Buitenlandse afzet
De regionale dimensie van
Internationale dienstverlening
In de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening is het concept gelanceerd van de
‘Stedenring Centraal Nederland’. Het
gaat hier om een uitbreiding van het
economische kerngebioed van Nederland, de Randstad, met de Brabantse
stedenrij en Midden-Gelderland. Ook in
dit concept wordt de Randstad nog
steeds gezien als de motor van de Nederlandse economie, met name vanwege de internationale functie die deze regio heeft in de distributie en de zakelijke dienstverlening. In dit artikel wordt
betoogd dat de nadruk die wordt gelegd
op de Randstad de zakelijke dienstverlening in de rest van het land, met name
Brabant en Gelderland, niet geheel
recht doet. Dit blijkt niet alleen uit de
werkgelegenheidsontwikkeling, maar
ook uit de ontwikkeling van de buitenlandse afzet van de zakelijke-diensten.
Werkgelegenheid
Tussen 1973 en 1985 nam de werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening met 96% toe. Weliswaar geeft de
werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening (SBI84) in alle provincies een
groei te zien, maar het groeitempo is in
de Randstad achtergebleven bij dat in
de andere landsdelen. In de drie Randstedelijke provincies nam de werkgelegenheid in de periode 1973-1985 toe
met 66%. In de intermediaire zone
(Noord-Brabant, Gelderland en Overijssel) is dit 184% en in de overige provincies 126%. De van oudsher sterke concentratie van zakelijke diensten in het
westen van het land is door deze ontwikkelingen verminderd. Dit laat zich
ook vaststellen aan de hand van het locatiequotient1. Van 1973 tot 1985 is het
locatiequotient voor zakelijke diensten
in de Randstad gedaald van 147 tot
117. Uit figuur 1 komt de verminderde
concentratie duidelijk naar voren: de
verschillen tussen de landsdelen verkleinen zich, hoewel er nog steeds een
duidelijke oververtegenwoordiging van
de werkgelegenheid in de zakelijke
dienstverlening in de Randstad is.
De vermindering van de regionale
verschillen in de concentratie van de
werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening is niet een gevolg van verhuizing van bedrijven vanuit de Randstad,
maar van autonome ontwikkelingen
(oprichting van nieuwe bedrijven en
groei van bestaande bedrijvigheid).
In dit artikel wordt nagegaan welke
verschillen in exportactiviteiten zich
voordoen tussen diverse regie’s in Nederland en wat dan met name de positie is van de Randstad. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een in 1986 door het
Economisch Instituut voor het Middenen Kleinbedrijf opgebouwd bestand van
536 ondernemingen in de zakelijke
dienstverlening waaraan achteraf geografische variabelen zijn toegevoegd2.
Figuur 1. Locatiequotienten voor de werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening, Nederland = 100
Zuid-Holland
Noord-Holland
Utrecht
Intermediaire zone
Rest Nederland
1973
528
1979
1985
Er zijn drie vormen van internationale dienstenhandel te onderscheiden:
buitenlandse afzet, afzet van diensten
via buitenlandse vestigingen en samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en buitenlandse zakelijke dienstverleners. Van deze drie is’ de afzet van
diensten aan buitenlandse afnemers
het belangrijkst. 38% van de zakelijke
diensten heeft buitenlandse afnemers
en 10% van de bedrijven heeft vestigingen in het buitenland. Van de zakelijke
dienstverlenerswerktverder4%samen
met buitenlandse bedrijven en werkt
13% samen met zowel Nederlandse als
buitenlandse bedrijven. De orientatie
van de Nederlandse zakelijke dienstverlening blijkt vooral nabijgelegen landen te betreffen. Dit houdt ongetwijfeld
verband met de aard van het produkt.
