Ga direct naar de content

Uitzonderlijk lage groei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 12 2003

Uitzonderlijk lage groei
Aute ur(s ):
Kuipers, B.J. (auteur)
Verbruggen, J.P. (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het Centraal Planb ureau. Zij bedanken diverse collega’s voor hun b ijdragen. b .j.kuipers@cpb .nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4421, pagina 604, 12 december 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
conjuctuur

In zowel historisch als internationaal perspectief presteert de Nederlandse economie bijzonder slecht. Hierdoor dreigt het EMUtekort de drie-procentsnorm te overschrijden.
De wereldeconomie is in het derde kwartaal sterk opgeveerd. De conjuncturele aarzeling die in de zomer van 2002 begon, lijkt daarmee ten
einde gekomen. De Verenigde Staten kenden met een economische groei van 8,2 procent op jaarbasis de grootste kwartaalstijging in
bijna twintig jaar. In Japan nam de productie voor het zevende achtereenvolgende kwartaal toe en wel met 2,2 procent. In het eurogebied
was de economische groei met 1,6 procent het zwakst, maar dit was wel de eerste stijging sinds het derde kwartaal van 2002.
Mondiale opleving zet door
Volgens voorlopende indicatoren houdt de mondiale opleving aan in 2004. We verwachten dat de economische groei in de
bovengenoemde G3-‘landen’ volgend jaar gemiddeld drie procent zal bedragen, een procentpunt meer dan in 2003. Dit gaat gepaard met
een verdubbeling van de groei van de wereldhandel tot ruim negen procent. Omdat de groei binnen Europa veel minder sterk is, blijft de
stijging van de voor Nederland relevante wereldhandel met zeven procent daarbij achter.
Nederland krabbelt op
De Nederlandse economie is het afgelopen kwartaal weer een beetje uit het dal gekropen. Volgens voorlopige cbs-cijfers bedroeg de
kwartaal-op-kwartaalgroei in het derde kwartaal 0,1 procent. De drie kwartalen daarvoor kromp de economie, zodat sprake was van
recessie. Vergeleken met het overeenkomstige kwartaal een jaar eerder lag de productie in het derde kwartaal nog wel 1,1 procent lager.
De particuliere consumptie, de uitvoer en de investeringen daalden allemaal. Alleen de overheidsconsumptie – en vooral de zorguitgaven
– droegen in positieve zin bij aan de economische bedrijvigheid.
Groei ondermaats
De Nederlandse economie is erg afhankelijk van het buitenland. De economie zal dan ook verder kunnen aantrekken met het herstel van
de wereldeconomie. Toch zal de groei volgend jaar nog bescheiden blijven. Allereerst zal de buitenlandse vraag nog niet uitbundig zijn
doordat de groei in Europa achterblijft bij die in de rest van de wereld. Bovendien blijft het bedrijfsleven marktaandeel verliezen door de
sterke stijging van de arbeidskosten en de sterke euro, die in een jaar tijd steeg van minder dan 0,90 dollar tot circa 1,20 dollar. Ten slotte
worden de binnenlandse bestedingen gedrukt door de bezuinigingen op de overheidsuitgaven, de lastenverzwaringen en de stijging van
de pensioenpremies.
We verwachten dat de economie dit jaar met 3/4 procent zal krimpen en volgend jaar met één procent zal toenemen. In vergelijking met
andere Europese landen zijn dit zeer lage groeicijfers. Alleen in Portugal doet de economie het dit jaar slechter, maar voor volgend jaar
wordt daar een sterker herstel verwacht. Ook in historisch perspectief doet de economie het momenteel bijzonder slecht. Gemeten aan de
‘output gap’ is de huidige recessie zelfs erger dan die van begin jaren tachtig (zie kader).
De cpb-raming is in lijn met de jongste ramingen van de oeso en Consensus Forecasts – het gemiddelde van de verwachtingen van een
tiental financiële instellingen (zie tabel 1). De Europese Commissie is voor beide jaren iets pessimistischer, het imf is juist iets
optimistischer. Er zijn zowel opwaartse als neerwaartse onzekerheden. Zo is aan de ene kant een sterkere euro mogelijk dan de 1,15 dollar
waarmee nu is gerekend in de raming voor 2004. Aan de andere kant is het denkbaar dat de wereldeconomie sneller dan verwacht
aantrekt. Ramingsinstituten hebben in het algemeen last van een vorm van ‘regression to the mean’: de neiging om de intensiteit van een
aanstaande conjuncturele opleving of neergang te onderschatten1

