Afgelopen vrijdag heeft Raj Chetty de John Bates Clark Medal gewonnen. Dit is een jaarlijkse prijs die door de American Economic Association wordt uitgereikt voor de beste Amerikaanse econoom onder de 40 jaar. Hier kunt u het lijstje bekijken met zijn prominente voorgangers. Vaak wordt deze prijs gezien als een opmaat voor de Nobelprijs. Het feit dat Chetty nog maar 33 is, geeft aan wat voor supertalent hij is.
Voor mij is zijn belangrijkste artikel “How Does Your Kindergarten Classroom Affect Your Earnings? Evidence from Project STAR” dat in 2011 verscheen in de QJE. Met een aantal co-auteurs laat hij in dit onderzoek zien dat de kwaliteit van de leerkracht, die een kind op jonge leeftijd onderwijst, een zeer groot effect heeft op het latere inkomen (en andere uitkomsten) van dat kind. Het onderzoek maakt gebruik van gegevens uit het Student/Teacher Achievement Ratio (STAR) Project. Dit is een van de grootste onderwijsexperimenten in de Verenigde Staten. Het vond plaats in 79 scholen in Tennessee in de periode 1985-1989. In het STAR-Project werden bijna 12.000 beginnende kleuters aselect toegewezen aan klassen van 15 of 22 leerlingen en leerkrachten van verschillende kwaliteit. Deze situatie bleef gedurende vijf jaren intact. Daarna werden alle kinderen weer geplaats in klassen van een normale omvang van ongeveer 22 leerlingen en mochten de scholen de leerkrachten weer toewijzen. Er is veel onderzoek verricht met de gegevens die dit experiment heeft opgeleverd. Door de oogharen bekeken is de conclusie van al dit werk dat kinderen die zijn toegewezen aan de kleinere klassen en degene die betere leerkrachten hebben getroffen gedurende het experiment het beter doen op allerlei toetsen. Maar dit effect verdwijnt nagenoeg als kinderen weer in normale klassen worden geplaatst: in groep 8 zijn er nauwelijks verschillen in toetsscores tussen kinderen uit de verschillende experimentele groepen.
Maar Chetty laat zien dat er meer aan de hand is. Het doel van onderwijs is immers niet om toetsscores te verhogen. Hij bekijkt de gegevens opnieuw en koppelt alle kinderen aan hun positie in de samenleving en hun lonen als ze ongeveer 25 jaar oud zijn. Zijn bevindingen zijn opzienbarend: iedere procentpunt meer tijdens het experiment op een toets in de kleuterjaren vertaalt zich in een ongeveer $150 hoger loon op 25-jarige leeftijd. Dit is gelijk aan bijna een 1 procent hoger gemiddeld jaarinkomen. Dit effect komt tot stand via de toewijzing van betere leerkrachten tijdens het experiment, niet doordat kinderen tijdelijk in een kleinere klas hebben gezeten. Betere leraren leiden blijkbaar tot hogere scores, maar dit effect verdwijnt weer. Echter, kinderen pikken toch iets op van die goede leerkracht. Het blijkt dat ze zich beter zijn gaan gedragen in de klas, meer zelfcontrole hebben en zich beter bewust zijn van het belang van onderwijs voor een goede toekomst. Dit wordt vooral bereikt wanneer ze les krijgen van oudere en meer ervaren leerkrachten.
Chetty laat zien dat een kind dat op de kleuterschool in plaats van bij een leerkracht die tot de 25 procent slechtste behoort, wordt geplaatst bij een leerkracht uit de beste 25 procent, op 25-jarige leeftijd bijna vier procent meer verdient. Een dergelijke verbetering van de leerkracht vertaalt zich in een netto contante waarde van ruim $10.000 over de levenscyclus. De gemiddelde omvang van een klas is ongeveer 20, dus tel uit de winst.
In Nederland is de kwaliteit van de leerkracht op dit moment ook onderwerp van discussie. Er is in het Regeerakkoord ongeveer €100 miljoen gereserveerd om de kwaliteit van de leraar te verbeteren. Chetty’s les is dat wanneer dit geld goed wordt besteed, we het op termijn waarschijnlijk dubbel en dwars terug gaan verdienen.
Auteur
Categorieën