Daarbij spelen persoonlijke contacten3
en daardoor ook de nabijheid van af nemer een belangrijke rol. Vandaar dan
ook dat de buitenlandse markt vooral
West-Duitsland, Belgie, Luxemburg,
Groot Brittanie en Frankrijk betreft. In
die landen vinden we in totaal 50% van
de buitenlandse afnemers, 46% van de
buitenlandse nevenvestigingen en 47%
van de buitenlandse bedrijven waarmee wordt samengewerkt. Op de punten van buitenlandse vestigingen en samenwerking zijn geen beduidende verschillen vastgesteld tussen de in het onderzoek onderscheiden regie’s. Dergelijke verschillen zijn wel gevonden bij de
afzet aan buitenlandse afnemers. Het
aandeel exporterende bedrijven in het
totale aantal zakelijke diensten neemt
significant af met het kleiner worden
van de agglomeratievoordelen. Van de
zakelijke diensten in de vier grate steden exporteert 47% nun diensten, in de
rest van de Randstad is dat 43%, in de
intermediaire zone 31% en in de rest
van Nederland 27%. Tussen de aandelen van de exporterende bedrijven in de
drie grote steden werden geen grote
1. Dit quotient geeft aan in welke mate in een
bepaald gebied het werkgelegenheidsaandeel van een bepaalde bedrijfssector is overof ondervertegenwoordigd ten opzichte van
het landelijke werkgelegenheidsaandeel dat
op 100 isgesteld.
2. E.C.J. Kraan, Zakelijkedienstverlenersop
buitenlandse markten, EIM, Zoetermeer,
1987. De verzamelde gegevens hebben betrekking op hoofdvestigingen en zelfstandige vestigingen. Nevenvestigingen zijn niet in
het onderzoek betrokken. Omdat de geografische variabelen (de agglomeratie-index en
de Coropregio’s) achteraf zijn toegevoegd
aan de oorspronkelijke gegevens heeft geen
herweging op basis van regio van vestiging
plaatsgevonden. De onderzoeksuitkomsten
en conclusies hebben zodoende betrekking
op alleen de onderzoekspopulatie die in totaal 536 respondenten omvat.
3. Van veel minder belang, maar nietzonder
betekenis zijn direct-mail, beurzen en advertenties. Zie : Bureau Goudappel Coffeng, De
internationalisatie in de zakelijke dienstverlening in Zuid-Holland, Deventer, 1987.
label 1. Exporteurs in procenten van net totale aantal zakelijke dienstverleners,
naarregio, 1987
Amster-
Noord Midden
Den
Rotter-
Rest Zeeland Lim-
dam
Haag
dam
West Brabant burg
Totaal
70
30
65
35
50
50
54
46
50
50
61
39
69
31
84
16
62
38
100
100
100
100
100
100
100
100
100
Geen export
Export
Totaal
Bron: BGC/EIM, 1987.
label 2. Gemiddelde export in procenten van de totale omzet, naar regio, 1987
AmsterNoord Midden
12
11
Den
Rotter-
dam
Haag
dam
11
20
Rest Zeeland/
13
West Brabant Limburg Totaal
10
Bron: BGC/EIM, 1987
Tabel 3. Omzetgrootteklassen zakelijke-dienstverleningsbedrijven, naar regio,
1987
Omzet in
mln. gld.
Noord Midden
35
24
17
16
9
54
20
33
13
15
8
3
15
16
23
100
100
100
<0,5
0,5-2
2-5
5-20
>20
Totaal
Amster- Den
dam Haag
Rotterdam
rest Zeeland/
West Brabant Limburg Totaal
22
8
22
11
18
15
34
24
16
20
6
41
28
15
11
5
7
22
15
0
100
100
100
100
100
36
19
15
33
56
39
22
16
16
8
100
Bron: BGC/EIM, 1987.
verschillen gevonden (zie label 1).
Met zijn dus vooral de bedrijven in het
westen van het land die zich op buitenlandse markten begeven en in het bijzonder de in de grate steden gevestigde zakelijke-dienstverleners. Ook blijkt
dat in de grootstedelijke gebieden het
exportpercentage hoger ligt: door een
gemiddeld zakelijke-dienstverleningsbedrijf in de grote steden wordt 13% van
de omzet gerealiseerd door leveranties
aan buitenlandse afnemers. Tussen de
drie andere onderscheiden landsdelen
(de rest van West-Nederland, de intermediaire zone en de rest van Nederland) bestaan geen verschillen en ligt
het aandeel van de export in de totale
omzet op gemiddeld 9%. In label 2 zijn
de gemiddelden gegeven voor de onderscheiden Coropregio’s. Hieruit blijkt
dat er op dit lagere schaalniveau wel talrijke verschillen tussen deze regie’s bestaan.