Tabel 1. Economische groei 2002-2004, mutaties per jaar in procenten
2002

2003
CPB

CF

OESO

EC

IMF

2004
CPB

CF

OESO EC

IMF

Verenigde Staten 2,4
Japan
0,2
Eurogebied
0,9
Nederland
0,2

3
2,9
2,9
2,8
2,6
4,25
2,5
2,4
2,7
2,6
2,0
1,75
1,3
0,5
0,5
0,5
0,4
0,5
2
1,7
– 0,75 – 0,7 – 0,5 – 0,9 – 0,5
1

4,2
4,2 3,8
1,8 1,7 1,4
1,8 1,8 1,9
1,1
1,0 0,6

3,9

1,4

Publicatiedata: cpb december 2003, CF (Consensus Forecasts): november 2003, OESO: november 2003, EC: oktober 2003 en IMF:
september 2003.

Uitvoer draagt herstel
De uitvoer zal dit jaar opnieuw niet toenemen. De wederuitvoer- ingevoerde goederen die na een kleine bewerking weer uitgevoerd
worden – groeit slechts in lichte mate door een lage vraag naar computers en consumentenelektronica vanuit het buitenland. De in
Nederland gemaakte uitvoer zal zelfs dalen, deels vanwege de lage buitenlandse vraag, maar ook doordat ‘Made in Holland’-producten
zich de laatste jaren uit de markt geprijsd hebben. Volgend jaar kan het bedrijfsleven profiteren van het herstel van de wereldeconomie,
waardoor de uitvoer weer flink kan groeien. Dan zal de uitvoer vrijwel in zijn eentje verantwoordelijk zijn voor de economische groei.
Nederlandse exporteurs blijven ook volgend jaar nog marktaandeel verliezen. De concurrentiepositie blijft onder druk staan door de
waardestijging van de euro en de sterke stijging van de arbeidskosten. De arbeidskosten stijgen al sinds 1997 harder dan in het
eurogebied. De loonstijging neemt dit jaar weliswaar af, maar niet genoeg om de lage arbeidsproductiviteitsgroei te compenseren.
Volgend jaar zullen de arbeidskosten waarschijnlijk wel een stuk minder toenemen door een verdere afname van de loonstijging en een
sterk conjunctureel herstel van de arbeidsproductiviteit. Omdat lagere arbeidskosten zich meestal met enige vertraging vertalen in lagere
uitvoerprijzen, biedt dit perspectief voor de jaren na 2004.
Gezinnen somber
De gezinnen zijn nog zeer somber gestemd, ook al verbeterde het consumentenvertrouwen in november licht. De particuliere consumptie
zal dit jaar met maar liefst 3/4 procent afnemen. De belangrijkste reden is de daling van het reëel beschikbaar inkomen van gezinnen. De
koopkracht staat onder druk – vooral door de hogere pensioen- en ziektekostenpremies – en de werkloosheid loopt flink op. We
verwachten dat volgend jaar het beschikbare inkomen en de consumptie weer voorzichtig toenemen. De reële loonstijging neemt
weliswaar af en de werkloosheid blijft oplopen, maar daar staan minder lastenverzwaring en minder stijging van de pensioenpremies
tegenover.
Volgend jaar zullen waarschijnlijk ook de negatieve gevolgen van de gedaalde aandelenkoersen op de consumptie verdwenen zijn. Sinds
het hoogtepunt van de beurshausse in 2000 tot eind vorig jaar halveerden de beurskoersen bijna, wat de bestedingen van gezinnen sterk
onder druk heeft gezet. In de aanloop naar de oorlog in Irak kalfden de beurskoersen nog verder af, maar in de maanden daarna
herstelden de koersen weer tot de stand van eind 2002.
Investeringen dalen
De investeringen dalen sinds 2001 en ook dit en komend jaar zal daar nog geen verandering in komen. De bezettingsgraad neemt dit jaar
verder af – door de daling van de productie – en zal volgend jaar nog erg laag blijven, wat investeren minder noodzakelijk maakt.
Bovendien is de winstgevendheid van het bedrijfsleven verder achteruitgegaan. De zogenaamde arbeidsinkomensquote bereikt dit jaar
een niveau dat sinds begin jaren tachtig niet meer gehaald is. De lage winsten, die hiervan het spiegelbeeld vormen, maken het
onaantrekkelijk te investeren en bemoeilijken bovendien de financiering. Volgend jaar zal naar verwachting enig winstherstel optreden,
maar dat zal onvoldoende zijn om de afname van de investeringen een halt toe te roepen.
Werkloosheid loopt op
Na een uitzonderlijk sterke werkloosheidsstijging begin dit jaar is de toename gedurende de zomermaanden wat afgevlakt. Dit zal naar
verwachting slechts tijdelijk zijn. De productie is dit jaar gekrompen en de winstgevendheid is verder verslechterd. Bedrijven zullen
daarom voorlopig hun personeelsbestand moeten blijven afslanken, waardoor de werkgelegenheid in de marktsector volgend jaar
wederom zal dalen. Bovendien zal door de bezuinigingen de werkgelegenheidsgroei in de collectieve sector verder afnemen. We
verwachten dat de werkloosheid verder oploopt, tot zeven procent van de beroepsbevolking.

