ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
De Postbank
Eindelijk lijkt de Postbank dan toch in zicht. Vijf jaar
na indiening van het wetsontwerp dat beoogde de Rijkspostspaarbank (RPS) en de Postgiro tot een volwaardige
bank te integreren, en maar liefst tien jaar nadat het toenmalige kamerlid Vermaat de eerste vraag over de uitbreiding van het takenpakket van de RPS en Postgiro stelde,
heeft de regering zich in de regeringsverklaring voor een
volwaardige Postbank uitgesproken.
Het lijkt verwonderlijk dat vestiging van de Postbank
zoveel pijn en moeite kost. Er zijn immers wel meer sectoren waarin, al dan niet volledige, overheidsbedrijven
op de markt concurreren met particuliere bedrijven. Te
denken valt aan de industrie (DSM, Hoogovens), het
transport (KLM, NS), en de energie (Gasunie, UCN).
Ook in de financiele sector is een concurrerende overheidsinstelling geen nieuw verschijnsel. De aandelen van
de Nederlandse Middenstandsbank zijn voor meer dan
20% in handen van de staat, en de RPS en Postgiro concurreren al jaren, zij het op beperkt terrein, met de particuliere banken. Waarom geeft oprichting van de Postbank dan zo’n deining?
Een deel van de pijn is uit ideolpgische overwegingen
te verklaren. Het wordt niet wenselijk geacht dat de overheid met het bedrijfsleven op de vrije markt concurreert.
Alleen als er onvoldoende concurrentie zou zijn, waardoor het belang van de consument gevaar loopt, zou daarop een uitzondering kunnen wprden gemaakt. Volgens
voorstanders van de Postbank is dit in de bankensector
het geval. Een extra marktpartij zou geboden zijn om de
concurrentie flink aan te wakkeren.
Het valt niet te ontkennen dat zich een aanzienlijke concentratie in de bankwereld heeft voorgedaan. Van de 114
zelfstandige algemene banken in 1963 zijn er anno 1980
nog maar elf over. Bij de landbouwkredietbanken en
spaarbanken is het beeld niet veel anders. Het aantal buitenlandse banken is wel toegenomen, maar deze beschikken over een te beperkt net van filialen om een rol van betekenis te spelen. Dit verschijnsel van steeds grotere bancaire eenheden laat echter nog geen uitspraak over het
marktgedrag toe. Zo kan een onwillige marktpartij alle afspraken op losse schroeven zetten. Illustratief is het optreden van Roparco die, de woede van de banken riskerend, een aanzienlijk hogere rentevergoeding op direct
opvraagbare tegoeden aanbood dan haar concurrenten.
Zij kan dit ook gemakkelijk doen, doordat zij een uitgebreid net van filialen bezit, en in hoge mate geautomatiseerd en gegiraliseerd is. Het lijkt niet ondenkbaar dat de
activiteiten van Roparco een voorbode zijn van verscherpte concurrentie. De betekenis van kleinere banken
en buitenlandse banken met een beperkt net van verkooppunten kan daardoor toenemen. Zo ver is het echter nog
niet.
EG-commissaris Andriessen, die ten tijde van zijn ministerschap van Financien nog niet erg veel voor een extra
marktpartij in de bankwereld voelde, is inmiddels gaan
twijfelen over de mate van concurrentie in het bankwezen.
In een speech voor bankiers in Londen stelde hij dat
,,banks generally have a strong tendency to avoid price
competition, which is mostly talked of in terms of irresponsible or ,,cut-throat” competition, and regarded as a
source of excessive risk” 1). Een Postbank zou dan een
nuttige functie kunnen vervullen door de concurrentie op
de markt te bevorderen. De particuliere banken vrezen
juist concurrentievervalsing van een overheidsinstelling.
