Ga direct naar de content

Essay over consumentenwelvaart in ruime zin

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 17 2014

Het is zinvol de paretiaanse zienswijze als theoretisch schema te hanteren bij het beschrijven en analyseren van economische situaties waarin het belang van consumenten in het geding is. Zodoende komen inconsistenties en onvolkomenheden in het hedendaagse mededingingsbeleid scherper in beeld.

ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling

welvaartsbegrip

Essay over
consumentenwelvaart
in ruime zin

I

Arnold
n de derde druk van de Wealth of Nations
neemt Adam Smith (1723–1790) de volgende
Heertje
passage op: “Consumption is the sole end and
Emeritus hoogleraar
purpose of all production; and the interest of the
aan de Universiteit
producer ought to be attended to, only so far as it may
van Amsterdam

be necessary for promoting that of the consumer.†(Smith,
1784). In deze pregnante woorden van de grondlegger
van de economische wetenschap liggen alle hedendaagse thema’s van dit ESB-dossier over consumentenwelvaart besloten.
Gaat het over de producenten en hun bekommernis met de groei van de productie, of over de consumenten en het voorzien in hun behoeften? Gaat het
over objectieve of subjectieve welvaart? Gaat het om
analyse of normatieve uitspraken, om economische
theorie of economisch beleid? Als de consumenten
worden uitgebuit door monopolievorming is mededingingsbeleid dan het antwoord? Gaat het over Nederland, Europa of de wereld?
Deze vragen kennen geen eenduidige antwoorden en vergen grondige beschouwing. Een vraag die
hier aan de orde is, is welk belang mededingingsautoriteiten precies moeten dienen. Traditioneel wordt
consumentenwelvaart binnen de economische theorie
eng opgevat. Neem bijvoorbeeld het inmiddels klassieke boek over de theorie en praktijk van het mededingingsbeleid van Motta (Motta, 2004). Hoewel hij
in zijn boek de consument ter sprake brengt, verdwijnt
deze schielijk van het toneel. Opmerkelijk is dat Motta
het belang voor de consument beperkt tot het effect

22

van het mededingingsbeleid op prijzen. Zodoende
wordt er geen recht gedaan aan aspecten als kwaliteit, dienstbetoon, keuzevrijheid en productinnovatie,
om maar te zwijgen over het wegen van de belangen
van toekomstige generaties. Ernstiger is dat Motta de
welvaart van de consumenten zelfs geen richtsnoer
vindt omdat: “consumer welfare by definition does not
take into account the gains made by the firm†(Motta,
2004). Hier wordt verwarring gemaximaliseerd. Een
tweede misverstand van Motta is het identificeren van
consumentenwelvaart met het consumentensurplus,
waardoor hij de consumentenwelvaart verschraalt tot
monetaire markttransacties. Dit speelt hem parten bij
zijn overweging dat innovatieprikkels achterwege blijven als op het belang van consumenten wordt gelet.
Het boekwerk van Motta is karakteristiek voor
de analyse die beoefenaren van dit deel van de economische theorie aanreiken aan de beleidsmakers in binnen- en buitenland. Mijn betoog is dat consumentenwelvaart veel ruimer moet worden opgevat. Tegelijk
blijft er een theoretisch welvaartskader nodig.
Paretiaanse welvaartstheorie

De paretiaanse welvaartstheorie is in dit essay het analytische uitgangspunt, omdat zodoende wordt aangeknoopt bij een subjectief en formeel ruim begrip
van consumentenwelvaart, en er niet wordt uitgegaan
van een bepaald mensbeeld van de consument. Verder
schept de theorie een kader voor het vergelijken van
de Pareto-optimale allocatie overeenkomstig de voor-

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014

ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling

keuren van de consumenten met de feitelijke allocatie
onder invloed van de rol van andere actoren in het economisch leven. Pareto-optimaliteit is onafhankelijk van
de institutio­ ele vormgeving van de allocatie en van de
n
inkomens­ erdeling – wat het analytische karakter van
v
de paretiaanse beschouwingswijze onderstreept. Deze
vaststelling is niet strijdig met de mogelijkheid om in de
economische politiek het Pareto-optimum tot norm te
verheffen. Consumentensouvereiniteit en consumenten­
welvaart zijn in de paretiaanse welvaartstheorie de voertuigen van de allocatie, die per definitie tot rust komen
indien een Pareto-optimum wordt bereikt. Een toestand
in het economisch leven waarin geen enkele consument
in welvaart vooruitgaat door een verandering in de allocatie, zonder dat een andere consument achteruitgaat.
Toekomstige consumenten