Men moet er wel rekening mee houden dat het hier gaat om een vergelijking van de relatieve exportcijfers van
zakelijke diensten in regie’s. Als het
gaat om absolute cijfers dan wordt de
exportprestatie van Noord- en MiddenNederland ongetwijfeld ruimschoots
overtroffen door die van de Randstad
omdat daar meer zakelijke-dienstverleningsbedrijven zijn en omdat er per bedrijf hogere omzetten worden gehaald
(zie tabel 3).
ESB 1-6-1988
Veel zakelijke dienstverleners uit de
categorieen die relatief internationaal
gericht zijn, zijn gevestigd in de Randstad. Het gaat daarbij vooral om de
computerdiensten, de ingenieursbureaus, de economische adviesbureaus
en/of de grote kantoren met meer dan
50 werknemers. Het is niet verrassend
dat deze bedrijven juist de Randstad
kiezen als vestigingsplaats. In stedelijke gebieden is het makkelijker Internationale contacten op te doen en te onderhouden. De Internationale orientatie
van zakelijke-dienstverleners is buiten
de Randstad dan ook minder sterk, al
heeft toch nog circa dertig procent van
de bedrijven buitenlandse afnemers.
Bovendien blijkt uit het onderzoek dat
een toenemend aantal bedrijven buiten
de Randstad de laatste jaren de buitenlandse markt is opgegaan. Dat is met
name het geval in Noord-Brabant en
Midden-Nederland. Internationalisatie
in de zakelijke dienstverlening lijkt dus
minder een exclusief ‘westerse’ aangelegenheid te worden.
Verwachtingen
Bij het onderzoek is de ondernemers
gevraagd hoe de werkgelegenheid bij
hun bedrijf zich tot 1990 zal ontwikkelen. Een meerderheid van de ondernemers (57%) zegt groei te verwachten.
In de Randstad lijkt men lets hoopvoller
te zijn over de perspectieven dan elders, maar verrassend genoeg is dit
verschif niet significant. De waarde van
deze gegevens voor de voorspelling
van de feitelijke werkgelegenheidsontwikkeling is uiteraard beperkt, ook al
omdat geen rekening wordt gehouden
met de oprichting van nieuwe bedrijven
op het gebied van de zakelijke dienstverlening. Ook op de verwachtingen
met betrekking tot de omzetontwikkelingen lijken agglomeratievoordelen niet
significant van invloed. 60% van de ondervraagde ondernemers verwacht in
de komende jaren een groei van de omzet, 31 % verwacht een zelfde omzet te
behalen en 9% vermoedt dat er een omzetdaling in het verschiet ligt.
Over de ontwikkelingen in de export
zijn de ondernemers doorgaans positief
gestemd. Op de vraag of de afzet aan
buitenlandse afnemers de 12 maanden
volgend op de enquete zou veranderen
zegt 45% van de ondernemers een omzetstijging te verwachten, 44% geen
verandering en 11% een daling. Opnieuw zijn de agglomeratievoordelen
niet significant van invloed.
Aan de bedrijven die nu nog niet exporteren is de vraag voorgelegd of er
concrete plannen bestaan om de komende jaren opdrachten uit te voeren
ten behoeve van buitenlandse afnemers. Van de betreffende ondernemers
zegt 81% dergelijke plannen niet te
hebben. De resterende 19% blijkt bij die
exportplannen een voorkeur aan de
dag te leggen voor afzet ‘alleen vanuit
Nederland’ (dus niet via buitenlandse
vestigingen of in combinatie daarmee).
Ook ten aanzien van deze toekomstverwachtingen zijn er op dit punt geen beduidende verschillen tussen de onderscheiden regie’s vast te stellen.
Concuirentiepositie
Bij de afzet op de buitenlandse markten is ook nagegaan hoe de ondernemers (van bedrijven die exporteren)
denken overde concurrentiepositie van
de Nederlandse zakelijke-dienstverleningssector. Het blijkt dat hetde Nederlandse zakelijke-dienstverleners niet
aan zelfvertrouwen ontbreekt: slechts
17% vindt de Nederlanders zwakker
dan hun buitenlandse concurrenten.