Van een stelselmatige onderbieding van rente en tarieven
kan echter geen sprake zijn. Ook de Postbank zal zich immers aan de normen van de markt aanpassen, en een redelijke opbrengst op het geinvesteerde vermogen moeten behalen. In feite neemt het gevaar van marktverstoring zelfs
af ten opzichte van de huidige situatie. Juist de langzaam
ESB 10-2-1982
voortkruipende uitbreiding van het takenpakket van de
RPS en de Postgiro hpudt dit gevaar in. Fiscale bevoordeling en verliesfinanciering door de overheid behoren nu
tot de mogelijkheden. Oprichting van de Postbank zou
deze ongelijke concurrentieverhoudingen moeten rechttrekken. Ook uit liberaal oogpunt is oprichting van een
Postbank dus nog niet zo’n slecht idee.
Maar een belangrijker drijfveer achter de oprichting
van de Postbank is dat RPS en Postgiro zonder omvorming tot een Postbank geen lang leven is beschoren. Het
wettelijke kader waarbinnen de diensten zitten opgesloten, maakt adequate reactie op marktontwikkelingen
onmogelijk. Op het terrein van de particuliere dienstverlening is het takenpakket van RPS en Postgiro weliswaar
al aanzienlijk uitgebreid, maar op het terrein van de zakelijke dienstverlening liggen deze instellingen ver achter.
Met name het ontbreken van rekening-courantfaciliteiten
aan zakelijke-rekeninghouders zou de positie van de Postgiro langzaam aantasten. Inderdaad wijst de terugloop
van het zakelijke girale marktaandeel (26% in 1970, 16%
in 1979) en het tegenvallende resultaat van de Postgiro
(een winst van f. 3 mln. in 1981, tegenover een winst van
f. 95 mln. in |980) in deze richting.
Daarnaast is nog een ander punt van groot belang: de
komst van het Nationaal Betalings Circuit (NBC). Het
NBC wil het postgirocircuit en het bankgirocircuit tot een
efficient systeem integreren. De RPS en de Postgiro verwachten een aanzienlijk nadeel van het NBC te ondervinden. De huidige scheiding van de circuits dwingt de
banken en de zakelijke-rekeninghouders (in verband met
loonbetalingen) een rekening bij de Postgiro aan te houden.
Dit om tijdverlies dat ontstaat door overboeking van het
ene naar het andere circuit te voorkomen. Het ontbreken
van faciliteiten voor zakelijke-rekeninghouders moet op
de koop toe worden genomen. Door de circuits te integreren, vervalt deze noodzaak en zullende zakelijke saldi
naar de banken worden overgeheveld. Een werkgroep van
de Universiteit van Amsterdam schat het saldiverlies van
de RPS en Postgiro zelfs op f. 2,5 a f. 3 mrd. 2). Daar komt
nog bij dat door invoering van het N BC het huidige concurrentievoordeel dat de Postgiro op technisch gebied heeft,
wegvalt. Het is dan ook heel begrijpelijk dat de RPS en
de Postgiro crop aandringen dat de Postbank voor invoering van het NBC een feit moet zijn.
Het lijkt crop dat het NBC de discussie over de Postbank in een ander daglicht heeft gesteld. De RPS en de
Postgiro staan voor de noodzaak om spoedig tot een Postbank te versmelten. De banken hebben er voordeel van
als het postcircuit met het bankgirocircuit wordt geintegreerd. Een ,,package deal”, waarbij de banken metde oprichting van de Postbank akkoord gaan in ruil voorde totstandkoming van het NBC lijkt voor de hand te liggen.
De Postbank is er echter nog niet. Een ,,teer” punt in de
discussie is nog in hoeverre de nieuwe bank zich moet
schikken naar ,,minimum condities”die in het bankwezen
gebruikelijk zijn inzake rente, tarifering, en snelheid waarmee betalingsopdrachten worden verricht. Schikking van
RPS en Postgiro aan deze ,,minimum condities” zou de
komst van de Postbank zeker bespoedigen. Het zou echter
afbreuk doen aan een van de belangrijke functies van de
Postbank: het bevorderen van concurrentie. En dat zou
jammer zij n.
H. Kamps
1) Speech gehouden op de Banking conference at the Royal
Lancaster Hotel, Londen, 30novemberen 1 december 1981.
2) Universiteit van Amsterdam, Nakaarten over het nationaal
betalingscircuit, Amsterdam, december 1981.
137