Een aandachtspunt bij het streven naar optimalisatie
van consumentenwelvaart is dat deze welvaart verder
reikt dan de nu levende consumenten. De inhoud van
de consumentenwelvaart kan worden uitgebreid met
de nutsfuncties van consumenten van straks, door ons
te identificeren met hun wensen. De individuele voorkeuren van de huidige generatie omtrent toekomstige
consumptiepatronen zijn van invloed op de huidige
allocatie en de consumentenwelvaart van volgende
generaties. Als de huidige generatie de beschikbare
natuur en open ruimte vernietigt, ziet de wereld van
volgende generaties er anders uit dan wanneer wij ons
als rentmeesters gedragen. De discussie over het verduurzamen van het economisch leven is een uiting van
de bekommernis met het lot van volgende generaties.
Niet-reproduceerbare goederen

Een ander aspect van consumentenwelvaart dat naar
mijn idee volledig onderbelicht is gebleven, zijn de
niet-reproduceerbare goederen. De consumenten­
welvaart heeft immers niet alleen betrekking op de reproduceerbare goederen, waar de economische theorie
van uitgaat. De niet-reproduceerbare goederen hebben een uniek karakter, zoals de Nachtwacht van Rembrandt. Van elk niet-reproduceerbaar goed is er slechts
één exemplaar voortgebracht of beschikbaar. De nietreproduceerbare goederen krijgen met het voortschrijden van de tijd historische en culturele betekenis. Soms
kunnen zij worden verplaatst, zoals schilderijen en gesigneerde antiquarische boeken, en soms zijn zij aan
plaats gebonden, zoals monumenten, historische boerderijen, zeventiende-eeuwse grachtenpanden en de naJaargang 99 (4683S) 18 april 2014

tuur. De niet-reproduceerbare goederen zijn volgens
David Ricardo (1772–1823), die de onderscheiding in
reproduceerbare en niet-reproduceerbare goederen in
zijn ‘Principles’ uit 1817 als eerste terloops ter sprake
bracht, kwantitatief verwaarloosbaar. Niettemin vormen de unieke goederen een aanzwellende verzameling. Er zijn bezitters of bewaarders van deze goederen,
handel is een uitzondering. De niet-reproduceerbare
goederen kennen geen prijs die dagelijks op markten
tot stand komt. Consumenten hebben uiteenlopende
subjectieve waarderingen voor het behoud van deze
goederen, afhankelijk van hun positie in ruimte en
tijd. De consumenten nemen de niet-reproduceerbare
goederen waar met uiteenlopende referentiekaders.
Anders dan in de uitwerking van de relativiteitstheorie
in de natuurkunde van Lorentz en Einstein, is er geen
vertaalslag voor deze verschillende referentiekaders.
In de reproduceerbare economie weerspiegelen de
natuurlijke prijzen de reproductiekosten van de consumptiegoederen, waardoor objectieve verschillen in
de relatieve positie in ruimte en tijd van de individuen
worden overbrugd. Over de objectieve reproductiekosten zijn de consumenten het eens, ook al is er een grote
verscheidenheid aan subjectieve waarderingen voor de
goederen zelf. In de niet-reproduceerbare economie is
het anders. Objectieve verschillen in de relatieve positie van consumenten in ruimte en tijd worden niet
overbrugd. In Zeeland tekenden een kleine groep
gedreven individuen bijvoorbeeld jarenlang verzet
aan tegen het opofferen van het unieke natuur­ ebied
g
de Kaloot ten behoeve van de aanleg van de Westerschelde Container Terminal (WCT). Ze wijzen als
roependen in de woestijn op het onomkeerbare van
het vernietigen van de Kaloot, maar niet op een vergelijking van offer en nut in de vorm van cijfermatige
calculaties, zoals in de reproduceerbare economie (wat
niet wegneemt dat Gedeputeerde Staten van Zeeland
onlangs afzag van de WCT).
Arbeid als consumptiegoed

In de uitwerking van het paretiaanse schema is de natuur niet alleen een productiefactor, maar ook een
consumptiegoed dat in behoeften van consumenten
voorziet en derhalve mede tot de consumentenwelvaart behoort. Op precies dezelfde wijze is het mogelijk de arbeid naast productiefactor als consumptiegoed op te vatten. In toenemende mate ontwikkelen
mensen voorkeuren met betrekking tot de arbeid over
de vraag met wie, waar en wanneer zij willen werken.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

23

ESB Dossier Consumentenwelvaart als beleidsdoelstelling

Zij vragen om pakketjes werkgelegenheid als consumenten, zodat het
voorzien in deze behoefte door de producenten deel uitmaakt van de consumentenwelvaart. Deze consumptieve kant van de arbeid staat los van de
financiële beloning die de arbeid als productiefactor oplevert, en heeft een
kwalitatief, niet-calculeerbaar karakter.