Bijna de helft (48%) vindt dat de Nederlanders even sterk staan als de concurrentie en een derde (34%) vindt dat Nederland sterkerstaat dan de buitenlandse zakelijke-dienstverleners. Met name
de kwaliteit van de dienstverlening en
de aanwezige know-how worden als
sterke punten aangemerkt. De zwakke
punten liggen op het gebied van de prijs
en – in mindere mate – de reputatie en
het persoonlijk contact. Exportbelemmeringen zijn in Nederland vooral gelegen in de papiermolen, aldus de ondernemers. Voor wat betreft het buitenland
529
wordt gewezen op de beperkte mogelijkheden (buiten de EG) voor vrij verkeer van werknemers, de protectiemaatregelen door buitenlandse overheden en de problemen bij winsttransfers
naar Nederland.
Verder kan worden vastgesteld dat
voor de concurrentiepositie van de zakelijke dienstverleningsbedrijven het
opleidingsaspect van veel betekenis
is4. Veel ondernemers noemen de opleiding een van de redenen om niet te
exporteren. Gegeven het zeer arbeidsintensieve karakter van de zakelijke
dienstverleningssector en het hoge opleidingsniveau van het personeel zullen
de toekomstige kwaliteiten van deze
sector en daarmee ook de kansen om
internationaal te opereren mede worden bepaald door de kwaliteit van de
onderwijsinfrastructuur. Door de ondernemers is te kennen gegeven dat er met
name opleidingsbehoeften bestaan op
het punt van specifieke vakkennis. Niet
onbelangrijk zijn daarnaast de opleidingsbehoeften ten aanzien van de organisatorische kennis en de commerciele kennis. Maar er is voor het onderwijs ook een rol weggelegd in de bij- en
nascholing. Vooral onder invloed van
nieuwe technologieen zal er een belangrijke behoefte bestaan aan bijscholing. Deze activiteiten zullen echter
slechts ten dele buiten het bedrijf
plaatsvinden. Zo zullen managementen vaktechnische opleidingen vaak in-
tern gebeuren omdat bedrijf si nterne gegevens en processen aan de orde worden gesteld. Dat betekent dat er een zekere mate van vertrouwelijkheid gewenst is. Voor bepaalde onderwerpen
moeten bedrijfsgerichte cursussen worden ontworpen die in het bedrijf zelf
worden gegeven. Hier lijken meer kansen te liggen voor particuliere opleidingsinstituten dan voor het reguliere
onderwijs dat (nog) niet goed weet in te
spelen op de vraag van het bedrijfsleven. Anderzijds is het bedrijfsleven
vaak onvoldoende op de hoogte van de
mogelijkheden op dit terrein.
Slot_________________
De hier gepresenteerde onderzoeksresultaten duiden er op dat de intermediaire zone steeds meer is betrokken bij
internationaliseringsprocessen in de
zakelijke dienstverlening, zij het dat een
en ander nog niet een omvang heeft die
vergelijkbaar is met die in de Randstad.
Samen met de geconstateerde werkgelegenheidsontwikkeling in de zakelijke
dienstverlening lijkt deze internationalisatie het beeld van een uitdijende
Randstad, c.q. het ontstaan van een
nieuwe kernzone, zoals dat in een aantal onderzoeken wordt geschetst, te bevestigen5. Ook in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordering wordt vastgesteld dat
“het economisch kerngebied van Nederland geleidelijk groter is geworden.
530
Met omvat. niet alleen meer de Randstad maar ook grote delen van Gelderland en Noord Brabant”. Dit gebied
wordt aangeduid als ‘Stedenring Centraal Nederland’ en is onder andere gericht op het benutten van de nationale
en Internationale potentie van het economisch kerngebied. Wat betreft de zakelijke dienstverlening lijkt het erop dat
‘het gedeelte van de Stedenring buiten
de Randstad daarin een belangrijke rol
zal spelen
J.H. J. van Dinteren
De auteur is werkzaam bij Bureau Goudappel Coffeng te Deventer. Het artikel is gebaseerd op een onderzoek voor de Rijksplano-
logische Dienst. Zie: J.H.J. van Dinteren en
E.C.J. Kraan, Regionale verschillen in internationalisatie in de zakelijke dienstverlening,
Bureau Goudappel Coffeng en Economisch
Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf,
Deventer, 1987.
4. Idem.
5. Zie bij voorbeeld E. Wever, Regionaaleconomischperspectief. Van Dien & Co.; en
N.J. Kemperen P.M. Pellenbarg, De ruimtelijke dynamiek van het Nederlandse bedrijfsleven. ESB, tOfebruari 1988, biz 153-159.