandse energiemarkt consuJaargang 99 (4683S) 18 april 2014
Literatuur
ACM (2013) Trendrapportage marktwerking en consumentenvertrouwen in de energieÂ
markt. April en november. Den Haag: Autoriteit Consument & Markt.
Blauw Research (2012) Waarderingen stroomonderbrekingen 2012. Rotterdam:
Blauw Research BV.
Kuper, G. en M. Mulder (2013) Cross-border constraints, institutional changes
and integration of the Dutch-German gas market. SOM Research Report, 004.
Faure, M.G. en H.A. Luth (2011) Behavioural economics in unfair contract terms:
cautions and considerations. Journal of Consumer Policy, 34(3), 337–358.
MarketResponse (2013) Stand van zaken op de energiemarkt; onderzoek energieÂ
markt consumenten. Juli. Leusden: MarketResponse Nederland BV.
Mulder, M. en L.J.R. Scholtens (2013) The impact of renewable energy on electricity prices in the Netherlands. Renewable Energy, 57(september), 94–100.
Ofgem (2011) What can behavioural economics say about GB energy consumers? Londen: Office of Gas and Electricity Markets.
Wilson, C.M. en C. Waddams Price (2010) Do consumers switch to the best supplier? Oxford Economic Papers, 62(4), 647–668.
Zijl, G., R. Haffner en M. Mulder (2008) Energiemarkten laten werken; een onvoltooide missie. In: NMa, Trust en antitrust; beschouwing over 10 jaar mededingingswet
en 10 jaar NMa. Den Haag: Nederlandse Mededingingsautoriteit.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
55