Output gap bereikt recordomvang
Het beoordelen van de ernst van een conjuncturele neergang geschiedt de laatste jaren steeds vaker aan de hand van de
zogenoemde output gap, oftewel het verschil tussen het feitelijke en het geschatte potentiële productieniveau. Het voordeel
van de output gap is dat hierin de conjuncturele situatie zowel op de arbeidsmarkt als op de productmarkt tot uiting komen.
Een nadeel is dat de potentiële productie niet wordt gemeten, maar moet worden geschat.
Door de aanhoudende lage economische groei is de output gap in de afgelopen jaren in extreme mate verslechterd. In 2000
ging de feitelijke productie nog circa drie procent uit boven dat van de potentiële productie, maar vorig jaar is de output gap al
van teken omgeslagen en dit jaar bedraagt de output gap naar verwachting circa minus drie procent (zie figuur). Volgend jaar
loopt de output gap nog verder op doordat ook dan de feitelijke groei nog achterblijft bij de potentiële groei.
Hoewel de gemiddelde groei in de periode 2001-2004 vergelijkbaar is met die in de periode 1980-1983, is de huidige output
gap nog een stuk negatiever dan tijdens de recessie van begin jaren tachtig. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de feitelijke
werkloosheid uitstijgt boven de evenwichtswerkloosheid, wat destijds niet het geval was (zie figuur). De structurele situatie op
de arbeidsmarkt is momenteel gunstiger dan begin jaren tachtig, wat tot uitdrukking komt in een lagere

evenwichtswerkloosheid. Indien er onder normale omstandigheden minder personen werkloos zijn, kunnen meer personen
deelnemen aan het productieproces. De potentiële productie is daardoor hoger en de output gap negatiever.

