De naast-beste oplossing
Aute ur(s ):
Theeuw es, J.J.M. (auteur)
Hoogleraar aan de UvA en werkzaam b ij de Stichting voor Economisch Onderzoek
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4146, pagina 269, 3 april 1998 (datum)
Rubrie k :
Reactie
Tre fw oord(e n):
eitc, belastingen
Dit artikel is een reactie op E.B.K. van Koesveld, Lastenverlichting met de earned income tax credit, ESB, 3 april 1998, blz.
264-268.
De discussies over de verkiezingsprogramma’s en de ambitieuze belastingvoorstellen van Vermeend en Zalm maken duidelijk dat de
tijd rijp is voor een EITC in Nederland. Hij werd reeds doorgerekend door het CPB. Dat betekent nog niet dat de EITC er ook komt.
Een aantal jaren en één verkiezing geleden werd er nog heftig gediscussieerd over de hoogte van het wettelijk minimumloon. Die
discussie is voorbij. Er is geen politieke partij die het nog wil verlagen. Het gebied tussen de 100 en de 130% van het minimumloon is
het beoogde werkterrein van de speciale afdrachtkorting (SPAK) en hetzelfde gebied wordt genoemd in verband met de EITCvoorstellen.
De discussie over het minimumloon relativeert de houdbaarheid van maatschappelijke ideeën. Hetzelfde minimumloon maakt ook dat we
het bij verdere beleidsvoorstellen steeds over second best-effecten hebben, over verbetering van verstoringen – ook bij de EITC. Men
zou zelfs heel pervers kunnen stellen dat we het niveau van het minimumloon en de uitkeringen eerst kunnen verhogen, vervolgens de
EITC verruimen en dan heel tevreden achterover leunen en wijzen op hoeveel werkgelegenheidswinst we hebben teruggehaald van wat
we eerst hebben weggehaald.
In Nederland is een EITC te zien als een correctie op het minimumloon, in Amerika wordt hij geprezen als een middel ter vervanging van
het minimumloon 1. In de VS wordt de EITC vooral gebruikt om de armoede onder de werkenden te beperken, zeker voor werkenden met
kinderen. Het minimumloon is daar zo laag dat men zich terecht zorgen kan maken over armoede, zeker voor gezinnen met kinderen. In
Nederland speelt dat argument niet. Bij ons wordt de EITC gebruikt om over de werkloosheids- en de armoedeval heen te komen.
De werkloosheidsval is hardnekkig. Uitkeringstrekkers gaan er niet echt op vooruit als ze gaan werken. Door de koppeling van het
uitkeringsniveau aan het minimumloonniveau is het verschil te klein, allerlei inkomensafhankelijke maatregelen doen daar nog een forse
schep bovenop. Voor gezinnen aan de onderkant van de inkomensverdeling is er een opeenstapeling van subsidieregelingen (huur,
studiefinanciering), inkomensafhankelijke eigen bijdragen (kinderopvang, gezinsverzorging) en allerlei voordelen op lokaal niveau. Dit
veroorzaakt een forse marginale druk in de overgang van niet-werken naar werken en in de overgang van lage naar hogere inkomens. Dat
wordt ook door Van Koesveld benadrukt. Deze opeenstapeling is soms zo fors dat ik niet overtuigd ben of een EITC hoog genoeg is (of
gemaakt kan worden) om over deze barrière heen te komen.
Van Koesveld meldt dat de nieuwe banen op de arbeidsmarkt vooral ten goede komen aan herintreders en schoolverlaters en niet aan de
langdurige werklozen. De EITC moet dan helpen om deze laatsten een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt te geven zodat ze ook
aan de bak komen. Hier vraag ik me af of dit geen tijdelijk fenomeen is. Indien de arbeidsmarkt nog een aantal jaren sterk blijft groeien dan
hakt dat ook in op het bestand aan langdurige werklozen. Indien de andere maatregelen in de sfeer van de flexibilisering van de
arbeidsmarkt en de werking van de sociale zekerheid er toe leiden dat de uitstroom uit het werklozenbestand verbetert, dan is er veel
minder noodzaak aan een EITC ter overbrugging van de werkloosheidsval. In dat geval doet de IETC iets wat al zou gebeuren.
Er ontstaat bij invoering van de EITC, zeker in combinatie met een versterking van de SPAK, een sterk gesubsidieerde onderkant van de
arbeidsmarkt. Dat betekent op de korte termijn dat minder geschoolde arbeid voor werkgevers interessant wordt en er allerlei extra werk
komt. Op langere termijn wordt dit effect nog versterkt door substitutie van geschoolde arbeid en kapitaal door ongeschoolde arbeid.
Misschien willen we dat wel. Maar het staat wel haaks op het beleid ter ondersteuning van een kenniseconomie. Laaggeschoolde banen
zijn niet altijd de beste banen. Een EITC vermindert bovendien de prikkel voor bijscholing. Meer scholing leidt tot hogere productiviteit
en hoger inkomen en daarmee tot relatief minder EITC.
Het belangrijkste argument pro of contra EITC komt uit het vergelijken van de participatiewinst in de overgang van niet-werken naar
werken versus het lagere aanbod van uren voor de werkenden. Volgens Van Koesveld blijkt uit empirisch onderzoek dat het aanbod er
netto op vooruit gaat. In kwantitatieve termen is er werkgelegenheidswinst. In kwalitatieve termen is er waarschijnlijk
productiviteitsverlies. De participatiewinst wordt gemaakt door werknemers die minder productief zijn dan de werknemers die terug gaan
in gewerkte uren.
Als we niets willen veranderen aan uitkeringshoogten en minimumloonniveaus is er werkgelegenheidswinst te halen met een EICT. Maar
we moeten het niet voor eeuwig doen en we moeten zeker de gevolgen voor de investeringen in menselijk kapitaal en in de ontwikkeling
van de arbeidsproductiviteit in de gaten houden.
Thema: De earned income tax credit, het (naast-)beste plan voor de arbeidsmarkt
Schuiven op de arbeidsmarkt, H.A. Keuzenkamp
Een contract voor schuldreductie, S.C.W. Eijffinger
Lastenverlichting met de earned income tax credit, E.B.K. van Koesveld
Boekbespreking: Het belang van werk, J. Muysken
Discussie: Loonsubsidie voor werknemers, A.C. de Goederen
Naschrift: Pas op de armoedeval!, W.B. Roorda en E.H.W.M. Vogels
EITC, prikkel of beloning?, S. Cnossen
1 Zie bijvoorbeeld Richard Burkhauser en Andrew Glenn, Public policies for the working poor: the earned income tax credit versus
minimum wage legislation, Income Security Policy Series Paper, nr. 8, Center for Policy Research, Syracuse University, 1994
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)