Mededingingsbeleid

waaronder de feitelijke allocatie achterblijft bij de Pareto-optimale. Als de consumenten over onvolledige
informatie beschikken over de prijzen en karakteristieken van aangeboden goederen, wordt het verwezenlijken van een consumentenwelvaartsoptimum een illusie. Voorts kunnen markten ontbreken of incompleet
zijn, waardoor consumenten niet overeenkomstig
hun voorkeuren handelen. Een ontbrekende markt
is bijvoorbeeld die van paraplu’s indien er op 4 mei
2018 sprake is van buitensporige regenval. Incomplete
markten zijn het gevolg van een wenkend perspectief
in de tijd en de daarmee verbonden onzekerheid. De
paretiaanse welvaartstheorie schept orde in het gefragmenteerde mededingingsbeleid op nationaal en
Europees niveau. De hypothese is dat het mededingingsbeleid beoogt de consumentenwelvaart te verhogen en Pareto-verbeteringen tot stand te brengen, die
in de richting gaan van Pareto-optimaliteit. Blijkens
haar publieke uitingen destijds heeft Mevrouw Neelie
Kroes als voormalig Europees Commissaris voor de
Mededinging pareto-optimaliteit tot norm verheven.
Een voorbeeld van een niet-paretiaanse beschouwingswijze is die van Van Sinderen en Kemp (2008),
die terloops de gewogen som van consumentensurplus en producentensurplus opperen, ter beoordeling
van fusies. Zij zien echter, net als Motta, voorbij aan
de beperkte betekenis van het consumentensurplus
als stand-in voor de consumentenwelvaart, maken
niet duidelijk welke betekenis het producentensurplus
heeft voor de consumenten en blijven hangen in een
financiële benadering. De samenhang met het mededingingsbeleid ontbreekt, omdat geen sprake is van
een consistente opvatting van welvaart.

Met het oog op de confrontatie van consumenten­ elvaart en mededinw
gingsbeleid is het van belang kort stil te staan bij de omstandigheden

Ten slotte

Virtuele goederen

Tot zover heeft het verruimen van de consumentenwelvaart betrekking op
herkenbare goederen. Onder invloed van technische ontwikkeling komen
nieuwe goederen tot stand die thans niet herkenbaar zijn, maar niettemin
de vrucht zijn van allocatie van middelen voor research en ontwikkeling.
Daarom wordt hier de welvaartstheorie uitgebreid met deze virtuele goederen. De goederen zijn er namelijk wel in status nascendi, precies zoals bij
zwangerschap. Anders dan bij herkenbare goederen is er geen rechtstreekse
samenhang tussen de preferenties van de consumenten en deze goederen.
Productinnovatie ontspruit aan investeringen met een onbestemd karakter van ondernemingen en kennisinstellingen, op een onbestemde termijn.
Naarmate het onderzoek fundamenteler is, wordt de kans op verrassende
vondsten groter en is de aanvankelijke band met de consumentenwelvaart
losser. In prijzen die consumenten betalen voor huidige goederen kunnen
zogenaamde zoekbedragen worden opgenomen die door de producenten
aan onderzoek worden besteed. Deze zoekbedragen weerspiegelen – wellicht onbedoeld, maar wel feitelijk – de bereidheid van de consumenten in
de markt om te betalen voor het perspectief dat het voortschrijden van de
techniek nieuwe goederen oplevert, bijvoorbeeld in de medische sfeer. De
allocatie van deze bedragen is Pareto-optimaal indien naar het subjectieve
oordeel van de consumenten met de hoogte daarvan en de bestedingswijze
wordt voorzien in de behoefte aan virtuele goederen. Een indirecte manier
om deze zoekbedragen in rekening te brengen bij consumenten is belastingheffing, die ten gunste komt van innovatie. De inhoud van het begrip
consumentenwelvaart is wederom uitgebreid, nu met virtuele goederen.

Literatuur
Motta, M. (2004) Competition policy, theory and practice. Cambridge: Cambridge
University Press, 12–30.
Ricardo, D.(1817) On the Principles of political economy, and taxation. Londen: John
Murray.
Sinderen, J. van, en R. Kemp (2008) De welvaartseffecten van mededinging: wie
profiteert? In: De welvaartseffecten van mededinging, 283–304.
Smith, A. (1784) An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations, deel II.
Londen: Strahan and Cadell, 515–516.

24

Dit essay legt de nadruk op een welvaartstheoretische
agenda voor een consistent en effectief mededingingsbeleid. De uitvoering van een dergelijk beleid schiet
momenteel tekort. Het is zinvol de paretiaanse zienswijze als theoretisch schema te hanteren bij het beschrijven en analyseren van economische situaties waarin het
belang van consumenten in het geding is. Zodoende
komen inconsistenties en onvolkomenheden in het hedendaagse mededingingsbeleid scherper in beeld. Tegelijk geldt dat ruimere welvaartsaspecten moeten worden betrokken in de analyse van consumenten­ elvaart
w
en in mededingingsbeleid. Ook consumenten van de
toekomst, niet-reproduceerbare goederen, arbeid als
consumptiegoed en virtuele goederen tellen mee.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4683S) 18 april 2014

Auteur