Lage inflatie
In oktober is de inflatie uitgekomen op 2,0 procent. Daarmee was de geldontwaarding voor de tweede maand op rij lager dan in het
eurogebied. De inflatie beweegt zich nu al een half jaar op of net boven de twee procent. Maar naar verwachting kan de inflatie volgend
jaar verder afnemen tot gemiddeld 11/2 procent. De arbeidskostenstijging neemt volgend jaar sterk af, de waardestijging van de euro
zorgt voor lagere invoerprijzen en bovendien verwachten we dat de olieprijzen wat zullen afnemen. De prijzenoorlog die momenteel in de
supermarkten woedt, zal de komende tijd ook bijdragen aan een lager inflatiecijfer.
Loonstijging neemt af
De loonstijgingen vlakken langzaam maar zeker af. Nu voor meer dan tachtig procent van de werknemers in de marktsector een cao is
afgesloten, zal de contractloonstijging dit jaar waarschijnlijk uitkomen op 23/4 procent. Onder invloed van scherp oplopende
werkloosheid en afnemende inflatie zal de loonstijging volgend jaar verder afnemen tot naar verwachting 11/4 procent. Omdat een deel
van de loonstijging al vast ligt, betekent dit een loonstijging van iets boven de nul procent in nog af te sluiten cao’s. In het sociaal
akkoord van dit najaar is een nullijn overeengekomen, maar tijdelijke loonsverhogingen in goed draaiende sectoren behoren nog wel tot
de mogelijkheden.
Tekort boven drie procent
Het begrotingstekort zal waarschijnlijk de drie-procentsnorm van het Stabiliteits- en Groeipact overschrijden – alle bezuinigingen en
lastenverzwaringen ten spijt. De uitzonderlijk lage economische groei leidt tot een vergaande uitholling van de belastingontvangsten en
een sterke stijging van de werkloosheidsuitgaven. Daarnaast nemen de zorguitgaven nog steeds in rap tempo toe. Het EMU-tekort zal dit
jaar rond de drie procent uitkomen en volgend jaar – bij ongewijzigd beleid – verder toenemen tot naar verwachting 3 1/4 procent.
Hoewel het begrotingstekort hiermee de limiet van drie procent uit het Stabiliteits- en Groeipact overschrijdt, betekent dit niet
automatisch dat Brussel dit tekort als ‘excessief’ zal aanmerken. Nederland kan zich mogelijk beroepen op uitzonderlijke economische
omstandigheden, die tot uiting komen in een krimp van de economie met 3/4 procent dit jaar en een gemiddelde groei die inmiddels
meerjarig ruim onder de potentiële groei ligt.
Conclusie
De Nederlandse economie is weliswaar herstellende van de recessie, maar de groeicijfers zullen voorlopig nog aan de lage kant blijven.
De economische groei is volgend jaar het laagst van alle eu-landen en de zogenaamde ‘output gap’ – het verschil tussen het feitelijke en
potentiële productieniveau – zal een nieuw laagterecord bereiken. Het wordt bijzonder lastig om bij dergelijke lage groeicijfers het EMUsaldo volgend jaar binnen de in het Stabiliteits- en Groeipact afgesproken grenzen te houden.
Barthold Kuipers en Johan Verbruggen
tabel 2

Tabel 2. Kerngegevens 2002-2004, mutaties per jaar in procenten
Kerngegevens 2002-2004
bruto binnenlands product (bbp)
particuliere consumptie
bedrijfsinvesteringen
uitvoer van goederen
consumentenprijsindex (cpi)
contractloon marktsector
werkgelegenheid in personen
werkloosheid (niveau, %)
arbeidsinkomensquote (niveau, %)
emu-saldo (niveau, % bbp)

figuur 1

2002
0,2
0,8
-5,9
0,0
3,5
3,4
0,8
3,9
84,9
-1,6

2003

2004

3/4
1
3/4
3/4
4 3/4
-2 3/4
1/4
4 1/4
2
1 1/2
2 3/4
1 1/4
– 3/4
-1
5 1/4
7
87 1/4
86
-3
-3 1/4

Figuur 1. Economische groei per halfjaar, in procentena
a. Groei ten opzichte van dezelfde periode in het voorafgaande jaar.
figuur 2

Figuur 2.
figuur 3

Figuur 3.

1 Dit geldt ook voor CPB-ramingen. Zie H.C. Kranendonk en J.P. Verbruggen, Trefzekerheid van CPB-prognoses voor de jaren 1971-2001,
CPB Memorandum nr. 53, Den Haag, 2002, blz. 6.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur