De markt voor onderwijs
Aute ur(s ):
Lecq, F. van der (auteur)
hoofdredacteur ESB
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4359, pagina D33, 9 mei 2002 (datum)
Rubrie k :
kiezen in het onderw ijs
Tre fw oord(e n):
epiloog
Meer marktwerking en meer vraagsturing in de onderwijssector, doen de vraag rijzen in hoeverre onderwijs met andere markten kan
worden vergeleken. Om bij het begin te beginnen: onderwijs is wel goed, maar het is geen goed. Voor het onderscheid tussen goederen
en diensten zijn twee criteria in gebruik. Ten eerste: kan je het, al dan niet met enige fantasie, op je tenen laten vallen? Ten tweede:
kunnen productie en consumptie gescheiden plaatsvinden? Voor onderwijs moeten beide vragen ontkennend worden beantwoord, zodat
het als dienst kan worden geclassificeerd.
Zoals bij zoveel diensten, doen zich ook bij onderwijs diverse informatieproblemen voor. De aanbiedende onderwijsinstelling kent de
leerling of student niet en kan dus moeilijk beoordelen of het opleidingstraject op tijd en met succes zal worden afgerond. Dit fenomeen
doet zich niet alleen in het onderwijs voor; ook de zorgsector heeft ermee te maken bij het bepalen van behandelingstrajecten. Het is
immers onzeker of de behandeling van een patiënt succesvol zal zijn. Net als een zorgbehandeling, is onderwijs een ‘ervaringsdienst’,
omdat je pas na consumptie de waarde ervan kunt bepalen. Dat maakt het voor de vrager moeilijk om goed te kiezen en het beperkt de
efficiëntie van vraagsturing. Deze wordt ook beperkt doordat de aanstaande leerling of student zichzelf maar ten dele kent. Door dit
interne informatieprobleem zal de leerling of student niet altijd de best passende opleiding kiezen, zelfs al is het aanbod van opleidingen
breed en transparant. Dan zijn er verder nog verstorende motieven, die de optimale studie- of schoolkeuze belemmeren. De invloed van
leuke vakken, vrienden en allerlei zaken rondom de school, is groot. Al met al is het bepaald niet zeker dat de leerling of student uit
zichzelf op de juiste school of opleiding terechtkomt. Het gaat daarom niet alleen om de kwantiteit, maar ook om de kwaliteit van de vraag.
Die kan worden vergroot door leerlingen en aankomende studenten te begeleiden bij hun opleidingskeuzen, zodat zij zich als actieve en
effectieve vragers op de onderwijsmarkt kunnen begeven.
Vanuit welwaartstheoretisch perspectief bezien, vormt mogelijke misallocatie een probleem. Als de samenleving een groot tekort aan
fietsenmakers voorziet, wil dat nog niet zeggen dat de opleiding daarvoor ineens populair wordt, zodat er meer vraag naar ontstaat. Deels
komt dit doordat de lonen van fietsenmakers niet snel permanent zullen stijgen, deels speelt ook hier een informatieprobleem en deels
worden voorkeuren van jongeren niet altijd door hun financiële toekomstperspectieven bepaald. In dit dossier beweren de kritische
studenten dat dit ook niet wenselijk zou zijn. Het argument van de vrije academische ontplooiing moet echter worden afgewogen tegen
de alternatieve opbrengsten in termen van bijdragen aan het bruto nationaal product om tot een welvaartsevaluatie te komen. Door de
vrijheid in de onderwijsvraag vindt er mogelijk een zeker welvaartsverlies plaats, dat zich laat zien in effecten als werkloze kunsthistorici
en enorme fluctuaties in het aantal (algemeen) economen en bedrijfskundigen. De varkenscyclus in de tandheelkunde was daarentegen
een aanbodkwestie. Hier heeft de overheid kunnen ontdekken dat centrale planning ook de oplossing niet biedt. Nog sterkere planning
leidt tot akelige toestanden waarbij de staat je een opleiding en daarmee een beroep toewijst. Zo de economische welvaart daar al mee
gediend zou zijn, hetgeen valt te betwijfelen, het maatschappelijk welzijn is dat zeker niet. ‘Gematigde vraagsturing’ dan maar? Dat klinkt
wel typisch Nederlands.
In Japan is het toekomstperspectief zo dominant geworden voor de schoolkeuze, dat peuters en kleuters al op private scholen worden
bijgeschoold, opdat ze later voor de toelatingstesten voor de betere vervolgopleidingen en banen zullen slagen. De kinderen staan hier
van jongs af aan onder een hoge druk en dat zal gedurende hun verdere leven niet veranderen, omdat zij continu op hun hoogste
haalbaarheidsniveau moeten presteren. Het is twijfelachtig of de welvaart daarbij gebaat is.
Lijkt de private markt voor scholing in Japan te zijn dolgedraaid, in Nederland kampen de publieke scholen met forse financiële
problemen. Er moet dus zeker iets gebeuren, maar drastische maatregelen zijn riskant. We moeten zeker niet doorpolderen, maar
doordachte experimenten lijken beter dan rigoureuze acties. Langzaam aan, dan breekt het lijntje niet.
Dossier Kiezen in het onderwijs
H.J.E. Bruins Slot en J.W. Oosterwijk: Kiezen in het onderwijs
J.M. Pomp: Marktwerking in het onderwijs
C.N. Teulings: Investeren in onderwijs
R. Bosker: Reactie: Onderwijskundige aspecten van transparantie en kwaliteitsborging
O.C. McDaniel: Vouchers en leerrechten
M. van Dyck en S. Schenning: De leerling centraal
F.J. de Vijlder: Maatwerk gevraagd
R.M. Ulrich en M.D.L. Veraart: De school als onderwijsproducent
E.J.F. Canton en R.J.G. Venniker: Prikkels in het hoger onderwijs
F. van Vught: Reactie: Internationale marktwerking
E. Frinking en E. Horlings: Reactie: De prijs voor onderwijs
C.J. van der Haven: Studenten tegen marktwerking
J. Zondag: De student aan zet
H.J.M. Adriaansens en R.J. in ‘t Veld: Bama: kansen en bedreigingen
M.C.E.J. Bronckers en G.A.V.C. Desmedt: De invloed van de wto op het onderwijsbestel
S.G. van der Lecq: De markt voor onderwijs
Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)