De hervorming van de
Italiaanse economie
Het steeds terugkerende tekort op
de lopende rekening en op het korte
kapitaalverkeer werd gedekt door kapiDe Italiaanse economie heeft tijdens taalinvoer op lange termijn. Een deel
de ‘golden sixties’ een snellere groei hiervan werd opgenomen door de
gekend dan die van de andere Westeu- overheid voor de financiering van haar
ropese staten. De voortdurende toe- grote begrotingstekorten. In 1982 bevloed van arbeidskrachten uit Zuid- reikte dit tekort niet minder dan 12%
Italie heeft niet alleen de loonstijging van het bruto binnenlands produkt
afgeremd, maar bovendien aan de om- (bbp) en plaatste de overheid voor onvangrijke Italiaanse consumptiegoe- geveer $ 2,4 mrd. aan overheidsleninderenindustrie (textiel, schoeisel, le- gen in het buitenland 5).
Het grote overheidstekort was een
derwaren, huishoudapparatuur) de
goedkope arbeidskrachten geleverd gevolg van de volgende factoren:
die ze voor haar ontwikkeling nodig a. de clientele-politiek van regeringspartijen en vooral van de
had.
grootste onder hen, nl. de christenDe eerste en de tweede oliecrisis
democraten. Deze politiek leidde
(respectievelijk 1974-1975 en 1980niet alleen tot een te groot aantal
1981) brachten de Italiaanse economie
staatsbeambten, maar ook tot te
ernstige schade toe. Afgezien van wat
veel personen die een staatstoelaaardgas in de Po-vlakte beschikt het
ge ontvangen. Vooral in de sector
land over weinig energie. In 1981 dekte
van de oorlogsinvaliden heeft de
aardgas slechts 16% van de totale
clientele-politiek tot misbruiken geenergiebehoefte en van dit aardgas
leid. Dergelijk pensioen wordt nl. na
was ongeveer 48% afkomstig uit Italie
de dood van de betrokkene verder
zelf 1). Italie was hierdoor voor zijn
uitbetaald aan zijn weduwe, of inenergiebevoorrading grotendeels aandien hij niet of niet meer gehuwd
gewezen op invoer van olie zodat de
was aan zijn broers of zusters insterke stijging van de olieprijzen de
dien deze zelf niet over een bepaald
welvaart deed dalen en de inflatie ominkomen beschikken. Dit heeft erhoog joeg. In 1983 waren de gemiddeltoe geleid dat hoewel de tweede
de consumptieprijzen 14,7% hoger
wereldoorlog reeds meer dan veerdan in het jaar daarvoor – de grootste
tig jaar voorbij is nog 500.000 Italiastijging van alle lidstaten van het Euronen een dergelijk pensioen geniepees monetair systeem 2).
ten 6). Vooral in Zuid-ltalie hebben
De automatische aanpassing van de
de politici zich ingespannen om aan
lonen aan de kosten van levensonderde families die tot hun clientele behoud (la scala mobile) leidde ertoe dat
horen, het behoud van een eende produktiekosten na elke prijsverhomaal verworven invalidepensioen
ging stegen. In 1983 waren de lonen in
ook na de dood van de betrokkene
de Industrie gemiddeld 14,7% hoger
te verzekeren. Ook met de vergoedan in 1982. Voor de transportsector
dingen voor ziekte, invaliditeit enz.,
bedroeg de stijging 11,3%, voor het
werd kwistig omgesprongen en in
bank- en verzekeringswezen 15% en
1985 werd berekend dat de last van
bij de overheidsdiensten 14,2% 3). De
de sociale uitkeringen 144,4 biljoen
‘scala mobile’ maakte het moeilijk de
lire bereikte, of wel 38% van het toinflatie tot stilstand te brengen. Italie
tale bedrag aan lonen en salarissen
was verplicht om de weerslag van het
hoge binnenlandse prijspeil op zijn
7);
handelsbalans te verlichten, zijn munt b. de grote verliezen van de staatsondernemingen. Italie beschikt over
ten opzichte van die van de andere
een aantal overheidsholdings, die
lidstaten van het Europees monetair
een vooraanstaande positie innesysteem regelmatig te devalueren.
men in de industriele sector. De IRI
Deze herhaalde devaluaties bevor(Istituto per la Riconstruzione inderden niet alleen de inflatie, ze verdustriale) werd in 1931 opgericht
oorzaakten ook speculates tegen de liom een aantal Italiaanse banken
re waardoor vastgehouden moest worover te nemen. Ze is in de jaren vijfden aan een strenge controle op de
tig en zestig uitgegroeid tot een van
kapitaaluitvoer om de betalingsbalans
de grootste financiele groepen in
min of meer in evenwicht te houden.
Italie, met meerdere subholdings.
Volgens Wet 159 was elke uitvoer van
De crisis in de staalnijverheid en in
meer dan 5 miljoen lire een zwaar verde scheepsbouw tijdens de jaren
grijp en voor toeristische verblijven in
zeventig hebben tot grote verliezen
het buitenland werden slechts beperkgeleid in de subholdings van de IRI
te sommen ter beschikking gesteld 4).
Italic voor Craxi
die in deze sectoren actief waren,
respectievelijke Finsider en Fincantieri. Deze konden door de IRI niet
meer gecompenseerd worden door
de winsten die in andere sectoren
(telecommunicatie, televisie, metaalverwerking, bank- en kredietwezen) behaald werden. In 1982
was de schuld van de IRI zo opgelopen dat ze het bedrag van de jaarlijkse omzet benaderde 8). Ook de
andere grote staatsholding, de ENI
(Ente Nazionale Idrocarburi), die in
1953 werd opgericht voor de exploitatie van het aardgas in de Povlakte en zich naderhand had ontwikkeld tot een grote holding voor
olie- en petrochemische Industrie
geraakte in moeilijkheden. De expansie van de petrochemische nijverheid in sommige OPEC-staten
(o.m. in Saoedi-Arabie) leidde aan
het begin van de jaren tachtig tot
een overproduktie in de petrochemische sector. Niet alleen moest de
ENI de verliezen van haar eigen
dochtermaatschappijen uit die sector financieren, maar bovendien
werd ze door de regering gedwongen verwante verlieslatende ondernemingen over te nemen van de
particuliere holding Montedison,
waarvan de regering het voortbestaan wou verzekeren 9). In 1982
en 1983 bereikten de verliezen van
de ENI niet minder dan 3 biljoen lire
10). De staat moest regelmatig de
overheidsholdings met subsidies te
hulp komen om hun voortbestaan
te verzekeren;
c. de ontduiking van belastlngen en
sociale lasten. Ontduiking van de
1) J. Buxton, Italy makes a big switch to gas,
Financial Times, Energy review, 14 december
1983, biz. 5.
2) OECD, Italie, etudes economiques,
1985-1986, Parijs, juli 1986, biz. 87.
3) Idem, biz. 88.
4) J. Buxton, Italy lays a lighter hand on the
movement of capital, Financial Times, 24 april
1986.
5) OECD, op.cit., biz. 93.
6) R. Gemperle, Frivolitaten der italienischen
Finanzpolitik, Neue Ziiricher Zeitung, 23-24
maart 1986.
7) J. Cipolletta, Italie, acceleration de la reprise, Chroniques de I’actualite de la Sedees, 15
juli 1986, biz. 257.
8) J. Buxton, Italy’s heavy industries, Craxi
picks up the axe, Financial Times, 28 September 1983, biz. 17.
9) C. Rapoport, Chemicals, progress made to
stem losses, Financial Times, 26 maart 1984,
Italy, biz. VIII.
10) Prodding a dinosaur, Italian economy,
The Economist, 14 September 1985, Survey,
biz. 24.
belastingen en sociale lasten is in
Italie een nationale sport geworden. Niemand kent de werkelijke
omvang van het nationale inkomen
omdat 20 a 30% ervan toekomt aan
personen die niet als werknemer
werden aangegeven of waarvan het
inkomen sterk onderschat werd.
Deze ‘economia sommersa’ leidt
ertoe dat ondanks de hoge belastingtarieven de overheidsinkomsten onvoldoende blijven om de
noodzakelijke uitgaven te dekken
en ook de sociale zekerheid met tekorten te kampen heeft die door de
schatkist bijgepast moeten worden.
Verschillende regeringen hebben
beloofd het overheidstekort te verminderen. In april 1980 vormde de christen-democraat Francesco Cossiga een
coalitieregering van christen-democraten, sociaal-democraten en liberalen
die een besparingsplan opstelde. In
September 1980 werd dit evenwel door
het parlement verworpen, hoewel de
regeringspartijen in dit parlement over
een meerderheid beschikten. Zijn partijgenoot Arnaldo Forlani poogde het
probleem op te lossen door een bredere coalitie te vormen en ook de Italiaanse socialisten in oktober 1980 in de regering op te nemen 11).
Het schandaal van de vrijmetselaarsloge Propaganda 2, waarbij de
naam van de christen-democratische
minister van Justitie, Adolfo Sari, in
opspraak kwam, leidde reeds op 26
mei 1981,ampervijf maandennadeinstallatie, tot het ontslag van die regering.
Na veel onderhandelingen slaagde
de republikein Giovanni Spadolini er in
een coalitieregering te vormen van de
zelfde vier partijen met de socialist R.
Formica als minister van financien. Deze wou krachtdadig optreden tegen de
belastingsontduiking. Zijn wetsontwerp dat het mogelijk maakte beoefenaars van vrije beroepen die zich aan
grove belastingontduiking schuldig
hadden gemaakt te verbieden nun beroep verder uit te oefenen, werd evenwel door een deel der christen-democratische parlementsleden verworpen,
wat de val van de regering op 7 augustus 1982 ten gevolge had 12). Een hervormd kabinet-Spadolini hield het
slechts uit tot 13 november 1982 waarna een nieuwe coalitieregering onder
leiding van de christen-democraat
Amentori Fanfani tevergeefs poogde
een reeks besparingen in de sociale
sector door te voeren en de inf latie af te
remmen door de loonsverhogingen te
beperken 13).
Italie scheen zich in een uitzichtloze
situatie te bevinden. De vrij aanzienlijke besparingen van de particuliere
huishoudingen (in 1982 11,3% van het
bbp) waren niet voldoende meer om
het overheidstekort (12% van het bbp)
te dekken en bovendien bij te dragen
tot de financiering van de investeringen in het bedrijfsleven. Alleen door
kapitaalinvoer (in 1982 1,6% van het
bbp) kon het tekort aangevuld worden
838
14). Om vreemd kapitaal aan te trekken moest een hoge interest vergoed
worden en dit leidde ertoe dat ook op
de binnenlandse markt de rentevoeten
de hoogte ingingen. In het jaar 1982
bedroeg de gemiddelde rentevoet die
door de Italiaanse banken aan hun betrouwbaarste debiteuren werd berekend (de z.g. primary rate) ongeveer
22%, hetgeen bij een inflatie van ongeveer 15% overeenstemde met een reele rentevoet van ongeveer 7% 15).
De hoge overheidsschuld (in 1982
reeds 76,8% van het bbp) 16) en de hoge interestvoeten leidden tot een stijging van het deel der overheidsinkomsten dat voor delging van de
schuldenlast moest worden aangewend. Dit dwong de regering de inflatie
aan te wenden als middel om de overheidsinkomsten te verhogen, nl. door
de belastingsschalen niet aan te passen aan de vermindering van de reele
waarde van de nominale tariefschijven
(‘brackets creep’). De hogere belastingdruk bevorderde de pogingen tot
ontduiking. Er ontstond een ongezonde discriminatie tussen de grote ondernemingen, die zich moeilijk aan de belastingheffing konden onttrekken, en
de duizenden kleine bedrijven, die zich
door middel van stelselmatige ontduiking van hun sociale en fiscale verplichtingen op de been hielden. Deze
situatie had ten gevolge dat in vele sectoren (o.m. in de textiel, schoenen, kleding) de grote kapitaalintensieve ondernemingen werden verdrongen door
kleine bedrijven met een gering aantal
werknemers.
In 1980 werd b.v. geschat dat te Prato bij Florence, er niet minder dan
15.000 textielbedrijven voorkwamen,
waarvan 13.000 minder dan tien arbeiders telden en dit voor een stad van
160.000 inwoners. Het gemiddelde inkomen van de bewoners van Prato was
50% hoger dan dat van de gemiddelde
Italiaan, maar velen werkten 13uurper
dag gedurende zes dagen per week
17). Dit toenemende aandeel van klei-,
ne arbeidsintensieve bedrijven en de
grote tewerkstelling in de overheidssector had ten gevolge dat de werkgelegenheid zich in Italie gunstiger ontwikkelde dan in de meeste andere
Europese landen, maar tevens dat de
arbeidsproduktiviteit nauwelijks toenam. In 1982 was slechts 9,7% van de
beroepsbevolking werkloos tegen
6,9% in de Duitse Bondsrepubliek,
8,7% in Frankrijk, 10,6% in GrootBrittannie, 11,8% in Nederland, 13%
in Belgie en 16,2% in Spanje 18). Het
bbp per werkende daalde evenwel in
1981 ten opzichte van het voorafgaande jaar met 0,3%, in 1982opnieuwmet
0,4% en in 1983 met 0,3%. Daarna zette een herstel in, maar de gunstige cijfers van het eind der jaren zeventig (in
1979 + 3,9%) werden niet gehaald
19).
In de coalitieregeringen drongen de
socialisten aan op sanering van de
overheidsfinancien door stronger optreden tegen de fiscale fraude en een
werkgelegenheidsbeleid door uitbrei-
ding van de overheidsinvesteringen,
terwijl de christen-democraten meer
voelden voor beperking van de overheidsuitgaven door gedeeltelijke afbouw van de sociale voorzieningen en
privatisering van overheidsbedrijven.
Deze tegenstelling leidde ertoe dat de
socialistische ministers zich in april
1983 uit de regering-Fanfani terugtrokken en er verkiezingen moesten worden gehouden 20). Deze leidden tot
een zware nederlaag voor de christendemocraten die 5,6% van hun stemmen en 37 kamerzetels verloren. De
socialistische partij (PSI) won 1,6% der
stemmen en 11 kamerzetels en ook de
andere kleine partijen gingen vooruit.
Binnen de christen-democratische
partij brak een conflict uit tussen de secretaris Ciriaco de Mita en de grote tenoren van die partij, waaronder de
gewezen premier Arnaldo Forlani. Dit
gaf aan de leider van de socialistische
partij Bettino Craxi een kans om op 4
augustus 1983 met de steun van de andere kleine partijen het premierschap
op te eisen in een nieuwe coalitie tussen de christen-democraten en de vier
centrumpartijen (socialisten, sociaaldemocraten, republikeinen en liberalen) 21). Zijn regering zou pas op 4
maart 1987 ontslag hoeven te nemen,
d.w.z. drie en een half jaar aan het bewind blijven, hetgeen in Italie totaal ongebruikelijk was en voor velen als een
symbool van het economisch herstel
van het land werd beschouwd.
De regering-Craxi
Bettino Craxi had zich voorgenomen
een dynamisch beleid te voeren dat in
11) Italie, Aftreden regering-Cossiga, Vorming vierpartijencoalitie onder Forlani, Keesings Historisch Archief, 6 februari 1981, biz.
86-87.
12) Italie, Schandaal Metselaarsloge, Keesings Historisch Archief, 11 September 1981,
biz. 586-587 en Val Italiaans kabinet, idem, 20
augustus 1982, biz. 529.
13) Italie, Vorming en val tweede regeringSpadolini – totstandkoming regering-Fanfani, Keesings Historisch Archief, 18 februari
1983, biz. 106-107.
14) L. Hakim en C. Wallich, OECD, deficits,
debt and savings, structure and trends
1965-1981; A survey of the evidence, in L.
Deepak en M. Wolf (red.) Stagflation, savings
and the state, New York, Oxford, 1986, biz.
352.
15) OECD, Italie, op.cit., biz. 28.
16) Istituto centrele delle banche popolare italiane, Note sull’andamento economico italiano
dell’anno 1986, februari 1987, biz. 327.
17) The entrepreneurs of Prato, Time, 17
augustus 1981, biz. 10-11.
18) Eurostat, Basisstatistieken van de Gemeenschap, 24e uitgave, Luxemburg, 1987,
biz. 126.
19) OECD, op.cit., biz. 84.
20) Italianen naar de stembus, Keesings
Historisch Archief, 8 juli 1983, biz. 417.
21) Craxi, eerste socialistische premier van
Italie, Keesings Historisch Archief, 12 augustus 1983, biz. 498 en J. Buxton, Communists
challenge, first socialist prime minister, Financial Times, 26 maart 1984, Italy, biz. III.
de eerste plaats gericht zou zijn tegen
de inflatie. Hiertoe deed hij beroep
enerzijds op een inkomenspolitiek, anderzijds op de voortzetting van een
voorzichtig monetair beleid. Het systeem van de prijscompensatie werd,
ondanks sterk verzet van de door de
communisten overheerste vakbeweging, zo gewijzigd dat de aanpassing
van de lonen aan de prijsstijging nu
langzamer geschiedt en bijgevolg de
mogelijkheid voor de bedrijven groter
wordt om een stijging van de loonkosten te compenseren door produktiviteitsverhoging.
Bettino Craxi had geluk. De wereldconjunctuur kende van 1983 af een
opleving die voor een sterke groei van
de vraag naar Italiaanse produkten
zorgde. In 1984 nam de Italiaanse export in constante prijzen toe met 6,5%
en in 1985 nogmaals met 8,2%. De industriele produktie steeg in 1984 met
2,8% en in 1985 met 1,3% 22). Dit
maakte het mogelijk een groot deel van
de loonsverhoging in de industrie, die
in 1984 11,4% bedroeg en in 1985
10,5% te compenseren door produktiviteitsverhoging. Deze bereikte in 1984
7,6% en in 1985 nogmaals 3,9% 23).
Tegen het einde van 1985 zwakte de
industriele groei af, maar in 1986 kreeg
zij weer een nieuwe impuls door de daling van de dollarkoers en van de olieprijzen waardoor de importprijzen van
de meeste investerings- en produktiegoederen voor Italie gunstiger werden.
Dank zij het voorzichtige monetaire
beleid werd belet dat het bedrijfsleven
bij de banken grote kredieten opnam
voor het inkopen van grote voorraden
grondstoffen en halffabrikaten, waarvan een prijsstijging werd verwacht. Aldus werd voorkomen dat door een speculatie a la hausse de stijging van de
groothandelsprijzen die door de daling
van de importprijzen was stilgelegd
weer op gang kwam.
Om de kredietexpansie te beperken
bepaalde de centrale bank met welk
percentage de geldomloop in de brede
zin van het woord (M2) mocht toenemen en legde zij aan bepaalde banken
die te veel kredieten verstrekten een
kredietplafond op. In 1985 b.v. plande
ze een groei van de geldhoeveelheid
met 12%. De werkelijke groei bedroeg
uiteindelijk 11,1%, terwijl het binnenlands produkt tegen lopende marktprijzen toenam met 11,2%, m.a.w. de
groeivoet van de geldhoeveelheid
werd perfect aangepast bij de behoefte
aan geld met het oog op het verzekeren van de nodige circulate 24).
De combinatie van inkomenspolitiek
en monetair beleid leidde tot een vermindering van de groei van de consumptieprijzen van 14,7% in 1983 tot
9,2% in 1985. De verlaging van de importprijzen zorgde voor een afname
van de inflatie. Van november 1985 tot
november 1986 was de stijging van de
consumptieprijzen nog maar 4,7% om
daarna verder te verminderen tot 4,2%
van april 1986 tot april 1987 25).
De daling van de inflatie Net toe dat
de lire niet meer bij elke herschikking
van de munten van de lidstaten van het heerd, werd Craxi’s politiek toegepast.
Europees monetair systeem hoefde te In 1985 verkocht ENI op de beurs 49%
worden gedevalueerd met het oog op van de aandelen van Saipen, de dochhet op peil houden van de uitvoer. Het teronderneming die gespecialiseerd is
tekort op de betalingsbalans nam trou- in het aanleggen en exploiteren van
wens geleidelijk af. In 1985 was het te- pijpleidingen voor olieprodukten. ENI
kort nog 5,7 biljoen lire, in 1986 nog behoudt met de overige 51 % de meermaar 2,2 biljoen lire 26). Tijdens de derheid en dus het beheer over die
eerste vier maanden van 1987 werd maatschappij.
een overschot geboekt van ongeveer
De sanering van de overheidsbe3,5 biljoen lire tegen een tekort van 4,4 drijven heeft evenwel aanleiding gegebiljoen lire gedurende dezelfde perio- ven tot een stijging van de werkloosde in 1986 27).
heid. Van 1982 tot 1985 steeg het aanDe Italiaanse regering heeft van de- tal werklozen van 2.052.000 tot
ze gunstige ontwikkeling gebruik ge’- 2.471.000, d.w.z. met 20,4%. In vermaakt om het verbod op de kapitaaluit- houdingtotdetotaleberoepsbevolking
voer te versoepelen. Grote bedrijven is in dezelfde periode de werkloosheid
zoals Fiat en Olivetti moeten nu alleen opgelopenvan9,1 tot 10,6% 31). Daarnog de centrale bank verwittigen als ze na is ze verder gestegen en in april
grote kapitalen in het buitenland wen- 1987 had het aantal werklozen een
sen te investeren 28). Daardoor krijgen hoogtepunt bereikt van 14,2% van de
ze de kans, zoals nun Duitse, Britse, beroepsbevolking 32).
Amerikaanse en Japanse concurrenAfremming van de loonsverhoginten, door de oprichting van filialen in gen, verkoop van een deel van de
het buitenland of het aangaan van overheidsbedrijven aan de particuliere
‘joint ventures’ met vreemde maat- sector en vermindering van de werkgeschappijen, hun technologische ken- legenheid in de overheidssector zijn
nis maximaal te gelde te maken.
maatregelen die door vele socialisten
Is Craxi’s regering succesvol ge- niet worden geapprecieerd. B. Craxi
weest wat betreft de verbetering van kreeg steeds meer te maken met verde betalingsbalans, de verhoging van zet tegen zijn politiek in zijn eigen parde levensstandaard en de verminde- tij. Voor de parlementsverkiezingen
ring van de inflatie, zij heeft weinig be- van 14-15 juni 1987 hadden vijf voorreikt wat betreft het verminderen van aanstaande leden van de PSI laten wehet overheidstekort. Dit is verder toe- ten dat zij zich verkiesbaar zouden lagenomen van 11,7% van het bbp in ten stellen als onafhankelijke linkse
1983 tot 13% in 1984 en 14% in 1985
kandidaat op de lijst van de Italiaanse
29). Voor 1986 wordt nog een stijging communisten. Ze verweten Craxi dat
tot 16,8% van het bbp verwacht 30), hij slechts streefde naar de macht om
maar daarna zou een daling moeten in- de macht en geen rekening hield met
treden, want er is een grote inspanning de socialistische idealen 33).
geleverd om de verlieslijdende overheidsbedrijven te saneren, zodat de
subsidies aan deze mastodonten ver- Na de verkiezingen
__
laagd kunnen worden.
In de IRI heeft de voorzitter van de
raad van bestuur, prof. Romano Prodi,
De verkiezingen hebben Bettino
in 1982 een nieuwe bedrijfspolitiek in- Craxi niet helemaal opgeleverd wat hij
geluid, die er uit bestaat de bedrijven had gehoopt. Weliswaar is zijn partij
die gespecialiseerd zijn in traditionele met 14,3% van de stemmen tegen
produkten zoveel mogelijk te verkopen
11,4% in 1983 versterkt uit de strijd geaan de particuliere sector. Met de op- komen, maar ook de christen-demobrengst van deze verkopen lost de IRI craten hebben stemmen gewonnen.
haar schulden af en doet zij investerinMet 34,3% van de stemmen tegen
gen in haar bedrijven die gericht zijn op 32,9% in 1983 blijven zij de grootste
het ontwikkelen van speerpunttechnologieen.
22) OECD, op.cit., biz. 9.
De gunstige ontwikkeling van de 23) Istituto centrale delle banche populate itakoersen der aandelen op de beurs te liane, op.cit., biz. 112.
Milaan maakte het mogelijk voor onge- 24) OECD, op.cit., biz. 9 en biz. 27.
veer 3.000 miljard lire aandelen van 25) Idem, biz. 87 en Economic and financial
bedrijven van de IRI te verkopen. Prof. indicators, The Economist, 17 januari 1987,
R. Prodi wou ook SME, de succesrijke biz. 105 en idem, 6 juni 1987, biz. 113.
dochteronderneming van de IRI in de 26) Istituto centrale delle banche populare italiane, op.cit., biz. 310.
sector van de voedingswaren verko- 27) La tribune de I’economie, 21 mei 1987,
pen aan de groep Buitoni, maar hierte- overgenomen in Persberichten van de NBB,
gen heeft Craxi zich verzet. Deze 21 mei 1987, biz. 3.
wenst als socialist niet dat de over- 28) J. Buxton, Italy lays a lighter hand on the
heidssector al te zeer wordt ingekrom- movement of capital, op.cit., biz. 31.
pen, maar is wel voorstander van de 29) Istituto centrale delle banche popular! itaverkoop van minderheidsparticipaties liani, op.cit., biz. 321.
door de overheidsholding aan de parti- 30) Berekend aan de hand van Eurostat,
Eurostatistiques 1987, nr. 4, biz. 99.
culiere sector met het oog op het ver- 31) OECD, op.cit., biz. 88.
werven van nieuw kapitaal. In de ENI, 32) Economic and financial indicators, The
die in tegenstelling met de IRI, waar de Economist, 6 juni 1987, biz. 113.
christen-democraten het voor het zeg- 33) Italy, List to the left, The Economist, 16
gen hebben, door socialisten wordt be- mei 1987, biz. 64.
R3Q
partij. Hun secretaris Ciriaco de Mita
heeft het premierschap voor zijn partij
opgeeist. Omdat de christen-democraten in het nieuwe parlement 234 zetels
bezetten tegen de socialisten slechts
94 was het voor Craxi moeilijk om tegen deze eis in te gaan. Er bestond
voor hem slechts een alternatief, nl.
een coalitie met de communisten. Zo’n
linkse regering had evenwel om een
meerderheid te krijgen in het parlement ook gesteund moeten worden
door een hele reeks kleinere partijen,
nl. de radicale partij, de sociaaldemocraten, de republikeinen en de
groenen. Van de liberalen, de monarchisten en de neo-fascisten kan uiteraard niet verwacht worden dat ze zo’n
linkse coalitie zouden steunen 34).
Voor Craxi was dit een te groot
waagstuk. Weliswaar schenen de
communisten bereid ‘faire’ regeringspartners te worden en hadden de voorzitters van de sociaal-democraten en
van de republikeinen toetreding van
nun partij tot zo’n coalitie niet uitgesloten, maar de positie van de lire was te
zwak om een experiment te wagen dat
tot een grote kapitaalvlucht zou kunnen leiden. De handelsbalans vertoont
namelijk nog tekorten ($ 1,5 miljard tekort over de periode februari tot en met
april 1987 35)) en speculatie tegen de
lire zou een linkse regering tot een devaluatie van de lire kunnen dwingen
die de populariteit van Craxi zou ondermijnen. Uiteindelijk heeft Craxi besloten dat het nog te vroeg is om de gok te
wagen en aanvaard dat de socialisten
toetreden tot een regering onder leiding van de christen-democraat Giovanni Goria. Craxi zelf wordt geen minister, maar hij heeft er zorg voor gedragen dat onder de acht socialisten
die een portefeuille krijgen voldoende
dynamische personen voorkomen, opdat de socialisten als de regeringGoria een succes wordt, een deel van
dat succes kunnen opeisen.
Craxi rekent er evenwel op dat de
regering-Goria het niet lang zal uithouden omdat christen-democraten en socialisten het over twee belangrijke zaken grondig oneens zijn, nl. of de uitbreiding van het aantal kerncentrales
moet worden voortgezet en of de belastingfraude krachtdadiger moet worden bestreden. Wat het eerste probleem betreft verdedigen de christendemocraten de voortzetting van het
huidige energiebeleid, terwijl de socialisten samen met de groenen een geleidelijke vermindering van kerncentrales voorstaan. Hierover is een referendum voorzien. Indien de christendemocraten dit verliezen staan de socialisten in een sterke positie om een
wijziging van het energiebeleid te
eisen en in geval van te grote weerstand van de christen-democraten de
regering ten val te brengen. Wat de sanering van de openbare financien betreft staat Goria in een zwakke positie.
Sinds december 1982 is hij onafgebroken minister van Financien geweest en
hij is er niet in geslaagd de begroting in
evenwicht te brengen 36). De be840
lastingsontduiking heeft zo’n omvang
genomen dat een scherpere controle
noodzakelijk is geworden. Goria vreest
evenwel dat dit zal leiden tot het verdwijnen van een groot aantal kleine ondernemingen die zonder ontduiking
van de sociale en fiscale verplichtingen niet levensvatbaarzijn. Aangezien
de meerderheid van de kleine ondernemers voor de christen-democratische partij stemt zou zo’n ontwikkeling de populariteit van die partij in
sterke mate havenen. Goria is evenwel
een knap tacticus en het is niet onmogelijk dat hij een compromis vindt
waarmee iedereen vrede kan hebben.
Voor Craxi is het niet zo gemakkelijk
de regering ten val te brengen als hij
niet over een sterk argument beschikt
om de socialistische ministers uit die
regering terug te trekken. De Italiaanse
kiezer houdt er niet van om elk jaar opnieuw naar de stembus te gaan. In afwachting heeft Craxi besloten zich op
de organisatie van zijn partij te concentreren. Hierin komen naar Italiaanse
gewoonte nogal wat lokale bonzen
voor die zich aan corruptie schuldig
hebben gemaakt en die Craxi moet
zien te vervangen door geschikte jongere politici. Of de regering-Goria
slechts een interregnum is op de weg
naar een nieuwe regering-Craxi, deze
maal waarschijnlijk met de communisten, of wel zal leiden tot een versterking van de christen-democratie zal in
de eerste plaats van de handigheid en
de moed van de nieuwe premier afhangen .
G. Vandewalle
Hoogleraareconomie aan het Rijksuniversitair
Centrum Antwerpen.
34) The reshaping of Italy, The Economist, 1
augustus 1987, biz. 47-48.
35) Economic and financial indicators, The
Economist, 1 augustus 1987, biz. 100.
36) Young Garia bubbles to the top, idem, biz.
48.