De meeliftende consument
Aute ur(s ):
Folmer, Henk (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4421, pagina 583, 12 december 2003 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
De landbouw als primaire voedselproducent wordt geacht dicht bij de natuur te staan en het milieu in acht te nemen. De werkelijkheid is
helaas een tikkeltje anders. De landbouw draagt in niet geringe mate bij aan problemen als verzuring, verdroging, water- en
luchtverontreiniging, versnippering van landschap en kwaliteitsverlies van ecosystemen. Verder struikelt een belangrijke tak, de veeteelt,
van crisis naar crisis. Daar moet verandering in komen vindt de Nederlandse burger en, met hem, minister Veerman. Volgens de minister
zijn we als consumenten medeverantwoordelijk voor de problemen. Immers, de consument wenst een voedselpakket van een zo goed
mogelijke kwaliteit tegen een zo laag mogelijke prijs en wordt op zijn wenken bediend onder meer door een steeds verder gaande
intensivering, met alle kwalijke gevolgen van dien.
Nu de burger een steeds grotere afkeer begint te krijgen van besmet voedsel, de massale ruiming van dode dieren en de verloedering van
landschap en milieu vindt Veerman dat hij de beurs moet trekken. Helaas, tot ergernis van de minister geeft de consument niet thuis als
het op betalen aan komt. De burger die zich sterk maakt voor voedselkwaliteit, dierenwelzijn en milieu kiest voor de goedkoopste
producten zodra hij de supermarkt binnenkomt. Dit vindt Veerman hypocriet1
Het is niet de eerste keer dat Veerman zich niet gelukkig voelt met de gang van zaken hogerop in de keten van de voedselproductie en consumptie. Zo uitte hij zijn bezorgdheid over de prijzenoorlog in de supermarkten die volgens hem alleen op korte termijn gunstige
gevolgen zou hebben, maar op lange termijn iedereen armer zou maken. Deze uitspraak ontlokte Frank Kalshoven in de Volkskrant van 1
november jongstleden de ontboezeming dat Veerman ofwel een ‘economisch onbenul’ is of een ‘kwaadaardig politicus’ die zich alleen
richt op de belangen van boeren. Zijn ergernis over de hypocriete consument doet het ergste vermoeden over het kennispeil van de oudhoogleraar landbouweconomie. Immers, het door Veerman verfoeide gedrag is het overbekende liftersgedrag. De oproep van de minister
aan de consument om zijn leven te beteren zal dan ook weinig uithalen, zeker in een tijd waarin het economisch wat minder gaat en de
supermarkten in prijzenoorlogen zijn verwikkeld.
Indien Veerman zijn doelstellingen wil realiseren, zal hij het welbekende beleidsinstrumentarium ter bestrijding van liftersgedrag in
moeten zetten. Mogelijke maatregelen in dit verband zijn (hogere) heffingen op de uitstoot van emissies en (meer) reguleringen met
betrekking tot dierenwelzijn en voedselveiligheid2 Wat betreft hoogwaardige natuur zou hij de realisering van de Ecologische
Hoofdstructuur voortvarend ter hand moeten nemen in plaats van in te zetten op agrarisch natuurbeheer dat voornamelijk surrogaat
natuur levert3
Als er een welbeproefd instrumentarium bestaat om de doelstelling van een duurzame landbouw te realiseren, waarom gebruikt Veerman
het dan niet? Een eerste reden is bezuiniging. Een van de eerste beleidsdaden van Veerman was bezuinigen op de ehs, wat vragen
oproept over zijn tactische inzicht: de consument oproepen de beurs te trekken en zelf bezuinigen wekt twijfels op over de noodzaak van
de hogere uitgaven. Een andere mogelijke reden voor de afwachtende houding van de minister om de sector met reguleringen en
heffingen in het gareel te brengen, is dat hij er voor terugschrikt om als kille saneerder afgeschilderd te worden. Een derde reden is dat
een dergelijk beleid zal leiden tot kostenstijgingen. Gevoegd bij de lagere exportsubsidies en de verruiming van de import in het kader
van de wto zal dat de grote groep boeren die niet tegen wereldmarktprijzen kunnen concurreren in een moeilijk parket brengen.
Bovendien valt er toenemende concurrentie te verwachten uit eu-landen, die minder ruimte- en milieuproblemen hebben.
Op de vraag in het eerder genoemde artikel in de Leeuwarder Courant of het dichtbevolkte Nederland voor een grote, op de wereld
gerichte voedselproductie wel de aangewezen plaats is, antwoordt Veerman volmondig ja. In zijn ogen zal een voortgaande daling van
het aantal boeren leiden tot “geweldige welvaartsverliezen” omdat “…je je het landschap niet kunt voorstellen zonder boeren en we de
boeren over vijftien tot twintig jaar nog wel eens hard nodig kunnen hebben voor de wereldvoedselproductie”. Alsof er geen andere
landschapbeheerders zijn dan boeren en zowel de eu als de vs niet met grote overschotten in hun maag zitten.
Concluderend, de minister moet zich niet verschuilen achter een zogenaamde hypocriete consument maar bovengenoemd
beleidsinstrumentarium inzetten waarmee de landbouw geprikkeld wordt zich voortdurend te vernieuwen en de concurrentie met het
buitenland aan te gaan op terreinen waar Nederland echte in plaats van kunstmatige comparatieve voordelen heeft.
1 De hypocriete consument, Leeuwarder Courant, 1 november 2003.
2 Voor zover er geen handelsbelemmeringen voor producten uit andere EU -landen ontstaan, staat het Nederland vrij dergelijke
maatregen in te voeren. Zie bijvoorbeeld H. Folmer en T. Jeppesen, Environmental policy in the European Union: community competence
vs member state competence, Journal of Economic and Social Geography (TESG), jrg. 94, nr. 4, 2003, blz. 510-515.
3 Door de combinatie van landbouw en natuur moeten er compromissen worden gesloten. Bovendien ontstaat versnippering als het ene
perceel wel en het andere niet onder agrarisch natuurbeheer valt. Tenslotte bedreigen kortlopende contracten de duurzaamheid.
Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)